België plant tegenoffensief: nieuw investeringsfonds mikt op Belgische parels

GROEIBEDRIJF ZOEKT GELD Er is genoeg geld in België, maar het zit nog te verspreid. © GET
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Angelsaksische investeringsfondsen gaan vaak lopen met onze beste kmo’s, omdat ze grote sommen op tafel kunnen leggen. De Belgische investeerders en het federale kabinet Financiën plannen een tegenoffensief.

Het softwarebedrijf Showpad en de bigdataspecialist Collibra zijn slechts twee voorbeelden van beloftevolle Belgische bedrijfjes die recentelijk aanklopten bij Amerikaanse investeerders voor groeifinanciering. Ze haalden elk 50 miljoen dollar op, omgerekend 42 miljoen euro. Voor Angelsaksische investeringsfondsen zijn dat doordeweekse bedragen, voor hun Belgische collega’s is dat vaak te hoog gegrepen. Zo mist onze economie kansen, vindt de BVA (Belgian Venture Capital & Private Equity Association), de beroepsvereniging van de Belgische investeringsfondsen.

“Het gemiddelde Belgische fonds heeft een kapitaal van nog geen 100 miljoen euro”, zegt Thierry François, voorzitter van BVA. “Je kan van zo’n fonds niet verwachten dat het meer dan 10 miljoen euro investeert in één bedrijf. Dan wordt het te riskant.”

Het Belgische risicokapitaal moet dus dringend een grotere taille krijgen. Geld is eigenlijk het probleem niet, dat is ruim beschikbaar in België. Alleen blijft het te gefragmenteerd. François verwelkomt daarom initiatieven als dat van Urbain Vandeurzen. Met een groep gelijkgestemde ondernemers bracht die investeerder 250 miljoen euro bijeen in Smile Invest, een fonds voor de doorgroei van innovatieve kmo’s. “Met zo’n kapitaal kan je tot 30 miljoen euro investeren per bedrijf”, zegt François. “Dat is al een stuk beter.”

Het moet mogelijk zijn een deel van de miljardenreserves van de verzekeraars en pensioenfondsen naar Belgische groeibedrijven te laten vloeien.

Maar het kan en moet meer. Daarvoor kijkt de BVA naar de Belgische verzekeraars en pensioenfondsen. Het moet mogelijk zijn een deel van hun miljardenreserves naar Belgische groeibedrijven te laten vloeien. De BVA lanceerde daartoe een voorstel in de Expertengroep voor de Financiële Sector, een overlegorgaan onder de hoede van minister van Financiën Johan Van Overtveldt.

Concreet mikt het voorstel op een bedrag van 350 tot 400 miljoen euro, ondergebracht in een zogenoemd dakfonds. “Dat is een fonds dat investeert in andere fondsen”, zegt Pierre Demaerel, secretaris-generaal van de BVA. “Dat kan bijvoorbeeld Smile Invest zijn, of een ander investeringsfonds op het terrein. Het dakfonds investeert dus zelf niet in bedrijven, en verstoort op die manier de markt niet. Het vergroot alleen de slagkracht van de bestaande fondsen. Die zullen nu 20 tot 40 miljoen euro op tafel kunnen leggen. Dan kun je al meespelen met de grote jongens, toch als het gaat over doorgroeifinanciering van kmo’s.”

Extraatje

Een werkgroep op het kabinet van minister van Financiën Van Overtveldt is bezig met de details. Eind volgende maand moet een uitgewerkt voorstel klaarliggen. Alle betrokken partijen zitten om de tafel, waaronder de geldschieters zelf. Een kwestie van beleefdheid, of lopen zij echt warm voor het dakfonds? De Belgische pensioenfondsen hebben alvast niet gewacht om te beleggen in bedrijven. “Van onze 25 miljard euro aan reserves investeren we al bijna 40 procent in aandelen”, zegt Philip Neyt, de voorzitter van de sectorverenging PensioPlus. “Als je ook leningen aan bedrijven en het vastgoed meerekent, dan keert 75 procent van onze reserves terug naar de economie.”

Over het dakfonds blaast Neyt warm noch koud. “Een goed initiatief”, zegt hij. “Zolang de instapdrempel niet te hoog ligt. Een minimuminbreng van bijvoorbeeld 30 miljoen euro zal voor veel Belgische pensioenfondsen te hoog zijn. Ik vind 10 miljoen euro realistischer. Voor de rest moet elk pensioenfonds voor zichzelf beslissen of het instapt, in functie van zijn beleggingsbeleid. Cruciaal wordt de kostenbeheersing bij het dakfonds.”

De partij aan tafel met de diepste zakken zijn de Belgische verzekeraars, goed voor zowat 290 miljard euro aan reserves. Wauthier Robyns, de woordvoerder van de sectorfederatie Assuralia, wijst erop dat 30 miljard euro van de reserves al toegewezen zijn aan allerhande beleggingen naar keuze van de klant, via de tak23-levensverzekeringen. Blijft over: 260 miljard euro. Het grootste deel daarvan zit in overheidsobligaties of bedrijfsobligaties van goede kwaliteit. “Slechts een paar procenten van de 260 miljard euro is belegd in aandelen”, zegt Robyns. “Ooit was dat 12 procent. Maar vandaag zijn aandelen niet meer dan een extraatje in de beleggingsportefeuille van de verzekeraars.”

