België verliest concurrentieslag
Niets illustreert het Belgische competitiviteitsprobleem beter dan de continue terugval van ons marktaandeel in het buitenland. De oorzaken zijn substantiële handicaps in de loon- en energiekosten.
Niets illustreert het Belgische competitiviteitsprobleem beter dan de continue terugval van ons marktaandeel in het buitenland. De oorzaken zijn substantiële handicaps in de loon- en energiekosten.
In haar jongste rapport over België komt de OESO met interessant materiaal over ons marktaandeel. Helaas zijn de cijfers weinig bemoedigend. Tussen 1990 en 2012 is het exportaandeel van België gestaag achteruitgegaan. Ons land verloor in die periode bijna 30 procent exportaandeel. Vandaag is onze export nog goed voor amper 1,8 procent van de wereldhandel. Duitsland en Nederland slaagden erin hun exportaandeel in die periode met 5 tot 10 procent te doen groeien. Enkel Italië doet het nog slechter dan België, met een terugval van 40 procent.
De OESO-cijfers gaan over het exportaandeel in het geheel van de wereldhandel. Gegeven de opkomst van landen als China, India en Brazilië is het perfect verklaarbaar dat een economie als de Belgische dan wat moet inbinden. Om een correcter beeld te krijgen, kunnen we beter kijken naar de groep van de geïndustrialiseerde landen en hun onderlinge verhoudingen.
Geert Janssens van de denktank VKW Metena deed de oefening.
Door de groep van industrielanden te isoleren en enkel hun onderlinge handelsstromen te analyseren, haalt Janssens de effecten van de opkomende landen uit de cijfers. Tussen 2000 en 2012 verloor België in de groep van industrielanden 7,8 procent marktaandeel. Enkel Frankrijk, Italië en Griekenland doen slechter. Ook hier is Duitsland de grote winnaar op de voorgrond, met een toename van zijn marktaandeel van liefst 34,5 procent. Voor die evolutie kan geen enkele valabele reden aangedragen worden.
“Een belangrijke vaststelling is dat België in belangrijke mate kon profiteren van het aanzuigeffect van de heel sterke Duitse exportprestaties”, vult Janssens aan. “Maar dat belet niet dat we sterk terugvallen tegenover landen met ongeveer eenzelfde graad van economische ontwikkeling.”
Loonkosten op hol
Geert Janssens laat ook weinig twijfel bestaan over de redenen van die slechte prestatie. Vooral de loonkosten en sinds kort ook de energiekosten wegen almaar zwaarder op de concurrentiepositie van het Belgische bedrijfsleven. Het debat over de loonkosten is bezoedeld, vindt hij: “Omdat we in 1996 een wet op het behoud van het concurrentievermogen kregen, ontstaat de indruk dat onze loonkosten sindsdien gelijklopen met die van onze handelspartners. Dat klopt helemaal niet.”
In 2012 lagen onze loonkosten per uur 22,4 procent hoger dan in Duitsland, en 16,2 procent hoger dan het gewogen gemiddelde van onze drie grote buurlanden. Tegenover Duitsland was er een lichte verbetering in 2012, maar de conclusie kan alleen maar zijn dat onze loonkostenhandicap de jongste vijf jaar gestaag oploopt. En ook gecorrigeerd voor productiviteit liggen onze loonkosten per eenheid product sinds 1996 ruim 10 procent hoger dan het gewogen gemiddelde van de drie buurlanden.
Dure energie
Boven op de verslechtering van onze loonkostenpositie, kregen onze ondernemingen de voorbije jaren nog een bijkomende handicap te verwerken: de stijgende energiekosten. “Een recente studie van Deloitte Belgium is heel duidelijk”, zegt Geert Janssens. “In Vlaanderen betalen grote industriële verbruikers 12 procent meer voor hun energie dan hun belangrijkste buitenlandse concurrenten. Wie 100 gigawattuur per jaar verbruikt, betaalt 1 miljoen euro.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier