De jacht op de voorafbetalingen: zwaardere boete voor wie te weinig vooraf betaalt
De staat verdubbelt de boete voor wie te weinig inkomstenbelasting vooraf betaalt. De maatregel geldt vanaf de inkomsten van 2017.
Het lagerentebeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) zorgt soms voor onverwachte effecten, tot in uw belastingaangifte toe. De boete voor onvoldoende voorafbetalingen wordt immers berekend op basis van het rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de ECB. Dat tarief, afgerond tot de lagere eenheid, wordt vermenigvuldigd met 2,25 om de boete te berekenen. Sinds 2013 blijft die referentierente steken onder 1 procent. Afgerond naar de lagere eenheid komt dat dus neer op nul, ofwel geen boete. De ondernemingen en de zelfstandigen hebben dus geen enkele reden om hun belastingen op voorhand te betalen.
Om zware liquiditeitsproblemen te voorkomen, heeft de regering de voorbije drie jaar een Koninklijk Besluit uitgevaardigd waarin een ander percentage wordt vastgelegd voor de berekening van de boete. In 2014 was dat 0,75 procent, daarna 0,5 procent. Maar als er drie keer op rij een uitzondering moet worden gemaakt, loont het misschien de moeite de regel te veranderen. Voortaan is bij wet voorzien dat de referentierente niet lager kan zijn dan 1 procent. Concreet betekent dat dat de boete voor onvoldoende voorafbetalingen eensklaps stijgt van 1,125 tot 2,25 procent. De sanctie wordt verdubbeld in de hoop dat de belastingplichtigen meer belastingen vooraf zouden betalen. De voorafbetalingen liggen systematisch onder de verwachtingen. “Dat is een budgettair risico dat de regering, gelet op de huidige conjuncturele toestand, niet kan lopen”, motiveert minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA).
Bonus stijgt ook
Een interessante kanttekening is wel dat als de boete toeneemt, de bonus voor voorafbetalingen eveneens stijgt. Die is degressief over de vier kwartalen en zijn gemiddelde percentage moet overeenkomen met het percentage van de boete. Betalingen die voor april 2017 gebeuren, leveren dus een bonus van 3 procent op in plaats van 1,5 procent in april 2016. Interessant voor wie over een stevige liquiditeitspositie beschikt. Maar men mag zich niet blindstaren op die ‘risicoloze’ 3 procent. Om er recht op te hebben moet je in april 2017 betalen voor een afrekening die pas bij de inkohiering zal gebeuren en dat is in het beste geval over anderhalf jaar, in november 2018.
Zelfstandigen en bedrijfsleiders maken de berekening naargelang hun individuele situatie. Maar ze hebben een keuze, in tegenstelling tot de loontrekkenden die hun bedrijfsvoorheffing elke maand naar de staatskas zien vloeien. Het systeem levert de staat een driedubbel voordeel op: de inning zou moeizamer verlopen als de belastingbetalers alles in een keer zouden betalen; de federale schatkist financiert zich goedkoop (vandaar de eindeloze discussie over de overdrachtstermijn van de opcentiemen aan de gemeenten en de gewesten); en tot slot, zo onderstreept fiscalist Thierry Afschrift (professor aan de ULB), “kan de staat het volgende jaar sinterklaas spelen bij de terugbetaling van de belastingen”. De staat int gemiddeld 2 miljard euro te veel, die hij teruggeeft bij de inkohiering, 18 tot 24 maanden later en zonder intresten.
Christophe De Caevel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier