Groep Jan Stallaert. Schaduwboksen

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Samen met Watco palmt de Vlar de afvalsektor in Vlaams-Brabant en Brussel in. KMO’s krijgen geen kans. Na Grammet dreigt nu ook Jan Stallaert uit de boot te vallen.

Het voortbestaan van de Groep Jan Stallaert wordt bedreigd. Enerzijds loopt de exploitatievergunning van het Vlaams familiebedrijf gespecializeerd in grond-, afbraak-, ruimingswerken, transport en containers op 16 juli ’96 af. Anderzijds krijgt de onderneming maar geen toelating om op haar industriegronden (5 ha) aan de Verbrande Brug in Grimbergen een reststoffencentrum te bouwen (investering van 150 miljoen frank). Tegen deze beslissingen heeft Stallaert bij de Raad van State beroep aangetekend.

Gedelegeerd bestuurder Dora Stallaert : “Wij worden tegengewerkt. Een gezonde groep wij hebben een gekonsolideerde jaaromzet van 800 miljoen frank en een totaal personeelsbestand van 180 werknemers (exclusief een 400-tal onrechtstreeks via onderaannemers) dreigt haar aktiviteiten te moeten stopzetten wegens gebrek aan terreinen. En dat door de bemoeizucht van een semi-overheidsbedrijf, Novovil, dat haar eigen belangen de uitbating van een nabijgelegen businesspark Cargovil wil laten primeren. Met allerlei slinkse konstrukties tracht de overheid de privé uit de afvalverwerking te houden. Indien de regering deze sektor wil nationalizeren, dient ze daar openlijk voor uit te komen. Nu schaduwboksen we tegen juridische spoken. Maar we geven de strijd niet op. Niet voor niets luidt de familieleuze : als men eenmaal aan iets begonnen is, moet men dit tot het uiterste volhouden. “

Intussen palmen de Vlaamse Maatschappij voor Afvalrekuperatie (VLAR) en Watco, een kleindochter van Tractebel, de hele regio in. Zo bouwt de Vlar op dit ogenblik een milieupark in Willebroek een kopie van ons gepland reststoffencentrum, dixit Stallaert en een komposteringsinstallatie in Grimbergen. Watco (zie Trends van 17 oktober 1994) bezit al een monopolie in het Brussels afvalvervoer via haar dochters Containers De Meuter (50 %), Demets (100 %), Jan Stallaert Containers (49,9 %), De Kock (100 %), en andere. Tevens baat Watco een aantal verwerkingseenheden ter plaatse uit : een sorteercentrum voor huisvuil in Lot, een verbrandingsoven in Neder-over-Heembeek en een installatie voor industrieel afval in dezelfde gemeente (via Demets, waarvan gedelegeerd bestuurder Jean Putmans tevens levensgezel van Anne Stallaert dochter van Dora én bestuurder van Jan Stallaert Containers en Videco is). Voorts plant Watco een tweede oven van 330.000 ton in Lot.

Tenslotte vertoont het Stallaert-dossier sterke gelijkenissen met de rel rond Grammet uit Zaventem. In ’92 verhinderde de CVP-VLD-meerderheid de toenmalige plannen van het papierophaalbedrijf om in Vilvoorde een sorteercentrum voor verpakkingsafval te bouwen. Ondanks de steun van de verpakkingsindustrie (Fost Plus) én een officiële milieuvergunning blies de politiek het projekt plots op. De gemeenteraad dreigde zelfs de toegangswegen te blokkeren en het desbetreffend Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) te wijzigen. Grammet ging in beroep, maar moegestreden tegen de Vlaamse windmolens koos de familie eieren voor haar geld en verkocht de onderneming op 31 december ’92 aan de Vlar. Zo loste de overheid het proces dat boven haar hoofd hing Grammet eiste een schadevergoeding van 150 miljoen frank met de nodige bankbiljetten op. Intussen loopt het proefprojekt van Fost Plus op de site van Watco alweer zij in Lot. Wacht Stallaert nu hetzelfde lot ?

