ZIMBABWE-ZAMBIA

De oerkrachten van de Zambezi

“Vijf kolommen waterdamp stijgen op om zich te vermengen met de wolken. Dit is nooit door Europese ogen aanschouwd, maar zo’n wonderbaarlijk mooi decor moet zelfs de engelen tijdens hun vlucht ontroerd hebben doen neerkijken.” David Livingstone, 15 november 1855.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVEFOTO’S : HVN, GLOBAL PICTURES, A & K.

De beroemde watervallen, die door de Schotse missionaris David Livingstone naar de Engelse queen Victoria werden genoemd, zijn een van ‘s werelds meest indrukwekkende natuurspektakels. De rustig voortkabbelende Zambezi, bevolkt door duizenden krokodillen en hippopotamussen, ontbindt zijn duivels in een kloof van 1800 meter breed, en stort met kolossaal geweld langs de zwarte basalten rotswanden 100 meter naar beneden. Het debiet kan sterk verschillen, volgens de seizoenen, van 20.000 tot 700.000 kubieke meter per minuut. Het lawaai van de neerstortende stroom is oorverdovend, het water spat honderden meters op en valt als een malse regenbui weer neer, de dampende kolken zijn doorkringeld met regenbogen. De zwarten die dit spektakel eerst hebben aanschouwd, noemden het Mosi-oa-Tunya, letterlijk “rook-die-dondert”. Het klinkt alvast poëtischer dan de afkorting Vic Falls die nu in zwang is. De watervallen zijn vanuit elk gezichtspunt anders. Op Livingstone Island, midden in de Zambezi, kan je over de rand van de kloof naar beneden kijken. Op de brug die de kloof overspant (naar een idee van Cecil Rhodes die Kaïro met de Kaap wou verbinden middels een spoorlijn), kan men de watervallen ondersteboven aanschouwen, bengelend aan een bungee-touw. Trek er een hele dag voor uit om the Falls te bekijken, langs de beide oevers van de Zambezi die de grens vormt tussen Zimbabwe en Zambia, kortweg Zim & Zam. Aan de drukke grenspost krijgt men zonder veel poeha (mits 25 VS-dollar te betalen) de nodige stempels. Bewonder de Victoria Falls ook vanuit de lucht. Dat kan met de helikopter, met een sportvliegtuigje voor zes passagiers ( “the flight of the angels”) of het absolute einde met een microlighting ULM, zo’n vliegende koffiemolen waarbij de passagier vastgesnoerd wordt op de rug van de piloot, die de vlerken bestuurt alsof hij met een Vespa door het drukke Romeinse stadscentrum laveert. Wanneer de piloot als een overmoedige Icarus zijn motor afzet en het toestel in zweefvlucht over de watervallen glijdt, waant men zich een van Livingstones engelen. One flew over the Vic Falls.

De Zambezi

vormt de rode draad in onze reis, die ons door het noorden van Zimbabwe en het zuiden van Zambia voert. Vertrekpunt is Harare (het vroegere Salisbury), hoofdstad van Zimbabwe (vroeger Zuid-Rhodesië in de Centraal-Afrikaanse Federatie ; na de onafhankelijkheid van Zambia gewoon Rhodesië). Harare is een moderne Afrikaanse stad met westerse allures, symbool voor een land dat samen met Zuid-Afrika en Kenia tot de sterkste economische machten van zwart Afrika behoort. Harare is ook het centrum van de hedendaagse Zimbabwaanse beeldhouwkunst, meestal in soapstone, die in België door Leonard Dieleman op de markt wordt gebracht. De bevolking in de hoofdstad is op korte tijd van 1 naar 2 miljoen geklommen. Nieuw is het opduiken van straatkinderen die in de riolen overleven, wezen van de aids-epidemie. Zimbabwe is zwaar door aids getroffen, maar desondanks blijft de bevolking stijgen met een coëfficiënt van 4,2 per jaar. Er wonen nu 12 à 13 miljoen mensen in een land dat 13 keer groter is dan België. Zo’n 200.000 blanken zijn gebleven na de bloedige guerrilla-oorlog van de jaren ’60 en ’70 tegen Ian Smith, die uiteindelijk heeft geleid tot de overwinning van het Patriotic Front van Nkomo en Mugabe, eerst premier, nadien president. In 1980 werd het nieuwe Zimbabwe geboren. Halfweg de jaren ’80 werd het politieke klimaat rustig, waardoor het land een economische heropleving kende. De blanke Zimbabwanen blijven een belangrijke rol spelen in de economie en verdelen ook de lakens in het toerisme.

