‘Aan geld geraken is geen probleem meer’
Het Belgische ecosysteem van digitale start-ups krijgt stilaan een vastere vorm. Die innoverende ondernemingen hebben vorig jaar 22 procent meer geld opgehaald dan het jaar ervoor.
De Belgische start-ups kunnen de investeerders almaar meer bekoren. Dat blijkt uit een exclusieve studie over fondsenwerving die Deloitte heeft gevoerd voor Trends-Tendances. In 2015 haalden de digitale start-ups 302 miljoen euro op om hun projecten te financieren en hun groei te begeleiden. Dat is een stijging met 22 procent tegenover 2014.
Het Belgische ecosysteem krijgt geleidelijk aan een vaste vorm: “De investeringsfondsen, de private en publieke investeerders zijn bereid geld te steken in ambitieuze technologische starters. Dat betekent dat het externe financieringsmodel de norm wordt in de sector”, zegt Jean-Michel Noé, senior manager M&A bij Deloitte Fiduciaire en auteur van de studie.
Race naar financiering
Het gaat om almaar omvangrijker operaties, zoals blijkt uit de top twintig van de fondsenwervingen (zie tabel) en enkele locomotieven trekken de bedragen duidelijk naar boven. In 2014 haalden de bedrijven op de eerste drie plaatsen (Amplidata, Odoo en Showpad) iets meer dan 28 miljoen euro op. Een jaar later zijn de podiumplaatsen goed voor bijna 50 miljoen euro.
Die vooruitgang toont aan dat de Belgische start-ups een nieuw niveau bereiken. Hoe meer ze vooruitgaan, hoe beter ze nieuwe investeerders kunnen overtuigen van de leefbaarheid van hun business en hoe belangrijker de fondsen zijn die ze binnenhalen. De ondernemingen in de top twintig hebben vaak al hun eerste investeringen gerealiseerd met zaaikapitaal, zoals dat in het jargon van de start-ups heet. De meeste onder hen zijn intussen aan hun derde kapitaalronde toe. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de thuisbezorgingsdienst Take Eat Easy, die in 2015 in twee stappen 17 miljoen euro bijeenbracht.
De evolutie op de Belgische markt ligt in lijn met de internationale markt, vindt Noé: “In de digitale sector woedt een race naar financiering”, verduidelijkt de start-upspecialist, die zeer actief is in het fondsenwervingsproces. “Er wordt geen tien jaar meer gewacht om een nieuwe technologie op de markt te brengen. Wie een goed model en een goed team heeft, kan investeerders met diepe zakken vinden. Aan geld geraken is geen probleem meer. Wat men nu wel aan de ondernemers vraagt, is dat ze hun onderneming snel op industrieel niveau brengen. De druk ligt op hun schouders.”
Die weg gaat de Brusselse start-up Take Eat Easy op. Zijn belangrijkste concurrent, de Britse starter Deliveroo, haalde in 2015 niet minder dan 170 miljoen dollar op. Het doel van de machtsstrijd is zo snel mogelijk zo veel mogelijk marktaandeel in te palmen in zo veel mogelijk steden. Voor de investeerders in die sector is de rekening snel gemaakt. Ze zijn van oordeel dat er op termijn slechts één zal overblijven, volgens het principe ‘the winner takes all‘. Dan doet het er weinig toe dat de starter verschillende jaren de verliezen opstapelt, als hij maar voldoende ruggengraat heeft om te overleven, te groeien en uiteindelijk zijn doel te bereiken.
De Belgische woestijn
In België is het zo dat wanneer een start-up in een ontwikkelingsfase komt die aanzienlijke bedragen vergt, hij vaak op een obstakel stoot. “Voor kapitaalrondes tussen 1 en 15 miljoen euro is het in België een beetje de woestijn”, legt Karim Slaoui, COO van Take Eat Easy, uit. Nadat ze 200.000 euro hadden verzameld bij drie businessangels uit hun omgeving en vervolgens een tweede kapitaalronde doorgevoerd hadden, meer bepaald met Lean Fund, gingen de medestichters van de start-up op zoek naar 3 miljoen euro. De enige oplossing om een operatie van die omvang door te voeren (die uiteindelijk nog veel omvangrijker zou blijken) bestond erin buitenlandse spelers aan te spreken. Op die manier werd Take Eat Easy gesteund door Britse investeerders (DN Capital, Piton Capital), die later het gezelschap kregen van de Duitse groep Rocket Internet.
