Deevid De Meyer (Brainjar): ‘We zouden het onderzoek naar artificiële intelligentie beter even pauzeren’

© .
Stijn Fockedey
Stijn Fockedey Hoofdredacteur a.i.

Ook 2021 was een bewogen jaar voor artificiële intelligentie. Onderzoekers maakten met de technologie een 3D-blauwdruk van alle eiwitten, maar tegelijk gebruiken China en andere autoritaire staten AI om hun bevolking in het gareel te doen lopen. Volgens Deevid De Meyer, oprichter van de AI-specialist Brainjar, zullen we moeten improviseren om de schadelijke impact van artificiële intelligentie te milderen, want een collectieve pauze en bezinning over het onderzoek zit er niet in.

Brainjar is wellicht een nobele onbekende voor u. Het is een van de ‘uitvindersbedrijven’ van Raccoons, een onderdeel van De Cronos Groep. Dat is een van de grootste IT-dienstverleners in België. Het gros van haar dochterbedrijven richt zich op de meer klassieke IT-projecten, maar de voorbije jaren bouwde ze ook activiteiten uit in de toepassing van meer complexe en iets meer experimentele technologie. Brainjar is zo’n bedrijf. Het werkte onder meer al voor TVH en Van Marcke, waarvoor het software ontwikkelde om orders te verwerken door automatisch informatie uit documenten te halen.

Medeoprichter Deevid De Meyer is gefascineerd door spitstechnologie zoals quantumcomputing en is gespecialiseerd in artificiële intelligentie. Hij is een zeer goede gesprekspartner om de balans van 2021 op te maken op het gebied van artificiële intelligentie. Eigenlijk is dat ook de balans van 2020, want het coronavirus teistert nog altijd de wereldbevolking. Vanaf de start van de coronacrisis waren de verwachtingen hoog gespannen. Velen vestigden hun hoop op artificiële intelligentie om de crisis te bezweren.

“Het is geen triomf geworden”, vertelt Deevid De Meyer. “De hoge verwachtingen zijn op veel vlakken niet ingelost. De automatische analyse van longscans is een van die voorbeelden waar men er nog niet is. Tegelijk heeft het voorbije anderhalf jaar voor een stille revolutie in data gezorgd. Het is bijvoorbeeld de normaalste zaak van de wereld dat we via een adresopzoeking op Google kunnen zien hoe druk het ergens is of zal zijn. Dat is een zeer complexe integratie van enorme hoeveelheden livedata. Zo zijn er nog interessante ontwikkelingen geweest. De meer in het oog springende cases blijven misschien wat achter, maar artificiële intelligentie wordt zowat overal in software gestopt. Het werkt ook meestal zo vlekkeloos dat we het niet altijd meer als artificiële intelligentie willen klasseren. De kortste definitie daarvan is dat je computers menselijke dingen laat doen. Daarom zeggen ze vaak dat als het heel goed werkt, het eigenlijk geen artificiële intelligentie meer is” (glimlacht).

Stagneren de toepassingen van artificiële intelligentie een beetje?

DEEVID DE MEYER. “Neen, onder de waterlijn gebeuren er zeer interessante dingen. Ik vind Alphafold van het AI-zusterbedrijf van Google, Deepmind, een van de meeste spectaculaire verwezenlijkingen. Het heeft een bibliotheek gemaakt met 3D-weergaves van alle eiwitten. Dat was een probleem in de biologie en Alphafold heeft dat opgelost door op een ingenieuze manier data te analyseren. De impact daarvan wordt wellicht enorm. De bibliotheek wordt wellicht de bron van heel wat nieuwe biotechinnovaties.”

Al die wetenschappelijke innovaties worden overschaduwd voor de vrees dat het gebruik van artificiële intelligentie tot een big brother-staat leidt of voor massale werkloosheid zal zorgen.

DE MEYER. “Volgens mij is dat twee keer een legitieme vrees. We zien nu al hoe autoritaire overheden in het buitenland met artificiële intelligentie hun burgers voortdurend in de gaten houden of controleren. Het is verschrikkelijk jammer dat de technologie zo wordt gebruikt, maar de nuance is dat het enkel mogelijk is omdat we voortdurend onze smartphone bij ons hebben.

“Ik vind de link tussen artificiële intelligentie en werkloosheid veel sterker. De bewijslast is er hoog. Ik ga niet akkoord met het argument dat artificiële intelligentie vooral met ons zal samenwerken, dat het een deel van onze job beter zal helpen uit te voeren. Dat is nu misschien zo. Artificiële intelligentie wordt nu aangeleerd om één specifieke taak uit te voeren. We spreken daarom over ‘smalle artificiële intelligentie’. Meestal heeft het nog menselijke supervisie nodig. Dat is ook de insteek van zowat alle projecten die Brainjar opzet. Maar dat neemt niet weg dat het al een grote impact heeft als je een groot deel de job van mensen kunt automatiseren. Vergeet ook niet dat het perfect past in een historische evolutie. Sinds de industriële revolutie hebben we de productiviteit alleen maar opgedreven. Artificiële intelligentie is een logisch vervolg daarop.”

Er zijn nu meer bankbedienden dan toen de bankautomaat vorige eeuw werd uitvonden, zeggen techno-optimisten.

DE MEYER. “Ik weet niet of het altijd zo relatief comfortabel zal verlopen. Vergeet niet dat artificiële intelligentie ernaar streeft alles te kunnen doen wat een mens kan. Minstens even goed of zelfs beter. Ik twijfel er niet aan dat het ooit zal lukken, zeker omdat de inzet torenhoog is. Een universele arbeidsmachine zou een enorme economische waarde hebben in ons kapitalistische systeem.

“Het onderzoek naar die algemene artificiële intelligentie zouden we beter even pauzeren, al was het maar om goed na te denken en te overleggen hoe we de impact van de technologie kunnen opvangen. We zullen dat nooit wereldwijd kunnen afspreken. Als Europa zijn onderzoek zou stoppen, dan gaan China en de VS gewoon door. Dan worden wij technologisch afhankelijk van hen. Het is geen aanlokkelijk toekomstbeeld, maar we kunnen desondanks optimistisch zijn. De mens kan verschrikkelijk goed improviseren. We kunnen dit goed opvangen. Hoe, dat is nog niet duidelijk.”

Dat is allemaal nog dystopische toekomstmuziek. De klimaatverandering is een veel dringender probleem. Artificiële intelligentie is energieverslindend en dus een grote uitstoter van broeikasgassen.

DE MEYER. “Dat moeten we zeker aanpakken. Al is het nog niet zo’n groot probleem als sommigen beweren. De data-analyse om het GPT-3-model (bekende software die autonoom teksten kan lezen en interpreteren, nvdr) te ontwikkelen heeft evenveel CO2 gekost als een auto van hier naar de maan te laten rijden, zo’n 43 ton. Dat klinkt sensationeel, tot je weet dat het recente ruimtetripje van Amazon-oprichter Jeff Bezos 850 ton kostte en dat het wereldwijde vliegverkeer 1 miljard ton CO2 uitstoot. Het valt dus nog mee, zeker omdat een softwaremodel als GPT-3 voor veel zaken kan worden gebruikt.

“Dat neemt niet weg dat de uitstoot van artificiële intelligentie zeer snel groeit. We moeten heel goed nadenken hoe we de ontwikkeling van de modellen zo efficiënt mogelijk kunnen maken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content