Zimbabwe

komt van zimba ramabwa, wat in het Shona “groot huis van steen” betekent. Dat groot huis staat op een plaats die Great Zimbabwe genoemd wordt, een merkwaardige ruïne in het zuidoosten van het land, die het bewijs levert dat hier reeds vanaf de 12de eeuw hoog ontwikkelde beschavingen waren die indrukwekkende steden in steen bouwden. In Great Zimbabwe woonden ca. 20.000 mensen, tot de stad rond 1500 verlaten werd. Great Zimbabwe werd zelfs in verband gebracht met de bijbelse stad Ophir, waar koningin Sheba het goud en ivoor vandaan haalde om de tempel van Solomon te decoreren, en zou in dat geval al veel langer bestaan. Andere bezienswaardigheden zijn de rotsschilderingen van de bosjesmannen, die tot 20.000 jaar oud zijn. De bosjesmannen leefden in het zuiden van het land en werden verdreven naar de Kalahari-woestijn in Botswana en Namibië. Shona en Ndebele zijn van oudsher de heersers van Zimbabwe. In het noorden vindt men de Tonga, die aan de oevers van de Zambezi leefden, maar hun gronden onteigend zagen bij de aanleg van het Kariba-meer in de jaren ’50.

Kariba Lake

heeft een oppervlakte van bijna 6000 km², een vijfde van het Belgisch grondgebied. Bij de aanleg was het het grootste artificiële meer op aarde, maar intussen werd het voorbijgestoken door Assouan. De constructie van de 128 meter hoge dam verliep niet zonder calamiteiten. Bij de bouw lieten 86 werklieden het leven. Sommige van hen werden levend in het verse beton begraven. Meer dan 57.000 Tonga moesten verhuizen naar het binnenland. In elk teken van onheil zagen zij de hand van Nyaminyami, de god van de rivieren, die ooit de dam zal breken om de Zambezi weer zijn normale loop te geven. Vele dieren werden verzwolgen door het water. Maar een heroïsche reddingsoperatie, Noah, redde het leven van meer dan 5000 exemplaren, waaronder 44 zwarte neushoorns, de meest bedreigde soort. Vijfendertig jaar later heeft de fauna zich hersteld, aangepast zelfs aan het nieuwe landschap. Tienduizenden mopanie-bomen zijn in het meer blijven staan, en hun stammen fossiliseren zodat ze een uitgelezen broedplaats vormen voor nieuwe vogelsoorten. Voor de dieren is er water genoeg. Aan de oever van het 250 kilometer lange en 40 kilometer brede meer ziet men in het droge seizoen (mei/juni tot oktober/november) hele kuddes olifanten en buffels komen drinken. Leeuwen en jachtluipaarden liggen op de loer voor een prooi.