De studie van Deloitte bevestigt dat de buitenlandse investeerders talrijker zijn om de Belgische start-ups te begeleiden. In 2015 namen de buitenlandse investeringsfondsen aan 17 procent van de kapitaalrondes deel, tegenover 8 procent in 2014. Op zich is dat geen probleem, zegt Noé, die als voorbeeld Collibra aanhaalt. Die start-up, die een programma voor databeheer ontwikkelde voor de banksector, haalde in 2015 bijna 10 miljoen euro op, de op drie na grootste operatie dat jaar. Daarvoor deed het bedrijf een beroep op Down Capital en Index Ventures, uiterst gereputeerde Britse investeringsfondsen.
“Operaties zoals die van Collibra en Take Eat Easy plaatsen België op de kaart bij Britse, Duitse en Franse durfkapitalisten. Dat is zeer positief”, vindt Noé. Buitenlandse investeringsfondsen worden almaar internationaler. Ze lonken naar alle markten, hoe klein ook. Ze hopen de gouden tip te vinden die bij hen de teller doet doordraaien. En die zou best wel eens in België kunnen worden gevonden. “De clusterredenering heeft afgedaan”, zegt de senior manager van Deloitte. De tijd dat men dacht dat start-ups enkel konden ontstaan in een gunstige omgeving met een krachtig ecosysteem, zoals in Silicon Valley, is voorbij. Decentralisatie van de competenties is nu aan de orde. En de Europese durfkapitalisten beginnen dat gegeven aan te kleven. “De Londense netwerken blijven zeer belangrijk, maar de Europese investeringsfondsen hanteren tegenwoordig een gedecentraliseerde aanpak”, bevestigt Noé. Dat is goed nieuws voor de Belgische start-ups, die op die manier een breder perspectief krijgen.
Eric Gossart is een van die investeerders die zich van dichtbij voor België interesseert. Hij is afgevaardigde voor het Franse fonds Serena Capital, dat als lead investor deelnam aan de kapitaalronde van de Belgische start-up TextMaster, die online professionele vertalingen aanbiedt. “Franstalig België is een natuurlijk verlengstuk van Frankrijk”, legt Gossart uit. “We zijn op zoek naar start-ups met een aanzienlijk groeipotentieel, die marktleider kunnen worden. Het Belgische ecosysteem interesseert ons omdat het in volle opbouw is. Er groeien heel wat initiatieven, meer bepaald op het gebied van de accelerators, en dat schept fraaie kansen.” Serena Capital financiert het eerste groeistadium voor bedragen tussen 2 en 15 miljoen. Dat zijn precies de bedragen waarvoor het moeilijk is een Belgische investeerder te vinden. “Dat is toeval. Het mangelt in België inderdaad aan dat soort kapitaalrondes, maar toevallig beantwoordt het wel aan onze investeringsstrategie, die we zonder onderscheid in alle landen toepassen”, merkt Gossart op.
Vlaanderen en Wallonië
Het globale bedrag van de kapitaalrondes stijgt. De operaties zijn almaar omvangrijker. Ze betreffen ondernemingen die een almaar hoger ontwikkelingsniveau bereikt hebben. Maar regionaal blijven er nog uitgesproken verschillen bestaan. De kapitaalrondes die door Vlaamse start-ups uitgevoerd worden, gaan over hogere gemiddelde bedragen (zie tabel). Lopen de Waalse start-ups achter? “Heel wat Vlaamse start-ups zitten inderdaad in een hoger groeistadium”, merkt Noé op. “In Wallonië bevinden ze zich nog in een vroeg stadium van ontwikkeling, wat de lagere bedragen verklaart. Maar er ontstaan almaar meer initiatieven, zoals het WING-fonds (een digitaal fonds dat het Waalse Gewest heeft opgericht, nvdr), die in de goede richting gaan en in de komende jaren tot concrete resultaten zullen leiden.”
Gilles Quoistiaux
“Er wordt geen tien jaar meer gewacht om een nieuwe technologie op de markt te brengen. Wie een goed model en een goed team heeft, kan investeerders met diepe zakken vinden” – Jean-Michel Noé, Deloitte
De tijd dat men dacht dat start-ups enkel konden ontstaan in een gunstige omgeving met een krachtig ecosysteem, zoals in Silicon Valley, is voorbij.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier