‘ZO’N KANS MOGEN WE TOCH NIET MISSEN?’

Stijn Fockedey
Stijn Fockedey Hoofdredacteur a.i.

Bram Vanderborght gelooft niet in een fabriek met alleen maar robots. Volgens de professor robotica is en blijft de mens onmisbaar. Maar men zal robots in zijn nabijheid moeten dulden.

De afgelopen weken leek de troon van de mens weer een beetje meer te wankelen dankzij Alphabet, de holding boven Google. Een computerprogramma van Alphabet versloeg vorige week de grootmeester van het Japanse go-bordspel. Het robotica-zusterbedrijf van Google demonstreerde onlangs een robot die stapt, valt en opstaat als een mens. Zowel mentaal als motorisch verkleint onze voorsprong. Bram Vanderborght, professor robotica aan de Vrije Universiteit Brussel, vindt dat geen bedreiging, maar net een enorme kans. En de huidige technologie wordt ook overschat. “Artificiële intelligentie verslaat inderdaad de mens in een aantal spelletjes”, zegt Vanderborght die aan de VUB een team van 35 onderzoekers leidt. “Maar dat zijn heel goed omschreven situaties waarin de software voor weinig verrassingen komt te staan.”

“Ook motorisch is er nog te weinig flexibiliteit. Ik pluk soms druiven in Italië met mijn vrienden. Een mens heeft dat in een paar minuten onder de knie en werkt zeer secuur. De robots die in de pluk worden gebruikt, gaan veel primitiever te werk. Ze schudden alle druiven uit de struik, zonder besef of ze allemaal al rijp genoeg zijn. Met de hand geplukte druiven leveren nog altijd veel betere wijnen op. Onze handigheid is het resultaat van honderdduizenden jaren natuurlijke selectie.”

Robotica en artificiële intelligentie maken toch zeer grote vorderingen?

BRAM VANDERBORGHT. “Er is nog een zeer lange weg te gaan. Amazon organiseerde een picking challenge waarbij robots om het snelst producten uit rekken moeten halen in een magazijn. Mensen winnen dat nog altijd, omdat we gewoonweg veel handiger zijn en beter om kunnen met het oppakken van verschillende voorwerpen. Amazon heeft een leger aan robots in zijn magazijnen. Maar zij heffen rekken op en brengen die naar de arbeiders die het artikel uit de rekken plukken.

“Hetzelfde geldt voor de auto-industrie. Verven, lijm spuiten of andere ongezonde karweien gebeuren door robots. Die doen dat snel en zeer nauwkeurig, maar ze zijn zich niet bewust van hun omgeving en zitten daarom vaak in kooien, uit veiligheidsoverwegingen. Maar een kabeltje in een gootje duwen is voor robots zeer moeilijk. In heel veel gevallen zijn arbeiders onvervangbaar. Eenvoudige taken voor de mens zijn nog altijd zeer moeilijk voor robots en vice versa.”

Bij Tesla staat de fabriek al vol met robots.

VANDERBORGHT. “Tesla is een goed voorbeeld van de limieten van robotica. Tesla kan niet genoeg wagens produceren, net omdat de robots in hun fabriek niet flexibel genoeg zijn om twee modellen door elkaar te maken. Bij Toyota en bij Mercedes zijn onlangs robots uit de band gehaald en vervangen door mensen om een beter resultaat te halen. Ik geloof niet in het visioen van een fabriek zonder personeel.

“Er is net veel potentieel als mensen en robots samenwerken, als men de taken verdeelt. Audi onderzoekt in Brussel hoe robots het werk van arbeiders lichter kunnen maken, omdat de gemiddelde leeftijd van zijn personeel stijgt. Zo moeten de werknemers zich bijvoorbeeld minder bukken. Een robot kan een onderdeel aangeven, terwijl een arbeider het monteert.”

In plaats van in een kooi te werken, zullen robots tussen de mensen op de werkvloer staan.

VANDERBORGHT. “Ja, in die toekomstvisie moeten we investeren. Dat zal ons niet alleen in staat stellen de vergrijzing op te vangen. We kunnen ook industri-ele activiteit terughalen uit Azië.

