10-maal beter ?
De prullenbak van de geschiedenis zit vol technologische ideeën die het op de tekentafel wel prima deden, maar in de winkel niet. Slaagt de DVD waar DAT en DCC faalden ?
Iedereen die in de sector van de verbruikerselektronica iets te zeggen heeft, droomt er wel eens van om met de compact disc te doen wat de CD zelf met de vinylplaat heeft gedaan. Velen hebben het geprobeerd. Allen zijn ze tot nu toe mislukt.
Technologieën kunnen door allerlei oorzaken hun doel voorbijschieten. Misschien beantwoorden ze niet aan een behoefte van de markt. Misschien maken ze hun beloften niet waar. Misschien zijn ze te duur in aanmaak. Maar geen enkele van die verklaringen gaat op voor de verschillende gadgets die als opvolgers van de CD naar voren zijn geschoven. De markt voor opgenomen muziek is duidelijk enorm. De nieuwe technologieën werkten uitstekend. Ze waren niet belachelijk duur om te maken. Neen, ze faalden gewoon omdat ze onvoldoende beter waren dan de gevestigde alternatieven.
TIENMAAL.
Sinds het succes van de CD hebben risicokapitalisten een basisregel ingevoerd die zij de 10x-regel noemen en die ze hanteren om te beslissen welke nieuwe initiatieven ze zullen steunen. Ze stellen zichzelf de volgende vraag : “Is dit ding tien keer beter dan wat het vervangt ?” Of, accurater : “Zal dit ding in de ogen van de consumenten zoveel beter zijn dat zij het de moeite van de overstap waard vinden ?” Sinds de CD heeft blijkbaar geen enkele audio-technologie die test doorstaan.
Toen Sony en Philips in 1982 de CD introduceerden, wisten ze de consumenten ervan te overtuigen dat het een geweldige sprong voorwaarts was. CD’s waren inderdaad beter dan LP’s. Omdat ze beschermd werden door een laklaag en gelezen door een laserstraal in plaats van door een harde saffiernaald, hadden ze geen last van slijtage. Ze moesten niet omgedraaid of teruggespoeld worden. Ze namen minder ruimte in beslag. En sommige mensen vonden zelfs dat de opnamekwaliteit superieur was. Maar de belangrijkste troef van de CD was de timing.
Op het einde van de jaren ’70 verloor de verkoop van opgenomen muziek vaart. In 1980 begon hij zelfs terug te vallen. De tijd was psychologisch rijp voor de lancering van een nieuwe technologie. En de CD was de betere muizenval waarop de mensen zaten te wachten. In 1982 was “digitaal” een opwindend, modern concept. Men zag er enorme voordelen in. En dus steeg de verkoop razendsnel.
DAT WAS TE WEINIG.
Gesterkt door hun succes introduceerden dezelfde twee bedrijven in 1987 de DAT ( digital audio tape). De DAT heeft voordelen tegenover zowel de CD als de audiocassette (die de aanval van de CD minstens ten dele had overleefd omdat een andere technologie van Sony, de Walkman, ze mogelijkheden gaf die de CD niet had). De DAT is beter dan de CD omdat hij muziek kan opnemen in plaats van ze alleen maar af te spelen. Hij is beter dan de audiocassette omdat zijn geluidskwaliteit superieur is. Toch werd DAT een mislukking. De gangbare wijsheid is dat hij werd gesaboteerd door de platenmaatschappijen, die bang waren dat hij gebruikt zou worden om illegale kopieën te maken, wat hun verkoop om zeep zou helpen. Maar andere technologieën (met inbegrip van de CD zelf) waren óók op verzet van de platenfirma’s gestuit en zijn toch een succes geworden. De echte reden lijkt dus te zijn dat de DAT gewoon niet aan de 10x-regel voldeed.
Vandaag wordt de DAT nog gebruikt in enkele minder belangrijke toepassingen. Het is de favoriete techniek voor beroepsmuzikanten om demobandjes uit te wisselen. En de fans van groepen als The Grateful Dead en Phish (die er geen bezwaar tegen hebben dat het publiek hun optredens opneemt) maken er naar hartelust gebruik van. Dat zijn echter beperkte, gespecialiseerde markten. De fabrikanten verdienen er geen miljarden dollars mee.
