Uitgeverij Plaizier in Bozar: ‘Ik zie de wereld in postkaarten’

MIEKE, WIJNAND EN KLAARTJE PLAIZIER "Mensen zoeken opnieuw persoonlijk kaartjes uit voor anderen." © franky verdickt
Sjoukje Smedts  medewerker van Trends

Al veertig jaar toont uitgeverij Plaizier de voor- en de achterkant van Brussel op haar typische postkaarten. Dat doet ze sinds kort ook in Bozar. Maar het begon allemaal met een paar staatsgrepen.

Hoe meer staatsgrepen, hoe ” beter.” Dat was ooit zijn credo, vertelt Wijnand Plaizier met een glimlach. Die staatsgrepen én de reizen van de paus deden Carpress draaien, het cartografische agentschap dat zijn vader in 1950 opende bij het Noordstation in Brussel. De Plaiziers stippelden die reizen uit op een kaart, net zoals het parcours van de Tour de France. “Ook die zorgde jarenlang voor een groot succes. We reden naar Parijs om het parcours op te halen. Artiesten zoals Ever Meulen tekenden de renners op de kaart en de kranten abonneerden zich daarop. Elke dag doorbladerden we ze allemaal, om na te gaan wie welke auteursrechten moest betalen”, blikt Plaizier terug.

Plaizier was verantwoordelijk voor de drukkerij van Carpress. “Maar de komst van de computer veranderde veel. Plots wilde elke krant haar eigen grafische materiaal, om niet langer hetzelfde te publiceren als de concurrenten. Al snel gingen ze hun eigen kaarten maken.” Alleen de drukkerij bleef bestaan, op zoek naar een niche die het langer zou uithouden. Het werden affiches en prenten, maar vooral postkaarten. Of hoe de Plaiziers opnieuw kozen voor een product dat sinds de komst van het internet al enkele malen dood – en opnieuw levend – is verklaard.

“Mensen vragen ons nog altijd of het wel haalbaar blijft om postkaarten uit te geven”, zegt Mieke, Plaiziers echtgenote. Zij startte met de verkoop van de prentkaarten, in haar Brusselse winkel. “Eerst was het een galerie. Ik wilde zelf iets opzetten en ging daarom werk uitzoeken op de eindejaarstentoonstellingen van kunstscholen. Alleen had dat niet het verhoopte resultaat, want er kwam amper iemand de winkel binnen. Tot we eens een postkaart in de etalage legden. Om die voor vijftien frank te kopen, liepen de klanten wel binnen.”

Vijftien jaar na het faillissement moeten we Sabena nog betalen voor beelden

Zo is het volgens Mieke Plaizier nog altijd. Toen de economische crisis in 2008 uitbrak, voelde de uitgeverij wel enige terughoudendheid, maar die is voorbij. “Mensen kopen nu vaker dan vroeger postkaarten om ze bij hen thuis op de boekenkast te zetten”, heeft ze gemerkt. “Het kost hen weinig en ze kunnen er een tijd naar kijken.” Ook het versturen van postkaarten is volgens haar aan een comeback begonnen. “Een paar keer klikken op je computer maakt tegenwoordig maar weinig indruk meer. Daarom kiezen mensen voor een tegenreactie en gaan ze opnieuw persoonlijk kaartjes uitzoeken voor anderen. We wisten natuurlijk niet zeker dat het zo zou uitdraaien, maar in de winkel voelden we wel dat de interesse voor onze kaartjes bleef bestaan.”

Toevalstreffer

Veertig jaar na de oprichting van de uitgeverij toont nu ook Bozar interesse voor de kaartjes van Plaizier. Nadat het familiebedrijf er ging aankloppen, was een overzichtstentoonstelling snel beklonken. De Plaiziers selecteerden daarvoor meer dan 600 kaarten, vooral met foto’s van Brussel. Je zou verwachten dat ze daarvoor stapels dozen in hun magazijn moesten doorploeteren, maar dat valt reuze mee. Hun archief staat in hun geheugen gegrift. Zo lijkt het alvast als Wijnand en Mieke Plaizier en hun dochter Klaartje het met elkaar over een kaart hebben. Na enkele vage beschrijvingen duikelt Wijnand steevast de bedoelde kaart op uit de selectie die hij heeft meegebracht.