Het Brabants familiebedrijf, gelegen aan de Brusselsesteenweg in Merchtem, barst letterlijk en figuurlijk uit zijn voegen.

Al van ’89 is Stallaert op zoek naar een nieuwe vestigingsplaats. De groep groeit sterk. Bovendien staat het terrein op het gewestplan van ’77 als agrarisch gebied en landelijke woonzone ingekleurd. Op 17 juni ’93 beperkt minister Norbert De Batselier de milieuvergunning, die de bestendige deputatie tot 2012 verleend had. Vóór 16 juli ’96 moet Stallaert een nieuwe site vinden. De onderneming gaat in beroep. Milieujurist Peter Flamey, advokaat van Stallaert : “De stedebouwwet van ’93 laat een afwijking voor historisch gevestigde bedrijven toe. “

Intussen rijpt bij Stallaert het plan een reststoffencentrum te bouwen. Uit het afvalstoffenplan ’91-’95 van de Vlaamse regering blijkt in de regio grote nood aan verwerkingsinstallaties te bestaan (zie kader Vlaams-Brabant). De groep besluit twee vliegen in één klap te slaan en werpt haar oog op een industrieterrein van Socagra aan de Westvaartdijk van Grimbergen om haar aktiviteiten met uitzondering van de grond- en afbraakwerken, die in Merchtem blijven op uit te oefenen. Maar in ’90 ziet Stallaert van de koopoptie af, omdat Ovam ter plaatse een verbrandingsoven plant (nvdr – de algemeen bestuurder van Socagra Kamiel Janssens wordt later algemeen direkteur van de Vlar, die de site wel te pakken krijgt en er nu een komposteringsinstallatie op bouwt).

Iets later vindt Stallaert toch de nodige ruimte aan de Verbrande Brug in Grimbergen met rechtstreekse verbinding tot de Woluwelaan (verbonden met de Ring), wat haar vrachtwagens uit de dorpscentra houdt. In de lente van ’92 dient de groep via dochter Marsta een bouw- en milieuvergunningsaanvraag in voor een overslagstation met installatie voor scheiding van droge frakties. Daarnaast bevat het ontwerp een machine voor het indikken van slib, een containerpark, een opslagplaats voor niet-gevaarlijk, niet-giftig industrieel afval, open sorteerbakken voor inerte materialen (zoals bouw- en sloopafval), een onderhoudsgarage, stelplaatsen voor voertuigen en containers, en 11 tanks. De nadruk wordt gelegd op hergebruik van bouw- en sloopafval.

Op het eerste gezicht lijkt alles perfekt. Maar dan begint de kalvarietocht voor Stallaert. Op 23 juli ’92 schrijft het kabinet van De Batselier dat Aquafin op advies van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij (Gom) Vlaams-Brabant en de gemeenten Grimbergen, Vilvoorde en Zemst op voornoemde plaats een waterzuiveringsstation van 100.000 inwonersekwivalenten (IE) plant. Stallaert : “Deze overeenkomst vond echter plaats zonder de rechtmatige eigenaar te kennen. Dat getuigt toch minstens van enige lichtzinnigheid. “

VESTIGINGSVOORWAARDEN.

Vervolgens stelt de bedrijfsleider een ruil voor met een gelijkaardig terrein aan het Insteekdok in de nieuwe nijverheidszone Cargovil (zie situatieplan), dat uitgebaat wordt door Novovil (GOM Vlaams-Brabant en Gimvindus hebben elk 50 % in handen). Daarbuiten ziet zij geen mogelijkheden een recyclagecentrum van dergelijke oppervlakte in de regio te bouwen. Het bestuur van Milieuvergunningen bevestigt deze stelling. De stuurgroep van Cargovil oordeelt echter op 15 oktober ’92 dat de realizatie van het projekt niet mogelijk is, omdat het niet strookt met haar vestigingsvoorwaarden.

