Als water en vuur

Concentratie in de pits. © Johnnie Walker

Whisky en autoracen lijken op het eerste gezicht niet samen te gaan. Tot Johnnie Walker tien jaar geleden zijn schouders onder een unieke campagne zette: de formule 1 als vaandeldrager van kwaliteitswhisky en van alcoholvrij rijden.

De Formula One Paddock Club is niet zomaar een club – het is een reizend theater of, beter nog, een chique pop-up die jaarlijks 21 plaatsen in de wereld aandoet, telkens voor drie dagen. De plek biedt enkel toegang aan de happy few met een uitnodiging, en aan enkele enkelingen die daarvoor 3700 tot meer dan 5000 dollar veil hebben. Voor drie dagen welteverstaan.

HET PACT TUSSEN RIJDEN EN DRINKEN

Ter gelegenheid van de Grand Prix van Duitsland is Johnnie Walker onze gastheer. Dat is niet alleen het merk dat in de branche van sterke dranken de grootste omzet ter wereld realiseert, het is ook meer dan alleen maar een naam op de McLaren-bolides. Rob Walker, erfgenaam van de zesde generatie van de Walkers-distilleerders, bezat in de jaren 50 en 60 een stevige reputatie in het F1-wereldje. In 1953 zette hij zijn eigen F1-team op en hij zou de meest succesrijke privateer in de geschiedenis van deze sport worden. In die tijd droegen de F1-wagens nog de nationale kleuren en Rob Walker koos niet geheel onverwacht voor de Schotse kleuren, blauw met een witte streep. Aanvankelijk betekende dat een schok voor de Britten die door de bank hun wagens in British Racing Green zetten. Tot bleek dat Rob Walker verre van een eendagsvlieg zou worden.

Omdat Rob Walker zelf geen wagens bouwde, ging hij voor een Cooper-chassis en strikte hij enkele tenoren om voor hem te rijden. Zowel Stirling Moss, Jack Brabham, Graham Hill als Jochen Rindt kroop achter het stuur van de blauw-witte wagens. Vanaf 1960 switchte Walker naar Lotus en schreef meteen geschiedenis: Stirling Moss won dat jaar in een van zijn wagens de Monaco Grand Prix, de meest prestigieuze van het seizoen. Tussendoor bracht Rob Walker ook de allereerste vierwielaandrijver uit de F1-geschiedenis aan de start, een Ferguson P99. De distilleerder was niet vies van afwisseling, haalde de sponsoring van Brooke Bond Oxo binnen, ontfermde zich ook over het jonge Surtees-team, en werd manager van Mike Hailwood. In 1974 gaf hij er de brui aan, wierp zich op de journalistiek en werd een gewaardeerde medewerker van het Amerikaanse autoblad Road & Track.

Johnnie Walker slijt jaarlijks 20 miljoen kraten van elke 12 flessen in ongeveer 200 landen.

Diageo is een Britse multinational die in 1997 werd opgezet toen Guinness plc en Grand Metropolitan plc de handen ineensloegen om zowel bier als sterke dranken te verkopen. De bekendste merken van de groep zijn de wodka Smirnoff, naast liefst 21 merken van single malt whisky’s, waaronder bekende namen als Dalwhinnie, Talisker, Cragganmore, Oban en Laga-vulin. Maar Johnnie Walker, dat jaarlijks zo’n twintig miljoen kratten van elk 12 flessen in zo’n 200 landen slijt, is wellicht het allerbekendste van de merken. Sinds 2005 is het sponsor van het formule 1-team McLaren en die combinatie kan op het eerste gezicht verbazen, omdat drinken en racen nu eenmaal niet samengaan. Dat begrepen ze ook bij Johnnie Walker en daarom lieten ze de merknaam een originele verbintenis aangaan: het richtte Join the Pact op, een initiatief om wereldwijd de boodschap dat drinken en rijden niet samengaan, in de verf te zetten. Ambassadeur van dit spraakmakende initiatief werd tweevoudig F1-wereldkampioen Mika Häkkinen.

STRESS IN DE PITS, LUXE IN DE CLUB

De dag voor de Grand Prix van Duitsland gonst het van bedrijvigheid en spanning in de garages van elk van de F1-teams. Bij McLaren, dat met 182 grand-prix-overwinningen op een unieke geschiedenis kan terugblikken, loopt het niet allemaal over rozen. Vorig jaar ging het team een engagement aan met de motorenbouwer Honda maar die combinatie leverde vooralsnog niet de verwachte resultaten op. Ondanks de aanwezigheid van een dreamteam met tweevoudig wereldkam-pioen Fernando Alonso en voormalig wereldkampioen Jenson Button. De technische ploeg werkt zich uit de naad om het tij te keren. Hun voornaamste middel om aan de achterstand te sleutelen is de telemetrie, de draadloze verbinding met de sensoren die de prestaties van de wagen en de rijder via zo’n 150 verschillende parameters opmeten en doorspelen aan de ingenieurs. Dat gaat van de temperatuur van de olie en de slijtage van de remmen, via het motormanagement tot de hartslag en het vochtverlies van de piloten. Sommige van de ingenieurs zijn lijfelijk aanwezig in de box en worden aangevuld door een panel specialisten dat in real time in het Engelse hoofdkwartier de prestaties meeleest, analyseert en probeert te verbeteren. Geen geringe klus voor wie in de pits staat, omringd door lawaai, gebrul van voorbijkomende motoren en met een chronisch plaatsgebrek. Ook de piloten zelf ontvangen tijdens het rijden informatie van de technische staf, maar om overbelasting en verwarring te vermijden, is het aantal gesprekspartners beperkt tot twee: de race engineer en de performance engineer.