De verklaring ligt bij de Europese Solvency II-richtlijn, die toeziet op de solvabiliteit van de verzekeraars. De richtlijn verplicht de verzekeraars voldoende kapitaal achter de hand te houden om beleggingsverliezen op te vangen. Voor beleggingen met hoog risico is de vereiste kapitaalbuffer erg groot. “Voor aandelen loopt de buffer op tot liefst 49 procent van het belegde bedrag”, zegt Robyns. “Voor overheidsobligaties daarentegen moeten verzekeraars bijna geen kapitaal opzijzetten. Aandelen hebben wel een groter verwacht rendement dan overheidsobligaties. De verzekeraar moet dus een afweging maken bij zijn deelname aan het dakfonds. Het sop van het extra rendement moet de kool van de kapitaalverplichtingen waard zijn.”

Vaekstfonden

Daar heeft Denemarken een handige oplossing voor gevonden. In dat land bestaat al een dakfonds, Dansk Vaekstkapital, dat kapitaal verschaft aan investeringsfondsen voor groeibedrijven. Het geld komt van de Deense pensioenfondsen. Die vallen – in tegenstelling tot hun Belgische tegenhangers – onder de Solvency II-richtlijn, omdat ze hun klanten een minimumrendement garanderen. Het zijn in feite ‘pensioenfondsverzekeraars’.

Om de zware kapitaalsverplichtingen van Solvency II grotendeels te ontlopen, dient het Deense staatsinvesteringsfonds Vaekstfonden als tussenschakel. De inbreng van een pensioenfonds bestaat voor 75 procent uit een lening aan Vaekstfonden, die het geld op zijn beurt als kapitaal inbrengt bij Dansk Vaekstkapital. “Omdat het staatsfonds Vaekstfonden een garantie geniet van de Deense overheid, valt het niet onder de internationale solvabiliteitsregels, ” zegt Rolf Kjaergaard, Chief Investment Officer van Vaekstfonden. “Om van dat voordeel te genieten, moet het pensioenfonds de overige 25 procent van zijn inbreng rechtstreeks als kapitaal injecteren in Dansk Vaekstkapital, en bereid zijn eventuele minwaarden daarop te slikken.”

Als de overheid zo’n dakfonds opzet, wie helpt ze dan? De bedrijven, of de investeringsfondsen?”

De regeling blijkt de pensioenfondsen over de brug te helpen. Dansk Vaekstkapital, opgestart in 2011, verzamelde 4,8 miljard Deense kronen bij de Deense pensioenfondsen, of omgerekend 645 miljoen euro. “Het geld ging naar zestien fondsen, die investeerden in tweehonderd groeibedrijven”, zegt Kjaergaard. “Intussen is er al een tweede versie, Dansk Vaekstkapital II, waarvoor we de 75/25-verhouding tussen lening en kapitaal verlaagd hebben tot 67/33. Ook een inbreng van 100 procent kapitaal is mogelijk. Dansk Vaekstkapital II heeft 3 miljard Deense kronen of 403 miljoen euro opgehaald. De investeringen zijn net begonnen.”

Overvloed

Naar verluidt neemt het kabinet-Van Overtveldt Dansk Vaekstkapital als richtsnoer, zonder dat het tot een exacte kopie hoeft te komen. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de rol die de overheidsvehikels kunnen spelen, zoals de Vlaamse investeringsmaatschappij PMV en de holding FPIM, de beheerder van de federale bedrijfsparticipaties. Cruciaal is de uitsluiting van elke politieke inmenging. De keuze van de begunstigde investeringsfondsen moet door onafhankelijke specialisten gebeuren.

Een doorgewinterde Belgische investeerder blijft sceptisch. “Een goed investeringsfonds is in staat voldoende privégeld aan te trekken. Vandaag is er kapitaal in overvloed en brengt het spaargeld niks op. Als de overheid zo’n dakfonds opzet, wie helpt ze dan? De bedrijven, of de investeringsfondsen?”

Waar zit het geld?

De Europese investeringsfondsen hadden vorig jaar 562 miljard euro onder beheer, aldus beroepsvereniging Invest Europe. In dat bedrag hebben de Britse en de Ierse fondsen het grootste aandeel, of 46 procent. Tegenover het Angelsaksische overwicht kunnen Frankrijk en de Benelux niet echt een vuist maken. Samen zijn ze goed voor slechts 25 procent. Kijken we naar investeringen, dan haalt Frankrijk een verrassende eerste plaats. Dat land kende vorig jaar voor 12 miljard euro aan investeringen. Groot-Brittannië volgt met 8,2 miljard euro. “Groot-Brittannië wordt aanzien als het Europese mekka voor risicokapitaal, maar ook Frankrijk heeft een goed draaiende overnamemarkt”, zegt Pierre Demaerel, secretaris-generaal van de BVA, de vereniging van de Belgische investeringsfondsen. “De zogenoemde buy-outs, met schuld gefinancierde overnames van grote bedrijven, zijn in Frankrijk courant.” België zag vorig jaar voor 1,17 miljard euro investeringen, volgens cijfers van de BVA. De Belgische fondsen moesten het onderspit delven. Twee derde van het geïnvesteerde bedrag komt van buitenlandse fondsen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content