ZIENDE BLIND?

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

“Het adviesbureau KB Consult, een vroegere dochter van de bank KBC, heeft meegewerkt aan het ineensteken van illegale financiële constructies voor het witwassen van beleggersgeld.”

Zo luidt de droge mededeling van het Leuvense parket na de “ontdekking” van documenten van het verdwenen KBC-personeelslid E.G.. KBC reageert verbouwereerd op deze aantijging, de zoveelste in rij na de affaire KB Lux. Bijna alle banken stonden vroeger al in de belangstelling met negatieve berichten over interne en externe fraude.

“In vergelijking met andere bedrijven zijn banken nu eenmaal gevoeliger voor fraude. Dat heeft te maken met hun belangrijkste asset – geld,” aldus Evert-Jan Lammers, directeur Forensic Services, fraude-expert van KPMG. “Alle grote banken zijn wereldwijd het voorwerp van fraudeconstructies. Er is, wat externe controle betreft, ook geen groot verschil met het Belgische wettelijke kader in vergelijking met het buitenland. De financiële sector loopt voorop wat de controle op fraude betreft.”

TRENDS. Wat met frauduleuze constructies die worden opgezet door de banken zelf? Stel dat bank X nv weet dat dochter X Lux sa adviseert in fiscale constructies, die door de Belgische (en Luxemburgse) cliënten worden gebruikt om te frauderen. Is er sprake van, wat Amerikanen noemen, ‘ willful blindness‘: medeplichtigheid omdat men wist, of had moeten weten dat het advies bijdroeg tot fraude?

EVERT-JAN LAMMERS (KPMG). Dat moet de bank zelf uitmaken bij de uitwerking van haar ethische code. Er bestaat in alle bedrijven een spanningsveld tussen de commerciële tak en de personen die verantwoordelijk zijn voor de (al dan niet rigoureuze) toepassing van de wet. Zo’n probleem moet men sector per sector bekijken.

Kan eerlijkheid een concurrentieel nadeel betekenen?

Ja. Als 80% van de ondernemingen in een sector fraude pleegt of toelaat, houdt de resterende 20% de wettelijk correcte houding niet lang vol.

Hoe gaat een onderneming best om met ‘whistle blowers‘, werknemers die haar chanteren met schadelijke informatie over interne fraude?

In het prettigste geval klopt die informatie niet en kan het onschuldige bedrijf zonder veel probemen naar het parket stappen. In het andere geval moet de directie de pro’s (bijvoorbeeld de veroordeling van de chanteur, de voorbeeldfunctie voor anderen) tegen de contra’s (negatieve publiciteit) afwegen.

Moeilijk wordt het wanneer de directie zelf actief heeft meegewerkt aan het opzetten van illegale constructies.

Dan hangt alles af van de interne bedrijfscultuur. Het hele bedrijf – van hoog tot laag – moet het belang beseffen van een onkreukbaar imago. Internationale bedrijven als Shell nemen de ethische vraagstukken binnen de groep op in het jaarverslag. Door fraude in alle openheid aan te pakken, kan het bestuur een signaal geven dat bepaalde regels niet kunnen worden overtreden, ook niet door kaderleden.

Wat met de ‘interne whistle blowers’, medewerkers die informatie over vermeende fraude – bijvoorbeeld door hun bovengeschikten – doorspelen naar de hoogste echelons?

Zoiets is alleen mogelijk als deze mensen weten dat hun waarschuwing geen negatieve weerslag heeft op hun carrière. Persoonlijk meen ik dat ze voor hun optreden moeten worden bedankt, zelfs als achteraf blijkt dat ze ongelijk hadden. Openheid is een cruciale factor bij fraudebestrijding en het behoud van de bedrijfsintegriteit.

Uit het ‘Belgium Fraud Survey Report’ van KPMG blijkt dat één op vier gevallen van interne bedrijfsfraude wordt doorgespeeld aan de politie. Zijn Belgische ondernemingen minder vatbaar voor openheid?

Er is een verschil tussen interne en externe openheid. Een onderneming kan goede motieven hebben om de fraude intern te behandelen. Een snellere recuperatie van de gefraudeerde sommen, bijvoorbeeld. Ook zal de directie afwegen of de negatieve publiciteit opweegt tegen de bestraffing van haar werknemer. In Angelsaksische landen, ook in Nederland, is er een veel grotere openheid in deze materie. Belgische ondernemers reageren verkrampt op het fenomeen fraude.

Waarom?

Belgische bedrijven opereerden jaren op verschillende terreinen – milieu, fiscaliteit, ruimtelijke ordening, RSZ – in een “grijze zone”, waarbij de overheid redelijk flexibel optrad ten aanzien van de toepassing van de wet. De jongste jaren, mede door de Nieuwe Politieke Cultuur, verstrakte de houding van de overheid. Niet alleen worden de regels rigide toegepast, bovendien worden de wetten strenger en worden ze uitgebreid tot verschillende terreinen.

Door dit fenomeen worden onze ondernemers op korte termijn willens nillens fraudeurs?

Dat is de realiteit. Een dergelijke situatie kan bovendien tot een algemene normvervaging in het bedrijfsleven leiden.

Uit het al geciteerde onderzoek blijkt dat 37% van de bedrijven te maken heeft met interne fraude. Is dat niet erg weinig?

Interne fraude veronderstelt een bedrieglijk opzet, waarbij de fraudeur een persoonlijk voordeel krijgt ten nadele van het bedrijf, en dit voor een substantieel bedrag. Elk bedrijf heeft hiermee te maken.

Fraude kan ook bestaan uit het meenemen van computers of het excessief gebruik van het kopieerapparaat. Als je alle kleine fraudezaken optelt, kosten die waarschijnlijk meer dan de eenmalige miljoenenfraudes die de pers halen. Die kleine zaakjes zijn dikwijls een gevolg van een lakse houding van het middle management, die een cultuur van fraude creëert. Als het personeel vaststelt dat de directe baas het niet te nauw neemt met zijn kostendeclaraties, is het geneigd ook zijn deel van de koek te nemen.

Waar trekt u de grens? Pleit u voor ‘zero tolerance’?

De officiële lijn van een bedrijf moet “zero tolerance” zijn. Toch moet de bedrijfsleiding duidelijk aangeven welke marge wordt aanvaard. Het gebruik van de pc en Internet als algemene informatiebron, ook voor persoonlijk gebruik, kan worden toegelaten. Dat is heel wat anders dan de permanente consultatie van pornonetwerken.

HANS BROCKMANS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content