“In de toekomst zal het onvoldoende zijn enkel goed met een computer te kunnen werken. Mensen zullen de taal van de robots moeten spreken. Daarom ben ik een grote voorstander van leren programmeren op school en het promoten van de STEM-vakken (Science, Technology, Engineering, Mathematics, nvdr). Het is de beste manier om jongeren voor te bereiden op de banen van de toekomst waarin ze intensief samenwerken met robots.”

Dan moeten er eerst veel meer en betere robots worden geproduceerd.

VANDERBORGHT. “Robots worden nu nog in relatief kleine hoeveelheden geproduceerd. Daarom zijn ze zo duur. Dat gaat veranderen. Europa dreigt wel een consument en geen producent van robotica te worden. Dat is een drama, want McKinsey voorspelt dat de markt voor geavanceerde robotica tegen 2025 tussen 1700 en 4000 miljard dollar waard is. De pc-markt is nu 1100 miljard waard. Zo’n kans gaan we toch niet missen?”

Europa telt toch enkele grote roboticabedrijven.

VANDERBORGHT. “Ze hebben een goede reputatie. Er is Kuka in Duitsland. De Tesla-fabriek in de Verenigde Staten staat vol met zijn robotarmen. Maar het Franse Aldebaran en het Deense Universal Robotics zijn onlangs overgenomen. Europa is goed in onderzoek, maar minder goed in het commercialiseren van die kennis. Zowel op Vlaams als op Europees niveau heeft men dat ingezien. Bij de toekenning van onderzoeksfondsen hameren de overheden veel meer op samenwerking met de privésector, zodat wetenschappelijk onderzoek hier sneller naar toepassingen leidt. Dat is een goede zaak. Er ontstaat een cyclus waarin bedrijven sneller op nieuwe technologische barrières stoten, waardoor onderzoekers in robotica zich sneller over nieuwe problemen buigen.”

Is de achterstand zo dramatisch? Robotica staat nog maar in de kinderschoenen.

VANDERBORGHT. “Robotica wordt in de Verenigde Staten ondersteund door het Amerikaanse leger met zijn gigantische onderzoeksbudgetten. In de VS is bijvoorbeeld de ‘da Vinci’-surgical robot gegroeid uit een wedstrijd van het leger. Dat wilde chirurgen vanop afstand op het slagveld laten opereren. De ontwikkeling heeft tien jaar geld gekost en heel wat varkens zijn onder het robotmes gegaan. Maar nu heeft de fabrikant bijna een monopolie in robotchirurgie en zit hij op een berg patenten. Wanneer een Europees bedrijf nu iets gelijkaardigs wil doen, krijgt het gegarandeerd de advocaten van da Vinci over de vloer. Universal Robotics en Aldebaran zijn Europese spelers die internationaal wel zijn doorgebroken. Het komt erop aan in Europa sneller te commercialiseren. Dat is de beste manier om Amerikaanse of Aziatische dominantie te vermijden.”

Doet België het beter dan de rest van Europa?

VANDERBORGHT. “België doet het relatief goed. Door onze auto-industrie scoren we al decennia zeer sterk in het aantal robots per 1000 inwoners. Nu is ons land wat gezakt, door de fabriekssluitingen. Maar Audi en Volvo investeren zeer zwaar in robotica en evolueren naar de samenwerkende robots. Zoals in de rest van Europa zijn we vooral een afnemer en nog geen producent van robots. Dat is jammer, want we hebben veel productiekennis in ons land en een robot is vergelijkbaar te produceren als een auto.

“Buiten de industrie zijn er ook nog veel opportuniteiten, in het bijzonder in de gezondheidszorg. Maar ik vrees dat in Vlaanderen iets te veel de nadruk ligt op softwareontwikkeling. Natuurlijk zijn softwarebedrijven nodig, en ze zijn ook meestal gemakkelijker op te bouwen. Maar die business is veel gemakkelijker te verplaatsen dan wanneer er een fabriek aan is verbonden.”

STIJN FOCKEDEY

“Mensen zullen de taal van de robots moeten spreken. Daarom ben ik een grote voorstander van leren programmeren op school”

“Bij Toyota en bij Mercedes zijn onlangs robots uit de band gehaald en vervangen door mensen om een beter resultaat te halen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content