Maar Theo De Greef, milieukonsulent van Stallaert, verwerpt deze stelling : “Het reststoffencentrum oefent transport- en distributie-aktiviteiten uit, zoals Cargovil oplegt. In de praktijk worden immers alle aangevoerde materialen na sortering in deelfrakties volledig terug afgevoerd naar de verschillende verwerkingsbedrijven. Bovendien vindt geen milieubelasting plaats. Integendeel, het ekosysteem wordt juist ontlast. Dank zij de afvalscheiding kunnen de grondstoffen gerecycleerd worden. Daarom is geen milieu-effektenrapport (MER) verplicht. Voorts biedt de vergunningsaanvraag voldoende waarborgen om elke hinder of gevaar binnen de grenzen van het eigen terrein te houden. “

Advokaat Flamey noemt de vestigingsvoorwaarden van Cargovil flagrant onwettig : “Geen enkele rechtspersoon mag buiten de stedebouw- en milieuwetgeving om voorschriften van ruimtelijke ordening of ekotechnische aard aan kandidaat-investeerders opleggen. Men tracht deze draak nu juridisch recht te trekken door een BPA Verbrande Brug op te stellen (nvdr – inmiddels hebben de gemeentebesturen dit reeds goedgekeurd, rest alleen nog de handtekening van Theo Kelchtermans, minister van Ruimtelijke Ordening). Maar dan nog mag dit BPA niet afwijken van het gewestplan, dat het gebied een industriële bestemming geeft. “

Aangezien de groep ook in Merchtem moet uitwijken, dient Stallaert de nodige aanvragen voor een sorteercentrum op het terrein aan de Verbrande Brug in. Op 26 november ’92 geeft de bestendige deputatie de milieuvergunning voor 20 jaar op gunstig advies van Ovam, Aminal en het bestuur ruimtelijke ordening.

Agalev, Grimbergen, Novovil, Vilvoorde en Zemst gaan echter in beroep bij De Batselier, die de toelating laattijdig intrekt. Maar de Raad van State geeft op 16 juni ’94 Stallaert gelijk.

Ook de bouwaanvraag stuit op verzet. Op 20 oktober ’92 weigert het schepenkollege van Grimbergen de toelating. Tegen deze beslissing gaat het bedrijf in beroep bij Kelchtermans, die bijna twee jaar later op 18 april ’94 de bouwaanvraag verwerpt (nvdr – zijn kabinetschef Hugo Van Bever is ook direkteur-generaal van de Gom Vlaams-Brabant). Als argumentatie verwijst hij naar het nieuwe BPA in wording. Ook tegen deze beslissing spant Stallaert op 10 juni ’94 een kortgeding aan bij de Raad van State. Binnenkort wordt een uitspraak verwacht.

Flamey vindt de redenering van de minister diabolisch : “Enerzijds wordt Stallaert verplicht uit te wijken naar een industriezone. Eenmaal dergelijk terrein gekocht, start Grimbergen met een BPA onder het mom van een waterzuiveringsstation. Nochtans kan dergelijke installatie volgens de Stedebouwwet in gelijk welke zone geplaatst worden. In werkelijkheid dient het BPA dus als een juridische kapstok voor de niet-afdwingbare vestigingsvoorwaarden van Cargovil. Bovendien erkent iedereen het gebrek aan industrieterreinen in de regio. Toch wil men de industriële bestemming van het gewestplan wijzigen”.

PLANEKONOMIE.

Op 18 januari van dit jaar herhaalt Stallaert aan Novovil haar verzoek om een terrein van 5 ha tussen het insteekdok, de Woluwelaan en de Cockerielaan te verwerven.

