Gold Fields
Eerste kwartaal na de opsplitsing
4,59 EUR – 2C
Het was ongetwijfeld wat wennen voor sommige aandeelhouders dat het ‘nieuwe’ Gold Fields (GFI) niet langer een Zuid-Afrikaanse goudproducent is. De hoofdzetel van het bedrijf bevindt zich nog steeds in Zuid-Afrika en met de nog volop in ontwikkeling zijnde South Deep-mijn beschikt de groep nog over een belangrijk actief in het voormalige thuisland. De rest van de operationele activiteiten en ook de nieuwe projecten bevinden zich echter buiten Zuid-Afrika. Het gaat dan om Tarkwa en Damang in West-Afrika, St. Ives en Agnew in Australië en Cerro Corona in Peru. Het Kloof Driefontein Complex (KDC) en de Beatrix-mijnen werden ondergebracht in Sibanye Gold. Bij de splitsing kregen aandeelhouders van het ‘oude’ GFI ook een aandeel in dit bedrijf. Het nieuwe GFI produceerde tijdens het eerste kwartaal als apart bedrijf 477.000 troy ounce goud. Dat is 11% minder dan de mijnen van de groep in het laatste kwartaal van 2012 opbrachten. De operationele winst daalde op kwartaalbasis van 41 naar 27 miljoen USD. Als gevolg van de lagere goudprijs en de hogere kosten zag GFI zich genoodzaakt om een aantal maatregelen te nemen. Er werd gesnoeid in de kapitaaluitgaven en ook de exploratiebudgetten gingen op de schop. Daarnaast werden ook enkele activa met een hoge productiekost stopgezet. Bij Cerro Corona ging de goudproductie met 22% onderuit, terwijl ook 26% minder koper werd geproduceerd. Dit lag in de lijn van de verwachtingen omdat tijdelijk minder rijke ertslagen worden ontgonnen. In West-Afrika daalde de goudproductie zowel bij Tarkwa (-9%) als bij Damang (-2%) maar bij deze laatste daalde de productiekost op kwartaalbasis. Als gevolg van de hogere kosten bij Tarkwa werd het gedeelte van de productie dat de laagste marges oplevert (South Heap leach) stopgezet. St. Ives en Agnew zagen de output met respectievelijk 9 en 20% afnemen. Dit laatste was het gevolg van het sluiten van Rajah en Main, 2 onderdelen met lage ‘grades’ (goudarme ertslagen),waardoor nu enkel nog op de hoge grades wordt gefocust. Bij South Deep bleef de productie op kwartaalbasis zo goed als ongewijzigd en dit was ook het geval wat de productiekosten in dollar (USD) betreft. Het is de bedoeling dat de mijn tegen 2016 jaarlijks 700.000 troy ounce aan de groepsproductie zal bijdragen. South Deep staat ook in voor bijna twee derden van de totale reserves van GFI, die op 59,5 miljoen troy ounce worden geschat. Ondanks de kostenbesparingen daalde de operationele marge op groepsniveau van 53% naar 50%. Daarin zal de komende kwartalen wel verandering komen, want de kapitaalbehoeften van South Deep zullen verder afnemen. Het management wil wel jaarlijks 25 tot 35% van de winst blijven uitkeren als dividend. De totale productiekost daalde in het eerste kwartaal naar 1291 USD per troy ounce, tegenover nog 1355 USD in het laatste kwartaal van vorig jaar. GFI mikt voor het volledige boekjaar op een kostencijfer in de buurt van 1360 USD. De groepsproductie zal tussen 1,83 en 1,9 miljoen troy ounce uitkomen, in lijn met de prognoses die bij de opsplitsing werden gegeven. Wat de lopende groeiprojecten betreft, is het Chucapaca-project in Peru, een joint-venture met Buenaventura, het verst gevorderd.
Net zoals bij de meeste goudmijnproducenten ligt de focus noodgedwongen op het reduceren van de kosten. Dit gaat op korte termijn onvermijdelijk gepaard met een lagere productie. We hebben eerder geargumenteerd dat de opsplitsing van de groep op langere termijn een goede strategie is, maar als gevolg van de lagere goudprijzen kan het een tijdje duren voor deze keuze ook vruchten afwerpt. GFI noteert aan 0,8 keer de boekwaarde en is een stabiele dividendbetaler. Net als vrijwel elk goudmijnaandeel is ook GFI zwaar oververkocht. Een hogere goudprijs is echter noodzakelijk om tot een duurzaam herstel te komen. Beperk de positie (rating 2C).
Opbouwen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier