Zeg niet bedrijfswagen, maar dividend

Een bedrijfsleider of een werknemer die rijdt met een dure en vervuilende bedrijfswagen, wordt sinds begin dit jaar veel zwaarder belast op het privégebruik dat hij van die wagen maakt. Maar er zijn mogelijkheden om die hogere belasting te beperken.

Een bedrijfswagen is een wagen die wordt gekocht of geleaset door een vennootschap of een werkgever, en ter beschikking wordt gesteld aan de bedrijfsleider of een werknemer. De bedrijfsleider en de werknemer worden belast op een voordeel in natura voor het privégebruik dat ze van de wagen maken. Onder dat privégebruik vallen niet alleen de verplaatsingen die niets met het werk te maken hebben – zoals het gebruik van de auto in de weekends en tijdens de vakanties – maar ook het woon-werkverkeer.

Uitstoot en cataloguswaarde

Sinds 1 januari 2012 wordt het belastbare voordeel van een bedrijfswagen berekend op basis van de cataloguswaarde en het CO2-percentage van het voertuig, met de volgende formule: cataloguswaarde x 6/7 x CO2-percentage. Het CO2-percentage is verschillend voor diesel- en benzinewagens. Voor dieselwagens bedraagt het 5,5 procent bij een CO2-uitstoot van 95 gram per kilometer. Per gram CO2 boven dat niveau stijgt het percentage met 0,1 procent. Een dieselwagen met een CO2-uitstoot van bijvoorbeeld 146 gram per kilometer heeft dus een CO2-percentage van 146 – 95 = 51 x 0,1 procent = 5,2 procent. In totaal bedraagt het dan 10,7 procent (5,5 + 5,2 %). Omgekeerd wordt het CO2-percentage verminderd met 0,1 procent per gram dat de CO2-uitstoot uitkomt onder de referentiewaarde van 95 gram per kilometer.

Voor benzinewagens – inclusief hybride wagens en wagens die rijden op lpg – bedraagt het CO2-percentage 5,5 procent bij een uitstoot van 115 gram CO2 per kilometer. Ook hier stijgt het of daalt het met 0,1 procent per gram dat de CO2-uitstoot afwijkt van de referentiewaarde. Belangrijk om te weten is dat het CO2-percentage zowel voor diesel- als voor benzinewagens minimaal 4 procent en maximaal 18 procent kan bedragen. Het belastbare voordeel kan nooit lager zijn dan 1200 euro op jaarbasis. Op het berekende voordeel moet de werknemer belasting betalen tegen de marginale aanslagvoet, plus de gemeentebelasting.

In het geval van een tweedehandse bedrijfswagen vertrekt de fiscus van de cataloguswaarde in nieuwe staat, waarop een correctie wordt toegepast, afhankelijk van de ouderdom van de wagen. Die correctie bedraagt 6 procent per jaar, maar de cataloguswaarde kan niet lager zijn dan 70 procent van de oorspronkelijke waarde (zie tabel De cataloguswaarde in functie van de ouderdom van de wagen).

Op het voordeel van alle aard waarop de bedrijfsleider personenbelasting afdraagt, betaalt de vennootschap een belasting van 17 procent. Technisch gezien is die heffing voor de vennootschap een verworpen uitgave. Ze levert voor de vennootschap dus altijd de minimale belastbare basis op.

De nieuwe berekeningsmethode van het belastbare voordeel in natura heeft vooral gevolgen voor dure en vervuilende bedrijfswagens als SUV’s en 4×4’s. Bedrijfsleiders of werknemers met zo’n bedrijfswagen zijn die vandaag liever kwijt dan rijk. Maar er zijn mogelijkheden om daar fiscaal een mouw aan te passen.

Verminder het belastbare voordeel

Een eerste optie is dat u als bedrijfsleider of werknemer het belastbare voordeel vermindert. U cijfert het dus niet helemaal weg, maar u zorgt ervoor dat de bedrijfswagen u uiteindelijk minder aan belastingen kost.

– Eigen bijdrage betalen

Een eerste techniek om het belastbare voordeel te verminderen is een eigen bijdrage voor de bedrijfswagen te betalen. Als een bedrijfsleider of een werknemer bijvoorbeeld elke maand 100 euro betaalt voor zijn bedrijfswagen, mag hij dat bedrag aftrekken van zijn belastbare voordeel. De eigen bijdrage van de werknemer of de bedrijfsleider wordt niet toegevoegd aan de belastbare winst van de werkgever of vennootschap. Op die manier vermindert ook de verworpen uitgave voor de werkgever of de vennootschap.

Volgens de fiscus mag een eigen bijdrage alleen worden afgetrokken “als die bijdrage een tussenkomst is van de werknemer of de van de bedrijfsleider in iets dat hem door de werkgever of vennootschap ter beschikking is gesteld”. De belastingadministratie geeft zelf enkele voorbeelden van wat wel en wat niet door de beugel kan. Zo wordt de aankoop van winterbanden niet beschouwd als een eigen bijdrage die u mag aftrekken van het belastbare voordeel van uw bedrijfswagen. Dat is ook niet het geval voor de uitgaven voor reinigingsbeurten in een carwash, of voor een verzekeringspremie die u voor eigen rekening neemt. De bedragen die u zelf betaalt voor extra opties aan uw bedrijfswagen of voor een bedrijfswagen van een hogere categorie, beschouwt de fiscus wel als een eigen bijdrage die kan worden afgetrokken van het belastbare voordeel.