Maar de Gom houdt de boot af. Advokaat Flamey : “Het hoeft geen betoog dat alles in het werk wordt gesteld om Stallaert toegang te ontzeggen tot Cargovil. Dit is een nauwelijks verholen beleid van planekonomie, wat strijdig is met het kwasi-grondwettelijk beginsel van vrijheid van handel en nijverheid. Eveneens druist dergelijke handelswijze in tegen de Europese en Belgische wetgeving op de mededinging. “

Dit standpunt sluit aan bij de kritiek van de VLD op het beleid van de overheid in de nutssektoren. Fraktieleider André Denys : “Zonder enige vorm van aanbesteding verleent de overheid monopolies aan gemengde vennootschappen, die de voordelen van de publieke en privé-sektor kombineren. Dat is geen korrekte manier van werken. Bovendien zet dit ondoorzichtig mekanisme de deur wagenwijd open voor misbruiken, waar de belastingbetaler uiteindelijk voor opdraait. “

Frank Parent, direkteur-generaal van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (Ovam) ziet wel heil in formules, zoals Aquafin of Indaver : “De huisvuilophaling en -verwerking is een zaak van openbaar belang. Net als in het buitenland oefent de Vlaamse overheid deze taak uit. Conform het principe “de vervuiler betaalt” moet elke subregio haar afvalprobleem zelf oplossen. In de praktijk staan de gemeenten of intercommunales daarvoor in. Steeds meer besteden zij onderdelen van hun opdracht uit aan de privé-sektor. Gezien de specificiteit van de aktiviteiten worden voor een bepaalde periode en geografisch gebied monopolies verleend aan uitverkoren bedrijven. Hier speelt de vrije markt alleen bij de toewijzing van de opdracht een rol. Wie het eerst met een initiatief uitpakt, maakt vaak de beste kansen. In die zin is de koek van de huisvuilverwerking al verdeeld. Alleen op het vlak van het bedrijfsafval zie ik nog opportuniteiten. De milieuheffingen stijgen zo sterk dat men ekonomisch gezien wel op recyclage moet overschakelen. Bovendien denkt de regering eraan op termijn voor bepaalde frakties een gefaseerd stortverbod in te voeren. Het is toch pure energieverspilling om gebruikt plastiek weg te gooien. “

Toch kunnen op termijn de operationele taken in de milieusektor best door de privé-sektor overgenomen worden, zegt Johny Cornillie ex-kabinetschef van Kelchtermans en Luc Van den Brande, sinds begin dit jaar gedelegeerd bestuurder van van Gansewinkel : “Het is logisch dat in een aanvangsfaze de overheid een aantal taken naar zich toe trekt, omdat ze vroeger niet bestonden. Naargelang de milieusektor volwassenener wordt en de privé zich meer ontwikkelt, zal de overheid door de feiten gedwongen worden tot een meer strategische terugtocht uit die sektor” (De Morgen van 27 december 1994). De vraag blijft dan natuurlijk of van enige konkurrentie nog sprake zal zijn als Watco met de hulp van de Vlar een kwasi-monopolie heeft verworven.

ERIC POMPEN

ANNE, MARC EN DORA STALLAERT (GROEP STALLAERT) Door de bemoeizucht van een semi-overheidsbedrijf in casu Novovil dreigt een gezond familiebedrijf met jaaromzet van 800 miljoen frank haar aktiviteiten te moeten stopzetten wegens gebrek aan terreinen.

SITUATIEPLAN RESTSTOFFENCENTRUM GRIMBERGEN Stallaert stelt een ruil voor van haar eigendom aan de Verbrande Brug(paars), waar een waterzuiveringsstation van Aquafin komt, met 2 even grote loten industriegrond langs het insteekdok in het BPA-gebied (oranje) van Cargovil.

MILIEUMINISTER NORBERT DE BATSELIER Beperkt de exploitatie van Stallaert in Merchtem tot ’96 en verzetzich tegen het reststoffencentrum in Grimbergen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content