Met de tijd mee

© Wouter Van Vaerenbergh

Het best bewaarde geheim van Zwitserland zijn de horlogemusea – goed voor een gevarieerd parcours langs uniek cultureel erfgoed. Wij volgden de horlogeroute van Schaffhausen tot Genève.

1. Schaffhausen We beginnen bij de noordoostelijke grens met Duitsland, in een levendig stadje aan de Rijn. De middeleeuwse, nu verkeersvrije binnenstad van Schaffhausen behoort tot de best bewaarde van het land en is getooid met een zestiende-eeuwse burcht en gilde- en herenhuizen met erkers en gevelschilderingen. Het is de enige stad in dit landsgedeelte met een onderneming van het kaliber van IWC, de in 1868 opgerichte International Watch Company. Het bedrijf stelt zeshonderd mensen te werk en opende begin jaren negentig een museum. De huidige tentoonstellingsruimte dateert van 2007 : twee elegante zalen waarin meer dan tweehonderd mechanische zak- en polshorloges, meertalige interactieve schermen en geluidsfragmenten de geschiedenis van de lokale horlogerie vertellen. We ontdekken onder meer vooruitstrevende zakhorloges uit de negentiende eeuw die de tijd digitaal weergeven, en de Il Destriero Scafusia uit 1993, een pronkstuk met ruim 700 componenten in het binnenwerk en 21 functies.

TIP: Op een boogscheut van Schaffhausen ligt Europa’s grootste waterval. Neem een overzet- of rondvaartboot, of bewonder de Rheinfall vanaf een bankje op de wal.

2. Winterthur “Winti” krijgt maar weinig toeristen over de vloer. Nochtans hebben het Fotomuseum en het Kunstmuseum internationale allures en verschijnen bij mooi weer overal terrassen. Het voormalige centrum van de Zwitserse treinindustrie laat zijn industrieel erfgoed niet verkommeren. Zo veranderden fabrieksgebouwen bij het station in het Sulzer-Areal, een moderne wijk met winkel- en uitgaansmogelijkheden. We bezoeken het ambachtsmuseum, waar de Uhrensammlung Kellenberger staan-, tafel- en hangklokken toont uit de zestiende tot achttiende eeuw, naast zonnewijzers en andere premechanische instrumenten.

TIP: Bij Bloom in Winterthur kunt u in het groen, en in de schaduw van het stadhuis, van een glas wijn of een Italiaans geïnspireerde lunch genieten.

3. Zürich Na een dag in de Zwitserse bergen kan de elegante Bahnhofstrasse in Zürich – een van de duurste winkelstraten ter wereld – alleen maar imponeren. In de omgeving wacht horlogefanaten een dertigtal winkels, waaronder een flagship store van Omega. Ons interesseert vooral de kelderverdieping van Beyer, geopend door de gelijknamige familie en de oudste horlogewinkel van het land. De privécollectie is een schatkamer vol rijkelijk gedecoreerde klokken en curiositeiten. Het onophoudelijke gerinkel en getinkel doet de eenvoudige vitrinekasten vergeten. “Het is geen technisch museum met didactische ambities”, zegt kunsthistorica en gastvrouw Monika Leonhardt en ze toont ons een lipstick met ingebouwd uurwerk uit de jaren veertig. “Stukken worden om hun schoonheid en uniciteit gekozen.” Voorbeelden gaan van een Pendule Sympathique uit 1808 van Abraham Louis Breguet (een pendule waarop een zakhorloge past, die automatisch opgewonden en gesynchroniseerd wordt) tot de Rolex Oyster Perpetual van Mount Everest-pionier Sir Edmund Hillary.

4. Biel/Bienne

Na een rit van bijna 120 kilometer starten we onze tweede dag aan de voet van het Juragebergte, in het tweetalige Biel of Bienne. De thuishaven van de Fédération de l’industrie horlogère bloeide in de tweede helft van de negentiende eeuw op als centrum voor precisie-instrumenten en micromechanica. Onder meer Rolex vervaardigt er zijn uurwerken, en het is ook de uitvalsbasis van de Swatch Group, met bijna twintig merken de grootste horlogegroep ter wereld. Omega, dat tot die groep behoort, heropende er zijn museum in mei, na een opknapbeurt. De bedrijfsgeschiedenis staat bol van symbolische momenten en iconische figuren, zodat de museumverzameling bij iedereen wel belletjes doet rinkelen. Er zijn onder meer horloges van Albert Einstein en T.E. Lawrence (die van Arabië), creaties voor koninklijke hoofden, uurwerken uit de James-Bondreeks en unieke prototypes. De Speedmaster horloges die deelnamen aan de maanreizen van de NASA, worden vergezeld door astronautenpakken en een commandostation, terwijl de eerste fotofinishcamera’s en touchpads de olympische geschiedenis van het merk illustreren.

TIP: De binnenstad van Biel dateert uit het begin van de dertiende eeuw. Een aangename plek voor een drankje of een lunch.