Bijvoorbeeld de nieuwjaarskaart voor 2001, waarop een ouder koppel vrolijk zwaait naast hun huisnummer op de Waversesteenweg 2001. “Zestien jaar later verkoopt die kaart nog altijd goed”, weet Wijnand Plaizier. Ook zonder dat het huisnummer jaarlijks met Photoshop wordt aangepast. Hij toont alweer een volgende kaart, van een onafgewerkt Atomium. Op de voorgrond staat een van de werkmannen, alsof hij het bouwwerk helemaal alleen aan het afwerken is. De Plaiziers vonden de foto in de archieven van het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. “Hier kende niemand dat beeld. Als je het dan in je etalage legt en merkt dat het klanten aanspreekt, geeft dat een enorm gevoel van voldoening.”

We blijven een klein bedrijfje, we komen met minder toe.

Het uitzoeken van foto’s, tot op rommelmarkten toe, doet Wijnand Plaizier nog altijd het liefste. “Ik zie de wereld in postkaarten. Kijk bijvoorbeeld hoe het licht verandert zodra de zon hier binnenvalt in de Koningsgalerij. Af en toe maak ik zelf ook foto’s, maar ik ben geen echte fotograaf. Meestal schakelen we iemand in.” Fotografen bieden hun werk ook zelf aan. “Iemand die een toevalstreffer maakt, denkt er soms rijk van te worden”, zegt Mieke Plaizier. “Dat kan natuurlijk niet, als je weet dat wij telkens duizend kaarten drukken die voor 1 euro per stuk in de winkels worden verkocht. Reken daar je drukkosten bij en het feit dat winkels en onze verdelers bij ons tegen een lager tarief inkopen, en je weet het wel. Professionele fotografen zijn realistischer, zij weten hoe onze handel werkt.”

“We hebben echt moeten leren hoe we nee moeten zeggen. Je wil niet dat zo’n fotograaf gebukt naar buiten gaat omdat wij geen kaartje in zijn beeld zien, maar we moeten keuzes maken. Niet elke foto is commercieel even interessant en onze uitgeverij moet het hoofd boven water kunnen houden.”

Meer blauw, minder rood

Wijnand Plaizier onderhoudt goede contacten met onder meer het Atomium, het Hortamuseum en zelfs Sabena. “Meer dan vijftien jaar na het faillissement moet je uiteraard nog altijd rechten betalen als je foto’s van Sabena gebruikt. Maar goed, de verhouding met de organisatie is aangenaam.” Bij beelden die niet meteen aan een organisatie te linken zijn, gaat de familie Plaizier zelf op zoek naar de rechtenhouders. “Soms zijn dat dure fotoagentschappen, zoals Magnum. Gebruik je een foto van hen, dan ben je alleen aan de rechten al zo’n 500 euro kwijt. Oké, dan heb je wel een prent van een grote fotograaf, maar dat is voor ons gewoon niet haalbaar.”

Al gebeurt het omgekeerde soms ook: dat er helemaal geen rechtenhouder te vinden is. “Bij heel oude foto’s wagen we het er dan gewoon op”, vertelt Wijnand Plaizier. “In die veertig jaar hebben we nog nooit meegemaakt dat iemand kwam aankloppen met de melding dat we geen toestemming hadden om zijn foto te gebruiken. Gebeurt dat toch nog, dan vragen we gewoon hoeveel kaarten die persoon in ruil wil”, lacht hij. “Ach, dat uitgeven is één ding. Het verkopen dat er daarna bijhoort, is toch nog een heel andere stiel.”

Vroeger was dat eenvoudiger, vindt ook Mieke Plaizier. “In de winkel kwamen de mensen naar ons toe.” Toch besliste het koppel de winkel in de Spoormakersstraat in 2013 over te laten. “We moesten daar alle dagen zijn. Dat vergt veel van een mens”, herinnert Wijnand Plaizier zich. “Sindsdien verkopen we niet langer aan particulieren, maar aan andere winkels en musea. Dat is belangrijk om te overleven als uitgeverij, maar het betekent wel dat ik de baan op moet. Dat is fijn als je al een goed contact hebt met een winkel. Er zijn ook nog groeimogelijkheden, want meer en meer boekenwinkels lokken klanten binnen met kaartjes. Maar het is hier nog niet zoals in Nederland, waar elke boekenwinkel twee of drie kaartenmolens heeft.”

Fotografen die een toevalstreffer maken, denken daar soms rijk van te worden.