Onze uitvalshoek

is Senkwe River Camp, een bush camp met een vijftal hutten, en van daaruit varen we met de boot het meer op. Een kolos van een olifantenstier, zo’n 35 jaar jong en in de fleur van zijn leven, staat met zijn poten in het water en laat zich tot op tien meter benaderen. “Hij is bronstig, zijn penis druppelt”, zegt Chris Worden die bijzonder op zijn hoede is. Hij is een van de ca. 150 gebrevetteerde gidsen, die de toelating hebben om reizigers in de National Parks rond te leiden. De olifant imponeert, steekt zijn slurf omhoog, slaat zijn oren wijd open, knielt in het water en gooit slijk met zijn slagtanden omhoog. Hij briest en schalt als een trompet, probeert te communiceren met zijn nieuwsgierige belagers. Dit spel duurt een vol kwartier. Maar wanneer hij een (schijn)charge in het water uitvoert, scheert Chris met volle speed weg. Olifanten zijn immers goede zwemmers en kunnen met hun slagtanden een boot (en de passagiers) in stukken hakken. Nooit zal ik die blik vergeten van deze door het stof rood gekleurde olifant. Zijn ogen spraken boekdelen : “Ik ben de grootste en de sterkste.” Chris verklaart : “Wanneer ze het op een leeuw gemunt hebben, heeft die geen enkele kans.” Hij heeft ‘s avonds een vuur aangestoken om de dieren bij de open hutten weg te houden. “Je moet niet verwonderd zijn als er ‘s nachts een olifant zijn slurf binnensteekt. Hij doet niets als je zelf maar stil blijft liggen.” De gidsen moeten 5 à 6 jaar stage lopen in the bush en twee eindwerken afleveren. Zij vergezellen ook de jagers die een “afschot” hebben gekocht, waarmee ze zich het recht toeëigenen om één bepaald dier te schieten. Bij een overbevolking van olifanten, kan het Department of National Parks beslissen een bepaald aantal te doden. Rijke jagers betalen tot 55.000 VS-dollar om een olifant te ‘mogen’ schieten…

De volgende dag rijden we uren met de jeep door de jungle, op zoek naar koning leeuw. Tegen valavond worden we voor ons geduld beloond, althans ten dele. We krijgen de leeuw niet te zien. We ruiken hem wel. Een troep gieren die hoog in de bomen ongeduldig over en weer springen, trekt onze aandacht. Wanneer we in de buurt komen, worden we overvallen door de stank van een opengereten kadaver. Een koedoe of een buffel misschien ? In het dichte bos ruiken we ook de penetrante geur van de leeuw, die slechts een paar meter van ons verwijderd is. Chris weet dat het aangeraden is om rechtsomkeer te maken. Een gids is altijd gewapend, maar wanneer hij een schot afvuurt, moet hij desnoods voor de rechtbank kunnen verantwoorden dat hij zijn gasten niet nodeloos in gevaar heeft gebracht.

Ons tweede kamp

is Chizarira Wilderness Lodge, als een arendsnest gelegen op de top van een heuvel. Steve en Sharon Alexander hebben de lodge met eigen handen gebouwd. Zo is er maar één in de wereld. De gasten slapen in open hutten met wijds uitzicht, die met een tentzeil van gaas kunnen worden afgesloten. Met Steve door the bush trekken, te voet of met de jeep, is een onvergetelijke ervaring. Hij heeft een verbluffende kennis over de natuur, zijn natuur, en weet elk bloempje staan, elke vogel broeden. Maar ook Steve heeft zijn sad story te vertellen. Chizarira was vooral beroemd door zijn zwarte neushoorns. “In 1984 werden nog 1680 zwarte neushoorns geteld”, vertelt Steve. “Op tien jaar tijd werden ze allemaal uitgemoord. Er werd een ware guerrilla-oorlog uitgevochten, waarbij minstens 200 stropers het leven verloren. Twee jaar geleden heeft de regering beslist om de laatste 34 neushoorns van Chizarira onder te brengen naar beschermde gebieden in andere parken.” Misschien zijn er nog twee hier overgebleven, laat ons hopen. Het verhaal bevestigt dat de mens toch maar een arrogant, dom en zelfzuchtig dier is. “Het was een multi-million dollars business. De hoornen werden uitgevoerd naar Jemen om er handgrepen van dolken mee te maken, of naar het Verre Oosten waar ze gebruikt werden in geneesmiddelen en afrodisiaca. Geen enkel wetenschappelijk onderzoek heeft de werking ervan kunnen bewijzen.”

