De Belgische inflatie schommelt hardnekkig rond de 2 procent, ver boven het Europees gemiddelde.
De inflatie in België klokt in april af op 2,04 procent, tegenover 2,24 procent in maart en 1,39 procent in februart. Dat blijkt uit cijfers die de federale overheidsdienst Economie donderdag heeft bekendgemaakt.
Er waren in april vooral prijsstijgingen voor groenten, motorbrandstoffen, alcoholische dranken en verse zeevruchten.
Prijsdalingen waren er voor elektriciteit, aardgas, fruit, lichaamsverzorgingsproducten en huisbrandolie. De blokkering van de zogenaamde afgevlakte gezondheidsindex, beslist door de regering, is in april voorbij. Met andere woorden: de indexsprong is achter de rug.
De spilindex zelf is nog niet overschreden. Wellicht gebeurt dat volgende maand, wat betekent dat de weddes van de ambtenaren en de sociale uitkeringen de daaropvolgende maanden omhoog gaan.
De inflatie op basis van de gezondheidsindex klokte in april af op 2,38 procent tegenover 2,72 procent in maart en 1,63 procent in februari. De inflatie zonder energieproducten daalde in april tot 2,39 procent tegenover 2,68 procent in maart en 1,86 procent in februari.
De kerninflatie, die geen rekening houdt met de prijsevolutie van energieproducten en onbewerkte voedingsmiddelen, bedraagt 2,19 procent in april, tegenover 2,44 prodent in maart en 1,85 procent in februari.
De inflatie in de eurozone blijft in tegenstelling tot België onder nul, en dus ver onder het streefdoel van – net geen – 2 procent dat de ECB hanteert.
Op het eerste gezicht lijkt de inflatie van 2,04 procent dus wenselijk voor de Belgische economie, maar op het tweede gezicht blijkt dat niet zo. Volgens Trends-hoofdredacteur Daan Killemaes is de relatief hoge Belgische inflatie niet het resultaat van een doorstomende Belgische economie, ‘maar vooral een gevolg van een hogere btw op elektriciteit, van te weinig concurrentie in een aantal dienstensectoren, en van het typisch Belgische fenomeen van de automatische loonindexatie’. (Belga/BO)