Wijnand Plaizier focust zo vaak als hij kan op de andere aspecten van het uitgeversleven. Op het drukproces bijvoorbeeld. Hoewel ook drukken niet langer binnenshuis gebeurt, gaat hij er prat op dat hij bijna altijd zelf naast de drukpersen staat. “Doe ik dat niet, dan is het toch niet naar mijn goesting. Ik zeg graag of er daar een beetje meer blauw moet, of daar wat minder rood.” Zijn echtgenote glimlacht. “Herinner je je die agenda waarvan de bladzijden al waren gedrukt en die we op eigen kosten toch opnieuw lieten maken?” Hij knikt. “Ik was nog zo blij achteraf.” Loslaten wordt dan ook moeilijk, beseft hij. “Ik doe het waarschijnlijk tot aan mijn dood. Of toch zolang ik kan.”

De achterkant van Brussel

De familiale opvolging is nochtans verzekerd. Dochter Klaartje stapte enkele jaren geleden mee in het bedrijf en beslist sindsdien mee over de toekomst van Plaizier. “Het is zo gegroeid”, vertelt ze. “Omdat we elkaar door en door kennen, kunnen we ook al eens een meningsverschil hebben zonder dat het uit de hand loopt.” Wordt zij dan de vrouw die Plaizier nog een internationale toekomst geeft? Ze onderhoudt bijvoorbeeld contacten met een Scandinavische verdeler.

“De helft van onze kaarten bestaan uit beelden van Brussel. Daar zijn ze in pakweg Amsterdam niets mee”, reageert ze. Dat hoeft volgens haar geen probleem te zijn. “Omdat we niet alleen de toeristische trekpleisters zoals Manneken Pis op onze kaarten zetten, spreken we in eigen stad al een brede doelgroep aan. Behalve de toeristen kopen ook Brusselkenners en -liefhebbers onze prenten.”

De verdeler die Zwitserland, Frankrijk en Duitsland voor zijn rekening neemt, port Plaizier toch aan om bijvoorbeeld meer kaarten van Duitse steden in omloop te nemen. “Daar zoeken we dan wel naar, maar eigenlijk moet je daarover getipt worden. Je hebt daar als Belg nooit de juiste voeling mee. Komen we op een databank een Duitse foto tegen, dan blijft het moeilijk in te schatten wat die voor de lokale bevolking kan betekenen”, vindt Klaartje Plaizier.

Haar moeder vult aan. “We werken ook gewoon anders dan veel andere uitgeverijen. Kaartjes die aan zee worden verkocht, worden in grote aantallen gedrukt en kunnen daardoor goedkoper worden verkocht. Dat kan alleen als je kaarten maakt van voor de hand liggende plekken. Terwijl wij liever ook de achterkant van Brussel tonen. Dat kan omdat we een klein bedrijfje zijn. We komen met minder toe, ook al hebben we niet de grote reserves.”

Dode wijk

Die achterkant van Brussel zagen de Plaiziers de voorbije decennia trouwens serieus veranderen. Volgens hen vaak in goede zin. “Vijftien tot twintig jaar geleden leek het in enkele Brusselse buurten nog hopeloos. Ons depot, aan het Oud Korenhuis, lag bijvoorbeeld in zo’n dode wijk. Taxichauffeurs wilden er zo veel jaar geleden zelfs niet stoppen. Vandaag is het een aangename buurt met terrasjes. Al heeft Brussel nog altijd af te rekenen met veel moeilijkheden.”

De heropleving van de stad vertaalt zich dan ook in de producten van Plaizier. Zeker als het een “knalonderwerp” is, zoals Wijnand Plaizier het noemt. “Neem nu de heraanleg van het De Brouckèreplein. Toen de heraanleg in de startblokken stond, hebben we een kalender uitgegeven met foto’s van veel vroeger tot nu. Ook de plannen voegden we toe. Dat werkte. De stad heeft toen trouwens ook wat exemplaren afgenomen, dat hielp natuurlijk.”

Is er dan vandaag een nieuw credo? Hoe meer wegenwerken, hoe beter? Mieke Plaizier: “Nee, je gaat ons niet horen zeggen dat we daar onze omzet mee opkrikken. Mensen zien liever positieve onderwerpen, geloof me.”

Brussel is een Plaizier loopt tot 10 september in Bozar in Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content