Vijftien procent van de opbrengst van de lodge gaat naar de naburige Tonga-dorpen. Jeremiah heeft zich hier 35 jaar geleden, bij de bouw van de dam, gevestigd. Hij heeft een veestapel van 30 koeien, een veld met maïs (dat door een olifant geplunderd werd) en drie vrouwen die voor hun (armtierige) hutten pijp zitten te roken. Het heimwee is tastbaar. Deze mensen hebben hun heilige begraafplaatsen en de heilige baobab-bomen onder water zien verdwijnen. Hun ‘welstand’ is toegenomen en ze zijn verlost van de tseetseevlieg. Maar hun waarden zijn gebroken. De Tonga zijn nooit door de natuur verwend geweest. Ze zijn relatief klein en daarom werden de mannen ongemoeid gelaten door de slavenhandelaars. Die namen wel de vrouwen mee, en om dat te verhelpen, lieten deze zich de boventanden uitslaan. Een gebruik dat een rite werd, die tot vandaag bij de jonge kinderen voortleeft. “De Tonga werden verstoten naar de periferie, naar de onherbergzame streken”, zegt Steve. “Hetzelfde zie je in de dierenwereld : de sterkste dieren eisen het beste territorium op.”

We steken

de grens over naar Zambia. Wegens een tropische regenbui zit het vliegtuigverkeer in de knoei : dat gebeurt wel eens in Afrika : geduld is de boodschap. Het is reeds donker wanneer we Tongabezi Lodge bereiken, zo’n twintig kilometer voorbij de stad Livingstone. We zullen het niet gauw vergeten. Met een prauw varen we over de Zambezi, alleen gewapend met het flauwe schijnsel van een zaklantaarn die even veel licht geeft als de sterren. Het is een hallucinante tocht. Een paar meter voor de boot duikt een nijlpaard onder. Als die haar rug onder het bootje zet, kunnen we het schudden. Hoewel graseters, zijn nijlpaarden de nummer één op de hitparade van dodelijke dieren voor de mens, in die volgorde gevolgd door : krokodil, leeuw, buffel en olifant. De krokodillen, die alleen gevaarlijk zijn in het water, volgen likkebaardend ons bootje, hopend dat het op een rots vaart. Op het eiland Sindabezi worden we verwelkomd door Bob Stiernstedt, een (wereld)vreemde bioloog die kikkers op formol zet en het gezang van vogels op geluidsbanden opneemt. We zitten midden in de Zambezi, genieten van de nachtgeluiden en trachten de slaap te vatten in onze open hut, zonder muren, ramen of deuren, met alleen maar een muskietennet rond het hemelsbed. Ik hoor het nijlpaard, dat de nacht op het eiland doorbrengt, knorren en grazen. Ik smeek de goden van de Zambezi voor een behouden nacht en word ‘s ochtends gewekt door de butler die roept : “Knock, knock. Coffee, Sir.” Want als er geen deur is, kan je ook niet aankloppen. “Een neef van de Britse koningin heeft hier zijn honeymoon doorgebracht”, zegt Bob, wanneer we de volgende ochtend bij het eerste straaltje zon het eiland verkennen. Romantiek wordt soms ver gezocht.

De laatste nacht

brengen we door in een riante tenthut van het hoofdkamp Tongabezi. We drinken champagne en genieten van de mooiste zonsondergang op aarde. Twee uur lang staat de hemel in vuur en vlam en spiegelt zijn rode gloed in de brede stroom. Elke minuut, elke seconde is anders. Het water glijdt zachtjes voorbij om zich twintig kilometer verder over de rotsen van de Victoria Falls te gooien. Een nijlpaard geeuwt zijn enorme tanden bloot. Door zijn groep verstoten, wacht hij op een eenzame dood. De tragiek van leven en dood is verbonden met deze machtige stroom : de maalstroom van de Zambezi.

Info : bij de reisagent of bij de gespecialiseerde touroperator Oxygen. Tel : (02) 511.78.63. Fax : (02) 511.98.17.

Boven : hoofdstad Harare met Amerikaanse allures, romantisch slapen tussen de krokodillen op Sindabezi-eiland, Kariba Lake met gefossiliseerde bomen. Links : het oerwoud, bewoond door Tonga en olifanten. Rechts : als een engel zweven over the Vic Falls. Onder : het favoriete dorpsspel, Senkwe River Camp, de Victoria-watervallen en een geïmproviseerde douche : “Knock, knock. Shower, Sir !”

Mosi-oa-Tunya, betekent in het Shona letterlijk rook-die-dondert. Het klinkt mooier dan Vic Falls. Een van ‘s werelds mooiste natuurspektakels.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content