De kater na de Chinese crash

© REUTERS
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Dat de beurs van Sjanghai en Shenzhen is gecrasht, betekent nog niet dat de Chinese economie aan het instorten is. Het land is er beter aan toe dan het lijkt. Maar de onbeholpen aanpak van de crash voorspelt weinig goeds over de stuurmanskunst van de Chinese leiders.

De Chinese beurzen hebben de voorbije maanden een stevige duik genomen. Sinds de piek in juni zijn de Shanghai Composite- en de Shenzhen Composite-index hun jaarwinst kwijt. Is het een correctie zonder meer? Of wijst de beursval op diepere problemen in de economie? Zorgen zijn er zeker. De export slabakt, de slechte leningen zwellen aan en de industrie is op haar zwakst sinds het dieptepunt van de financiële crisis. Volgens de regering puft de economie voort in een groeitempo van 7 procent, maar met dat cijfer wordt de spot gedreven.

Alarmerender is de manier waarop de spanningen komen bovendrijven op de markten. Op 11 augustus verbaasde de Chinese centrale bank de beleggers met een devaluatie van de yuan. In één dag bewoog de wisselkoers meer dan tijdens de meeste maanden. De devaluatie lijkt op een technische verandering in het wisselkoersbeleid, maar door de povere communicatie zagen velen het als het eerste schot in een wereldwijde muntoorlog. Sedertdien overheerst de nervositeit op de wereldwijde markten. Door het pessimisme van beleggers over de economie is de kapitaalvlucht uit China omhooggeschoten.

En dan is er de dagelijkse slachting op de beurs. De regering gooide minstens 1 biljoen yuan (140 miljard euro) in de strijd, om de koersen via de aankoop van aandelen te stabiliseren. Tevergeefs, de koersen doken alleen maar dieper.

De kater na de Chinese crash
© iStock

Dat betekent nog niet dat de Chinese economie op instorten staat. Het tumult op de markten is misleidend. De Chinese beurs is klein tegenover de economie, met een verhandelbare waarde die goed is voor een derde van het bruto binnenlands product (bbp), tegenover meer dan 100 procent in de ontwikkelde landen. Aandelen hebben weinig uitstaans met economische fundamenten. De verdrievoudiging van de beurskoersen in de eerste jaarhelft weerspiegelt net zo min een verbazingwekkende verbetering van de Chinese groeivooruitzichten als dat de koersval een voorafschaduwing is van een plotse verslechtering.

Minder dan een vijfde van het Chinese gezinsvermogen is belegd in aandelen. De koersexplosie droeg amper bij tot de groei van de consumptie, en de beurscrash zal die nauwelijks afremmen. In goede tijden leenden speculanten geld om aandelen te kopen en een deel van hen zal zijn lening niet kunnen terugbetalen. Maar het gaat over 1 procent van de totale bankenactiva. Zo’n tegenvaller is niet leuk, maar het is ook geen systemisch risico.

Zachte landing

De vastgoedmarkt is veel belangrijker voor de Chinese economie dan aandelen. Huizen en gronden maken de overgrote meerderheid uit van het onderpand in het financiële systeem en spelen een veel grotere rol als drijfveer voor de groei. De vloed aan negatieve beursberichten heeft het nieuws over het vastgoedherstel overstemd. De huizenprijzen zijn al drie maanden aan het stijgen.

De kater na de Chinese crash
© REUTERS

Jammer genoeg zal dat prijzenherstel allicht niet uitmonden in een stevige versnelling van de bouwactiviteit. De Chinese projectontwikkelaars moeten eerst nog een overschot aan onverkochte huizen wegwerken – een erfenis van de vastgoedboom van de laatste jaren. De prijzenstabilisatie vermindert het risico op een crash van de vastgoedmarkt, een gebeurtenis die in China gelijk zou staan met een beurscrash in de Verenigde Staten of Japan.

