Euro kan België meesleuren in zijn val
De kans is nog klein, en de kostprijs zou catastrofaal hoog zijn. Maar als de euro uit elkaar spat, dan moet België een verscheurende keuze maken: willen we een sterke of zwakke munt? Het wordt mogelijk de giftigste splijtzwam tussen Vlaanderen en Wallonië.
De benzinetank van België en die van het europroject zijn zo goed als leeg. Dat beide metertjes tegelijk op nul staan, is geen toeval. Een politieke unie als de Belgische, of een monetaire unie als het eurogebied, kan maar bij elkaar gehouden worden als de sterkere economische regio’s de nodige solidariteit leveren en als de zwakkere regio’s de nodige discipline opbrengen. In zowel Europa als België is deze formule op haar limieten gebotst. Duitsland en andere eurolanden worden het grondig beu om de zuiderse europutten te vullen, terwijl in Vlaanderen de aversie groeit om de Waalse putten te vullen. Maar vooral het besef dat de politieke structuren niet meer volstaan om zowel rijkere als armere regio’s een perspectief te bieden, zowel in België als in Europa, doet de kruik breken.
De monetaire breuklijn door Europa
In elk geval heeft Duitsland baat bij een sterke euro. Dat geeft hun de nodige koopkracht om grondstoffen relatief goedkoop in te slaan. De rente blijft laag, wat een troef is om de kapitaalintensieve industrie te financieren. En Duitsland kan een sterke munt dragen dankzij een gedisciplineerd sociaaleconomisch beleid (met onder meer loonmatiging) en dankzij een exportmix van kapitaalgoederen waarvoor de groeilanden centen op tafel willen leggen.
De zuiderse eurolanden hebben dan weer baat bij een zwakke euro. Ze kunnen hun schuldenprobleem pas de baas als ze exportoverschotten boeken. Maar dat is alleen mogelijk als ze hun concurrentiekracht herstellen. En dat kan pas door jarenlang in te leveren, of door te devalueren. In het verleden hebben zij hun chronisch concurrentieprobleem steeds verzacht met een politiek van seriële devaluaties. De soms harde sociaaleconomische discipline die bij de deelname aan elke muntunie hoort, konden ze niet opbrengen, ook de voorbije jaren niet.
De monetaire breuklijn door België
De monetaire breuklijn die euroland verdeelt, loopt dwars door België. Het rijkere Vlaanderen heeft, net als Duitsland, meer baat bij een sterke munt, en kan daar ook mee leven. De concurrentiekracht is steviger, en het kan meer discipline opbrengen dan Wallonië of Brussel. Het zuiden van het land kon toch zijn welvaart behouden, eerst in de Belgische muntunie, en later in de Europese muntunie, niet via seriële devaluaties maar via seriële transfers van noord naar zuid, en de impliciete borgstelling van Vlaanderen voor de federale schuld. Wallonië hoefde zijn concurrentieprobleem niet aan te pakken omdat het inkomen toch min of meer verzekerd was.
Welke keuze maakt België?
De vraag die zich daarom opdringt, is welke munt België kiest als de euro uit elkaar zou spatten: de sterke of de zwakke variant. Of gaat elke deelstaat voor zijn eigen keuze? Of misschien blijft België gewoon bestaan, maar trekt alleen Vlaanderen eruit. Het Franstalige landsgedeelte erft dan Brussel, de euro én een chronisch slecht beleid. Het lijkt nog veraf, maar het eindspel is begonnen.
Het monetaire dilemma is de zoveelste splijtzwam, maar misschien wel een van de giftigste voor het voortbestaan van het politieke project België. In de jaren negentig koos België nog voor een beleid van een sterke munt via een koppeling aan de Duitse mark, al ging dat niet altijd zonder slag of stoot. Maar de drive die er toen was om, o ironie, een ticket voor de euro te bemachtigen, dwong uiteindelijk de nodige discipline af. Dat beleid verwaterde na de toetreding. Adviezen om begrotingsoverschotten te boeken werden in de wind geslagen. Tot de crisis toesloeg, en nu een regering van lopende zaken snel tot 7 miljard euro moet vinden om de toorn van de financiële markten op afstand te houden. (DK)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier