Onderwijshervorming staat voor uur van de waarheid

Hilde Crevits (cd&v), Vlaams minister van Onderwijs -- foto: Belga © BELGA
Roeland Byl redacteur bij Trends

Het is voorzichtigheid troef bij minister van Onderwijs Hilde Crevits. In alle stilte werkt ze aan de onderwijshervorming waarvoor haar voorganger Pascal Smet de volle lading kreeg. Afgelopen weekend verraste ze door te verklaren dat de hervorming al start in 2018.

In een interview met De Morgen verrastte minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) door te verklaren dat al in 2018 de eerste leerlingen van start gaan in het hervormde secundair onderwijs. Dat is niet ver verwijderd van de oorspronkelijke timing van de vorige Vlaamse regering, die het masterplan voor de hervorming van het basis- en het secundair onderwijs had goedgekeurd. Dat plan heeft wortels heeft die teruggaan tot de tijd dat Frank Vandenbroucke (sp.a) nog het departement Onderwijs bestierde.

Domeinscholen of aso

Ongeveer één op de zeven leerlingen verlaat het secundair onderwijs zonder diploma. Voor de meeste experts is het zogenoemde watervalsysteem daarbij een belangrijke boosdoener. Dat komt erop neer dat leerlingen in een sterke aso-richting proberen te starten en geleidelijk afzakken naar minder sterke richtingen. In de perceptie zijn dat steevast richtingen in het tso of het bso. Het maakt dat sommige leerlingen langer in het aso blijven hangen dan goed voor hen is. Ze raken daardoor gefrustreerd en verlaten de schoolbanken vroegtijdig.

De onderwijshervorming schuift domeinscholen als de oplossing naar voren. Er zouden vijf domeinen worden afgebakend: ‘wetenschap en techniek’, ‘taal en cultuur’, ‘welzijn en maatschappij’, ‘kunst en creatie’ en ‘economie en organisatie’. Binnen die domeinen zouden alle richtingen van het bso, tso, kso en aso vanaf het derde middelbaar een plaats krijgen in dezelfde school.

Onderwijsspecialist Kristof De Witte (KULeuven): “Omdat de domeinscholen in een bepaald interesseveld alle richtingen aanbieden, wordt de mobiliteit tussen een meer theoretische en een meer arbeidsgerichte richting gemakkelijker _ in beide richtingen. Het wordt eenvoudiger om in te spelen op de interesses van een leerling. Nu worden te vaak negatieve keuzes gemaakt. Veel scholieren kiezen door eliminatie en proberen zo lang mogelijk in het aso te blijven. Domeinscholen kunnen dat veranderen, en dat zou de uitval verminderen.”

Zonder schotten

In april 2015 presenteerde minister Crevits de resultaten van de doorlichting van de bijna driehonderd studierichtingen die in de tweede en de derde graad bestaan. “Er zijn aantal merkwaardige vaststellingen uit die screening gekomen”, zegt ze. “Van een aantal studierichtingen is het moeilijk in te schatten of ze een goede basis vormen om voort te studeren, of ze georiënteerd zijn op de arbeidsmarkt, of geen van beide doen. Onderwijs is volgens mij een verhaal van kansen bieden. Het is daarom cruciaal erover te waken dat elke jongere bij zijn studiekeuze duidelijk weet welke toekomstkansen die keuze biedt.”

Crevits is voorstander van het rationaliseren van het aantal studierichtingen. Maar worden de schotten tussen het aso, het bso en het tso nu afgeschaft of niet? “Ik twijfel totaal niet aan het verdwijnen van die schotten”, zegt ze. “Er zijn veel technische richtingen die uitstekend voorbereiden op voortstuderen, en er zijn andere die voorbereiden op de arbeidsmarkt. Volgens mij worden die schotten op termijn vanzelf overbodig. Met die kanttekening dat het best mogelijk is dat sommige scholen zich meer specialiseren in de voorbereiding op de arbeidsmarkt, en dat andere meer mikken op de doorstroming naar het hoger onderwijs.”

Met andere woorden: de kwestie wordt voorlopig verdronken in de techniciteit. In het taalgebruik schuift het afschaffen van de schotten op naar de rationalisering van de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs. Scholen krijgen daarbij geen keuze opgelegd over hoe ze zich als domeinschool met verscheidene studierichtingen of als campusschool met diverse locaties moeten profileren.

Brede eerste graad

Een ander heikel punt in het onderwijshervormingsplan is de zogenaamde brede eerste graad. Volgens de hervorming komt er in de eerste twee jaren van het secundair een gemeenschappelijke sokkel van 27 lesuren per week, met meer aandacht voor wetenschappen, economie en cultuur. Daarnaast zijn er vijf uren voor differentiatie in het eerste jaar. In het tweede middelbaar wordt dat differentiatiepakket zeven uur.

De terminologie ‘brede eerste graad’ ligt gevoelig. Crevits poneert dezer dagen dat ze geen eenheidsworst wil in de eerste jaren. N-VA benadrukt graag dat er aan de eerste graad niets verandert. Lieven Boeve liet zich al meermaals ontvallen dat zo’n brede eerste graad er eigenlijk al is.

“Ik denk wel dat iedereen de noodzaak van een uitgestelde studiekeuze erkent”, zegt Kristof De Witte. “Het begrip van de brede eerste graad wakkert de angst aan dat er onvoldoende uitdaging zou zijn voor sterke leerlingen. Ik denk dat zo’n angst onterecht is, zolang de differentiatie maar goed gebeurt. Dat geldt trouwens net zo goed voor sterke als voor zwakke leerlingen. De mogelijkheden met zogenoemde plusuren zijn legio, maar het vergt wel extra kennis van leraren. Die kennis zit nu onvoldoende in de lerarenopleiding.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content