Maar volgens sommigen is de harde landing van de Chinese economie vandaag al een feit. Daarvoor wijzen ze naar een reeks fysieke indicatoren, die de groei beter zouden inschatten dan de dubieuze overheidsdata. Het spoorvervoer van goederen is geslonken, het elektriciteitsverbruik slabakt en de producentenprijzen verzinken in deflatie. Reken het allemaal bijeen, en de Chinese groei zal eerder uitkomen op 2 à 3 procent per jaar, zeggen de pessimisten.

Die inschatting is een overdreven simplificatie van de economie. De zware industrie heeft het ongetwijfeld moeilijk. De staalstreek in het noordoosten staat aan de rand van een recessie. Maar China is een economie ter grootte van een continent, aangedreven door veel meer dan de bouw van huizen en spoorwegen alleen. De dienstensector maakt al een groter deel van de nationale productie uit dan de industrie, en ze groeit snel. De kleinhandelsverkopen blijven sterk. De economische groei ligt bijna zeker onder het cijfer gepubliceerd door de overheid, maar het lijkt wel in de buurt van een zachte landing te zitten.

Komt er meer ontij, dan heeft de overheid nog voldoende maneuvreerruimte. Op 25 augustus knipte de centrale bank in de rente en ze verminderde het deel van de deposito’s die banken moeten aanhouden als reserve. Ondanks die ingrepen blijft de referentierente voor leningen van één jaar op 4,6 procent, en de reserveverplichtingen voor grote banken op 18 procent.

De centrale bank lijkt zich op te maken voor verdere versoepelingen, zodat de kosten van leningen nog lager gaan en banken nog meer geld kunnen uitlenen. Het zijn hefbomen die de meeste westerse economieën niet hebben.

Budgettair is de regering opvallend terughoudend. Voor dit jaar mikte ze op een tekort van 2,3 procent. Maar in juli kende de begroting nog steeds een overschot, dankzij belastingopbrengsten die de overheidsuitgaven overtroffen. Dat betekent dat de regering meer dan genoeg brandstof heeft om de groei op te kikkeren.

Rampzalige reactie

Al is China er redelijk goed aan toe, de vrees voor een scherpe terugval blijft. De regering staat voor enkele angstwekkende problemen. Ze probeert een schuldenberg op te ruimen die, volgens sommige berekeningen, is opgezwollen tot 250 procent van het bbp, een verdubbeling in zeven jaar tijd. Zulke toenames waren in landen als Spanje en Japan een voorbode van crisissen. Enkele structurele trends keren zich tegen China, zoals een inkrimping van de bevolking op beroepsleeftijd.

Een reeks hervormingen zou het Chinese groeipotentieel versterken. Privébedrijven moeten in concurrentie kunnen treden met overheidsondernemingen. Een grotere rechtszekerheid zou ondernemers aanzetten tot investeringen. En de verblijfregels, die het vrije verkeer van mensen belemmeren, moeten soepeler. Voorlopig botsen die hervormingen op de niet aflatende controlezucht van de Communistische Partij.

De beroering van de laatste twee maanden heeft twijfels gezaaid over de wil of het vermogen van de regering om hervormingen door te voeren. Het politieke systeem mocht dan al gebreken vertonen, veel waarnemers buiten China prezen zijn leiders om hun pientere economische beleid, dat snelle groei voortbracht en de risico’s onderdrukte. Vandaag zijn de supporters minder zeker van hun stuk.

De rampzalige reactie van de regering op de beurscrash heeft haar aura van deskundigheid besmet. De marktenregulator verbood short selling en legde beursintroducties stil. Tegen traders en een journalist loopt een onderzoek voor het verspreiden van geruchten. Staatsbedrijven kochten hun eigen aandelen in. De centrale bank leende geld uit om de beurzen omhoog te duwen. Staatsmedia kondigden de triomf van het ‘nationale team’ aan. Maar het mocht allemaal niet baten. De markten zonken nog dieper, samen met de reserves en de geloofwaardigheid van de regering.