DCC DEBACLE.
De twee bedrijven waren echter niet verslagen : ze probeerden het opnieuw in 1992, deze keer onafhankelijk van elkaar. Maar weer haalden ze de 10x-regel niet. Philips lanceerde de digitale compact cassette (DCC), die op z’n minst het voordeel had dat de machines die ervoor waren ontworpen ook gewone audiocassettes konden afspelen (in tegenstelling tot de DAT-machines). Sony sloeg terug met de minidisc, die de gebruiker de kans geeft om zelf op te nemen. Deze keer kon men de mislukking onmogelijk op de rekening van de platenfirma’s schrijven. Anders dan de DAT kreeg de DCC de steun van de meeste maatschappijen. En de minidisc had uiteraard Sony Music (het vroegere CBS Records) achter zich. De strijd tussen de twee systemen werd aangekondigd als het grootste, bloedigste gevecht tussen formaten sinds de videocassette-oorlog tussen Betamax en VHS. Het liep echter anders af : voor ze de kans kregen om het tegen elkaar op te nemen, werden ze allebei gevloerd door de bestaande technologieën.
De DCC bleek een totale mislukking. Hij was wel beter dan gewone cassettes, maar moest in klankkwaliteit onderdoen voor de DAT. De verklaring : Philips rustte zijn DCC-spelers uit met eenvoudige, goedkope koppen, zodat de muziek versterkt en gecomprimeerd moest worden. Dat deed het voornamelijk door de onhoorbare geluiden “weg te gooien”. De melomanen beweerden echter dat ze onvolmaaktheden konden horen in stukken met veel hoge en lage tonen. En wanneer de melomanen niet enthousiast zijn, aarzelt het publiek om te kopen.
De minidisc was geen totale flop : in Japan heeft ze nog steeds een aanhang. Maar ze heeft de rest van de wereld niet stormenderhand veroverd. Hoewel een minidisc eruitziet als een kleine CD, werkt ze helemaal anders. Het oppervlak van een CD is bedekt met kuiltjes, die de gecodeerde informatie bevatten. Een minidisc is een magnetische opname hoewel ze net als een CD door een laserstraal wordt afgelezen. Dat betekent dat ze, net als een cassette, blanco kan worden verkocht en dat men er muziek op kan opnemen. De minidisc is niet alleen beter dan de cassette op het vlak van de klankkwaliteit, maar kan ook ogenblikkelijk van het ene nummer naar het andere overspringen. Toch lijken zelfs die voordelen niet de vooruitgang op te leveren die de 10x-regel eist tenminste niet in het Westen.
De allernieuwste poging voldoet in theorie wél aan de norm. De DVD (volgens sommige bronnen staan de letters voor ” digital video disc“, volgens andere voor ” digital versatile disc“) heeft smallere sporen en fijnere kuiltjes dan de CD. Elke opnamelaag kan ongeveer zeven keer meer informatie opslaan dan een CD. Dat volstaat voor een complete platenset, een langspeelfilm of 4,7 gigabyte computergeheugen de DVD is dus echt veelzijdig. Aangezien de schijfjes twee en misschien wel vier opnamelagen kunnen bevatten (de laserstraal kan anders ingesteld worden, zodat ze onder de oppervlakte leest), halen ze op het vlak van de opslagcapaciteit moeiteloos de 10x-regel.
Nu wordt de regel dus echt op de proef gesteld. Wanneer de DVD in de handel komt (in Japan nu, in de VS in het voorjaar en in Europa, volgens Philips, vermoedelijk in augustus), zal de CD-technologie vijftien jaar oud zijn. De verkoop van CD’s blijft stijgen, maar ze hebben niet langer die moderne uitstraling. Misschien is de tijd rijp voor een verandering en misschien is de technologische sprong groot genoeg opdat dit de verandering zou zijn die inslaat.
Maar misschien ook niet. Hoewel de DVD het ongetwijfeld goed zal doen in de computer- en videotoepassingen, waar de extra capaciteit welkom zal zijn, is het de vraag of het publiek zit te wachten op plaatjes met 25 keer meer muziek. Als dat niet het geval zou zijn, is er nog altijd genoeg plaats in de prullenbak.
The Economist
COMPACT DISCS Vooral de computerwereld zit om een opvolger te springen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier