Deflatie doemt op boven het prille economisch herstel

© belga

Christine Lagarde, het hoofd van het Internationaal Monetair Fonds, ziet een joekel van een onweerswolk die de opklaring boven de wereldeconomie dreigt te vergallen.

“We zien een toenemend risico van deflatie”, verklaarde de Française onlangs tijdens een speech in Washington, waar de hoofdzetel van het IMF gevestigd is. “Dat kan het economisch herstel nekken.”

Vooral in de eurozone is de situatie precair. In december was er nog een inflatie van 0,8 procent, maar dat is een eind verwijderd van de doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB), die mikt op een inflatie van “minder dan, maar dichtbij 2 procent”. Bovendien kampen verschillende lidstaten nu al met deflatie. Over 2013 tekende Cyprus een daling van het algemeen prijspeil op van 0,4 procent. In Griekenland liep de deflatie in december op tot 2,8 procent. De eurozone dreigt daardoor, net op het moment dat ze volgens de Wereldbank op het punt staat de financiële crisis achter zich te laten, van de regen in de drup te belanden.

Zand in de motor

Net zoals inflatie goed is als er niet te veel van is, valt deflatie toe te juichen zo lang ze niet te algemeen is. Als je de prijsevolutie in een jaar vergelijkt met een rit van A naar B, dan is het openbaar vervoer interessant in een inflatiejaar. De bus betaal je immers als je opstapt. Als je – een jaar later – op je bestemming van de bus, zal de nieuwe passagier die daar opstapt een flink stuk meer betalen voor net dezelfde rit. In een deflatiejaar daarentegen is een taxi het beste idee. Die betaal je pas als je uitstapt, en de sterk gedaalde prijs per kilometer op de teller maakt het goedkoper dan wanneer je de taxichauffeur al aan het begin van de rit had moeten betalen.

Dat laatste klinkt als een wenselijke situatie, en dat is het in de meeste gevallen ook. Welke consument kan nu tegen dalende prijzen zijn? Innovatie zorgt er voortdurend voor dat de kostprijs voor het produceren van goederen daalt, wat ook lagere prijzen mogelijk maakt. Een dvd-speler kost nog een fractie van wat die tien jaar geleden kostte, en dat zal met Google Glass over een decennium waarschijnlijk niet anders zijn.

Alleen: het is een bijzonder slechte zaak als álle prijzen tegelijk dalen. Dan wordt alles goedkoper en neemt de koopkracht van het geld toe. In dat geval loont het voor consumenten om hun bestedingen uit te stellen. Met het geld dat ze nu hebben, kunnen ze volgende week meer kopen, en twee weken later nog meer. Maar waar eindigt dat? Het is alsof je in de taxi blijft zitten zo lang de prijzen dalen, en dus nooit uitstapt om af te rekenen.

Door het oppotten van geld komt er dus zand in de raderen van de economische machine. Bedrijven krijgen hun producten niet meer verkocht en stoppen met investeren. Dat zorgt voor meer werkloosheid, waardoor gezinnen nog steviger de vinger op de knip houden. De verder dalende vraag zet bijkomende druk op de prijzen, maar ook op de lonen die bedrijven kunnen uitbetalen. Die deflatiespiraal leidt tot een massale welvaartsvernietiging.

Een beetje inflatie smeert dan weer de economie, omdat ze de consument aanzet tot spenderen en de ondernemer tot investeren. Als inflatie een goede zaak is voor wie schulden moet afbetalen omdat de reële waarde er van daalt, is het omgekeerde, deflatie dus, voor hen een ramp. Niet het minst voor de grootste schuldenaar van het land, de overheid.

Cocktail

De eurozone als geheel kampt nog niet met deflatie – een daling van het algemene prijspeil – maar wel met desinflatie. Het leven wordt dus nog altijd duurder, maar de stijging vertraagt. In december bedroeg de inflatie amper 0,8 procent. Pas als de inflatie negatief wordt, spreken we van deflatie.

Er zijn verschillende redenen voor die verontrustende prijsevolutie:

Concurrentieherstel: om opnieuw competitief te worden, moeten de perifere landen een ‘interne devaluatie’ doorvoeren. Dat betekent dat de lonen en prijzen moeten dalen. Dat pijnlijke proces kon voor de euro er was, nog aangepakt worden door de waarde van de munt te verminderen, te devalueren dus.

Werkloosheid: in de eurozone zat in november 12,1 procent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd zonder baan. In Spanje en Griekenland loopt dat zelfs op tot respectievelijk 26,7 en 27,4 procent. Dat drukt op de lonen, omdat er meer concurrentie is voor de resterende jobs.

Besparingen: overheden schrappen uitgaven om hun begrotingen onder controle te krijgen, en verhogen tegelijk de belastingen. Dat weegt op de consumptie van de gezinnen en de investeringen van de bedrijven.

Sterke euro: de eenheidsmunt is met 1,36 dollar nog altijd relatief duur. Een goedkopere munt zou helpen om de inflatie op te krikken, aangezien de ingevoerde goederen en diensten dan duurder worden.

Schuldafbouw: banken, gezinnen en bedrijven bouwen hun schuldpositie af. Dat remt de geldcreatie, wat sterk deflatoir is.

Daan Ballegeer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content