Een ontspannen sfeer in de Formula One Paddock Club.
Een ontspannen sfeer in de Formula One Paddock Club.© Johnnie Walker

Een paar meter hoger heersen dan weer de rust en de luxe van de ruimte: de Formula One Paddock Club is de ideale plek om te genieten van het snelste circus ter wereld zonder gestoord te worden door het hectische karakter ervan. In de verschillende zithoeken liggen de gasten languit voor de grote schermen om de 22 acteurs met een snelheid van 330 kilometer per uur aan het werk te zien. De beelden blijken haarscherp, de inspanning van de piloten lijkt van een vanzelfsprekende eenvoud. De McLaren-boys scheuren door de bochten, maar schieten nog net dat ietsje tekort om de top tien te halen. Aan hun staat van dienst kan het niet liggen. De 36-jarige Jenson Button is met zijn 295 grand-prixstarts de meest ervaren man van het pack. Bovendien staan er vijftien grand-prix-overwinningen op zijn naam. Zijn teamgenoot Fernando Alonso is een jaartje jonger en stond 263 keer in de startblokken. Gelokt door de faam van de Honda-motoren ruilde hij eind 2014 zijn zitje bij Ferrari voor dat bij McLaren. De derde man blijft evenwel onzichtbaar. Nochtans is onze landgenoot Stoffel Vandoorne de rijzende ster. Voorlopig mag hij enkel aantreden als een van de twee tenoren verstek moet geven. Alonso’s ongeval aan het begin van het seizoen, gaf hem die kans. Terwijl de wereld de prestaties van de nieuwkomer met argusogen volgde, finishte hij tiende in de Grand Prix van Bahrein, wat McLaren zijn eerste punt van het seizoen opleverde. Maar de bevestiging van zijn talent moest uitblijven: bij de volgende grand prix was Alonso weer fit…

GASTRONOMISCHE EN ANDERE HOOGSTANDJES

Terwijl de heren zich tijdens de kwalificaties uit de naad werken, is er een etage hoger tijd zat om van de sfeer te proeven. Aan de muren hangen magnifieke beelden uit de tijd van toen, toen de grand prixs nog boordevol risico’s staken, de helden in hemdsmouwen met 300 per uur langs de Ardense weiden scheurden terwijl de toeschouwers onbeschermd op de boordstenen zaten. We herkennen Jochen Rindt, die in 1970 postuum wereldkampioen werd en zijn knappe vrouw Nini. Drievoudig wereldkampioen Jackie Stewart, wereldkampioen Jim Clark, die op dit eigenste circuit het leven liet en zijn geniale ontwerper, Lotus-baas Colin Chapman. Jacky Ickx die er zestien uitzag toen hij in 1968 in Rouen zijn eerste Grote Prijs won.

Ook de chefs staan in de kijker: ze hebben elk hun eind- je stand, waar ze een kreeftensla serveren of grilled monkfish met geroosterde aubergine en tomatenratatouille. Of homemade riga-toni met buffelmozzarella en langzaam geroosterde tomaten. Er is chicken tikka masala, een selectie van kazen en de very special chocolate tart. Elegante hogeschoolstudentes, van wie sommige het hele seizoen met het circus meereizen, serveren een pouilly fumé en een Château Villa Bel-Air.

En er loopt nogal wat schoon volk rond. Zo maken we bij de lunch kennis met Nikeata Thompson, een Duitse choreografe met Britse roots. Ze werd zes keer Duits atletiekkampioen op de hoge horden, maar ontdekte haar echte passie pas toen ze negentien was en in Berlijn voor het eerst in een club met zwarte dansmuziek belandde. “Ik wist meteen waar mijn toekomst lag, maar mijn blanke pleegouders waren in shock toen ik mijn plannen ontvouwde. Die zagen opeens het beeld van een halfnaakte stripper voor zich, of van een paaldanseres. Weet ik veel. Maar ik zette door, ging apart wonen en belde mijn Britse ouders. ‘You’ve got to do what you have to do’ stelde mijn moeder me gerust.”

Nikeata ging er vol tegenaan en runt tegenwoordig in Berlijn haar eigen Urban Dance School. In september begint ze met danslessen op het internet. Maar wat doet zo’n zwarte danseres in godsnaam in de Formula One Paddock Club? “Johnnie Walker zocht me aan om met Mika Häkkinen de Berlijnse campagne rond Join the Pact op gang te trekken, en ik dacht er geen moment aan om te weigeren. Als tiener verloor ik vier vrienden bij een auto- ongeval. Op het moment zelf dringt het niet tot je door dat je ze nooit ofte nimmer zal terugzien. Maar met de jaren is het gemis alleen maar groter geworden. Dus gaf ik Mika Häkkinen een steuntje en ik ben wat blij met de massa’s nieuwe handtekeningen die we verzamelden.”

www.johnniewalker.com

TEKST & FOTO’S PIERRE DARGE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content