Verdeeldheid aan de top

Uiteindelijk zal de Chinese beurs weer op haar voeten terechtkomen, maar de politieke schade zal blijven. De hele episode doet vragen rijzen over het engagement van de Chinese leiders om markthervormingen door te voeren, die nodig zijn voor de gezondheid van de economie op lange termijn.

De kater na de Chinese crash
© reuters

Een ongebruikelijk editoriaal in de People’s Daily, de spreekbuis van de Communistische Partij, had het vorige maand over de diepgaande hervormingen van de Chinese president Xi Jinping. De weerstand die hij daarbij ondervond, “ging verder dan men zich kon indenken”, aldus het artikel. Volgens sommigen staan voormalige leiders op de rem. Xi Jinping leidt een anti-corruptiecampagne die van hem de machtigste leider maakt sinds Deng Xiaoping.

Hooggeplaatste regerings- en partijleden zwijgen grotendeels over de recente gebeurtenissen. Dat voedt speculatie over de verdeeldheid aan de top. Vooral premier Li Keqiang, die de leiding had over de mislukte poging om de beurzen op te krikken, zal allicht veel kritiek moeten verduren.

Maar Xi Jinping zal moeilijk aan kritiek kunnen ontsnappen. Zijn voorgangers lieten de economie over aan hun eerste minister. Xi Jinping daarentegen bedolf zich in de economische dossiers. Hij leidt nieuwe beleidsorganen die zich buigen over hervormingen en financiën. Daardoor is het moeilijk verwijten te ontlopen als de zaken verkeerd uitpakken.

Afkalvende grondstoffenhonger

Duwt China, na enkele stuntelige maanden, de hervormingen toch door, dan kan het vooralsnog een verbazingwekkende truc voor elkaar krijgen: het openen en moderniseren van zijn economie, zonder te vervallen in een serieuze crisis. Zelfs als China daarin slaagt, blijven er negatieve gevolgen voor andere landen. De economie is op weg naar een nieuw evenwicht, met minder investeringen en meer consumptie. China moet nog veel huizen, autosnelwegen en luchthavens bouwen, maar die trend is onmiskenbaar aan het minderen.

Dat betekent een afkalvende appetijt voor grondstoffen. Dat is slecht nieuws voor bedrijven en landen die in het voorbije decennium garen sponnen bij de verkoop van bergen ijzererts, koper en steenkool aan China. Een teruglopend Chinees verbruik zou enorme gevolgen hebben: het land absorbeerde ongeveer de helft van het aluminium, nikkel en staal in de wereld, en bijna een derde van katoen en rijst.

Voor een aantal grondstoffenlanden komt daar nog een tweede probleem bij: het vooruitzicht van een renteverhoging door de Federal Reserve. Die zou een kapitaaluittocht in de richting van de Verenigde Staten op gang brengen. In het voorbije jaar verloor de Braziliaanse munt, de real, meer dan een derde van haar waarde tegenover de dollar. De duik van de real duwde de inflatie omhoog, zodat de centrale bank de beleidsrente moest verhogen tot een slordige 14,25 procent. De Braziliaanse economie zit in een recessie, investeringen in mijnen en in olie-ontginning op zee zijn in elkaar gestuikt.

Ook de munten van grondstoffenlanden als Argentinië en Mexico boerden flink achteruit tegenover de dollar. Hetzelfde geldt voor de munten van Maleisië en Indonesië, de twee grondstoffenexporteurs die het dichtst bij China liggen.

Verloren geloofwaardigheid

Het gewicht van de opkomende markten in het wereldwijde bbp is veel groter dan twintig jaar geleden, grotendeels dankzij het gewicht van China. Een tragere Chinese groei komt harder aan in de rijke landen dan toen. Niet toevallig beleefde de wereldhandel in het eerste semester van dit jaar zijn grootste terugval sinds 2009.

De crash op de beurs van Sjanghai bewijst niet dat de Chinese economie op de rand van de afgrond staat. Niettemin, de beleidsmakers in Peking hebben een slecht moment gekozen om zo veel van hun geloofwaardigheid te verliezen als de beste bewakers van de wereldeconomie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content