5. Saint-Imier

Op weg naar onze eerste halte in de Jura, het gebergte in het grensgebied tussen Zwitserland en Frankrijk, is het landschap afwisselend woest en idyllisch. De prettige beklimming leidt naar Saint-Imier. Sinds 1720 maakte men er onderdelen voor de horlogemakers in de streek, maar de echte omwenteling volgde een eeuw later. Dankzij de ateliers van uitvinders als Léon Breitling en Edouard Heuer steeg het inwonersaantal van 800 naar 8000, en tegen het einde van de eeuw werkte de helft van de bevolking in de horlogerie. Sinds de jaren zeventig daalde de bevolking, maar de sector is niet verdwenen. We kloppen er aan bij Longines, dat sinds 1832 meer dan 34 miljoen uurwerken afleverde. Het museum in de bedrijfsgebouwen toont onder meer zak- en polshorloges die hoge ogen gooiden op wereldtentoonstellingen – en het landelijke Saint-Imier op de kaart zetten. Andere zalen tonen onder meer oude reclame-affiches en instrumenten voor het chronometreren van sportwedstrijden. Onze gastheer doet de kamers niet voor niets op slot: menig Zwitsers horlogemaker werd al beroofd.

6. La Chaux-de-Fonds Zestien kilometer verderop, in de ‘Watch Valley’, zijn stadsontwikkeling en horlogerie helemaal met elkaar verweven. La Chaux-de-Fonds werd in 1794 vernield door een brand, en vanaf 1835 heropgebouwd op maat van de horlogesector. Woningen en ateliers werden afgewisseld, het stratenplan en de vele ramen garandeerden zonlicht voor iedereen, en sneeuw kon efficiënt geruimd worden. Het waren ook de horlogemakers die La Chaux-de-Fonds zijn art nouveau-patrimonium gaven. Ondanks de manufacturen van onder meer Cartier en Patek Philippe loert vergane glorie er om de hoek. We blijven er overnachten want het moeilijk te behappen Musée International d’Horlogerie toont honderden klokken en horloges, er is een centrum rond het urbanisme horloger, en dan zijn er de musea van horlogemakers : een designruimte met een panoramisch videoscherm bij TAG Heuer, elegante villa’s bij Girard-Perregaux en JeanRichard. In dat laatste museum vertellen werktuigen en gastheer Willy Schweizer over het huzarenstukje dat horlogemakers in de pioniersjaren leverden, en op eenvoudig verzoek mogen we in de ateliers over de schouders van horlogemakers meekijken. We tellen zowaar drie Belgen, die het vak in Namen leerden.

TIP: Le Corbusier bouwde in zijn geboorteplaats een tiental woningen en openbare gebouwen.

7. Le Locle

Naast La Chaux-de-Fonds ligt Le Locle, de eerste nederzetting in de regio. Hier opende JeanRichard in 1705 het eerste horlogemakersatelier van de streek. Later maakten onder meer Abraham Louis Perrelet, Charles-Félicien en Charles-Emile Tissot en Zenith-stichter Georges Favre-Jacot er naam. Een toeristische wandeling leidt langs talloze panden met wortels in de horlogerie. In het Musée du Château des Monts, een achttiende-eeuwse horlogemakersresidentie, kunt u klokken in een Louis XVI-decor bewonderen, en ook de horloges kregen een mooie scenografie. Achttiende- en negentiende-eeuwse automaten (bewegende mechanische voorstellingen van mensen, dieren en landschappen) en 3D-films maken een juweeltje van dit museum.

8. Le Brassus en Le Sentier

De weg naar het Lac de Joux, het meer in de gelijknamige vallei, is de mooiste etappe van deze route. Vooral de Col du Marchairuz is fotogeniek. Naast de natuur trekken ultragecompliceerde horloges, dé specialiteit in de Vallée de Joux, toeristen aan. Jaeger-LeCoultre, Breguet en Audemars Piguet hebben nog steeds manufacturen in de aanpalende dorpen Le Brassus en Le Sentier. Wie even niet oplet, rijdt de bescheiden gehuchten zo voorbij. “Hier valt niets te beleven”, waarschuwen enkele jongeren aan de oevers van het meer – licht beschonken vogels die aan de lokale technische school een horlogemakersopleiding volgen. Liefhebbers van verfijnde mechaniek blijven niet in de kou staan : zowel in het eenvoudige museum van Le Sentier als in de eerste ateliers van de Audemars-familie pronken oude zakhorloges naast recentere creaties.

9. Genève

Na vijf dagen eindigt onze route in de stad waar in 1601 de eerste horlogemakersgilde ontstond. Tweehonderd jaar later leverden bijna zesduizend vakmannen er jaarlijks zo’n vijftigduizend stuks af en werd er de eerste horlogerieschool van Zwitserland geopend. Ondanks de toenemende concurrentie bleef Genève synoniem met horlogerie van de bovenste plank. De in 1886 gecreëerde Poinçon de Genève, een keurmerk, prikkelt liefhebbers wereldwijd. De manufacturen van Vacheron Constantin en Piaget in het naburige Plan-les-Ouates (‘Plan-les-Watch’) krijgen we alleen van op een afstand te zien, maar dat maken twee adressen in Genève meer dan goed. Met het eerste, het Patek Philippe Museum, bent u snel enkele uren zoet. De duizend pronkstukken beslaan vier verdiepingen : van prachtig gedecoreerde zakhorloges, automaten en portretminiaturen tot de creaties van het merk zelf. Veiligheidsagenten bewaken de collectie, en om mysterieuze redenen moeten we zelfs onze balpen inruilen voor een potlood. De afsluiter: Cité du Temps, een voormalig pomphuis dat een Swatchmuseum herbergt.

Wim Denolf

Partner Content