– Aftrek van de werkelijke kosten

Dat een werknemer of een bedrijfsleider beschikt over een bedrijfswagen, verhindert niet dat hij de werkelijke kosten van die wagen fiscaal kan aftrekken, bijvoorbeeld als hij de auto gebruikt voor zijn woon-werkverkeer. Die aftrek is wel beperkt tot een forfaitair bedrag van 0,15 euro per kilometer. Als u ver van uw werkplek woont en dagelijks heel wat kilometers voor het woon-werkverkeer aflegt met uw bedrijfswagen, kan het interessant zijn die verplaatsingen fiscaal in te brengen. In principe kunnen de aftrekbare kosten zelfs hoger zijn dan het aangerekende voordeel van alle aard, maar ze blijven wel beperkt tot maximaal het bedrag van het voordeel van alle aard, eventueel te verhogen met de eigen bijdrage van de werknemer of de bedrijfsleider.

Een voorbeeld: stel dat een bedrijfsleider beschikt over een bedrijfswagen die een belastbaar voordeel van 2000 euro per jaar oplevert. Hij betaalt een eigen bijdrage van 1500 euro, zodat er een belastbaar voordeel van 500 euro overblijft. De bedrijfsleider woont zo ver van zijn werk dat hij recht heeft op een werkelijke kostenaftrek van 2750 euro per jaar. Die aftrek moet dan worden beperkt tot het werkelijke belastbare voordeel van 500 euro, verhoogd met de eigen bijdrage van 1500 euro, of 2000 euro in totaal.

Sluit het belastbare voordeel uit

U kunt ook opteren voor de radicale oplossing: het volledig uitschakelen van het belastbare voordeel in natura. Dat kan enkel door de bedrijfswagen privé te maken. Voor een bedrijfsleider is dat een stuk gemakkelijker dan voor een werknemer. Zolang het leasingcontract voor zijn huidige wagen loopt, kan die laatste bijvoorbeeld niet eenzijdig beslissen om zijn bedrijfswagen op te geven of van zijn werkgever een bedrijfswagen eisen die een lagere CO2-uitstoot heeft.

Een bedrijfsleider kan zijn bedrijfswagen op verschillende manieren uit de vennootschap halen.

– De wagen overkopen

Als bedrijfsleider kunt u uw bedrijfswagen privé maken door hem over te kopen van uw vennootschap. Fiscaal gezien is dat niet de voordeligste oplossing. U moet dan met privégeld de marktwaarde van de wagen aan uw vennootschap betalen. Als u dat geld als loon uit uw vennootschap moet halen, betaalt u daarop tot 50 procent personenbelasting. Met de sociale bijdragen erbij komt u aan een belasting van 60 procent. Dat betekent dat u een brutoloon uit uw vennootschap moet halen dat veel hoger is dan de prijs van de wagen.

Een voorbeeld: stel dat de marktwaarde van uw bedrijfswagen 25.000 euro bedraagt. Rekening houdend met een totale belasting van 60 procent, moet u een brutoloon van 62.500 euro uit uw vennootschap halen om netto 25.000 euro over te houden. Privé kost u dat 37.500 euro aan belastingen en sociale bijdragen. Bovendien moet u 21 procent btw betalen op de verkoopprijs van 25.000 euro, of 5250 euro (25.000 euro x 21 %). In totaal betaalt u dus 42.750 euro (37.500 + 5250 euro).

Uw vennootschap kan het betaalde brutoloon als kosten aftrekken van haar belastbare winst – ze draagt daardoor minder vennootschapsbelasting af – maar ze betaalt wel een belasting op de meerwaarde bij de verkoop van de wagen, als de verkoopprijs hoger is dan de boekhoudkundige waarde. Heeft de vennootschap de wagen al volledig afgeschreven, dan is de belastbare meerwaarde gelijk aan de totale verkoopprijs van de wagen.

– De wagen onttrekken aan de vennootschap

Een manier om te besparen op de btw is de wagen voor privédoeleinden te onttrekken aan de vennootschap. We gaan niet in op de technische details, maar het komt erop neer dat uw vennootschap u de wagen schenkt. Het volstaat dat de vennootschap een boekhoudkundig stuk opmaakt dat geen factuur is, maar waarin sprake is van een “onttrekking overeenkomstig artikel 12, Par. 1 van het btw-wetboek”. U moet enkel btw betalen op de helft van de waarde van de wagen op het moment van de onttrekking. Als de bedrijfswagen bijvoorbeeld 25.000 euro waard is, betaalt u 2625 euro btw (12.500 euro x 21 %).

Bij een onttrekking moet u niet de werkelijke waarde van 25.000 euro betalen, u wordt wel belast op een voordeel van alle aard, die gelijk is aan de belasting op de waarde van de wagen (inclusief btw). Als u in totaal bijvoorbeeld 60 procent belastingen (personenbelasting plus sociale zekerheid) betaalt, moet u 16.575 euro afdragen (60 % van 25.000 euro + 2625 euro).

– De wagen uitkeren als dividend

Iven De Hoon, managing director van het fiscaaladvieskantoor De Hoon & Partners, deed ons een creatieve maar fiscaal correcte oplossing aan de hand. Volgens hem kan de wagen als een dividend in natura worden uitgekeerd aan de bedrijfsleider. U kunt zich als bedrijfsleider of aandeelhouder een dividend laten toekennen door uw vennootschap. Dat kan een geldbedrag zijn, maar ook een dividend in natura, zoals een bedrijfswagen. U betaalt daar niets voor aan de vennootschap, maar u zult wel 21 procent roerende voorheffing moeten afdragen – of 25 procent, als u meer dan 20.020 euro aan intresten en dividenden per jaar ontvangt. Bovendien betaalt u btw op de helft van de marktwaarde van de wagen.

Als de wagen bijvoorbeeld 30.000 euro waard is, moet de vennootschap een brutodividend van 40.000 euro toekennen, als op dat dividend een roerende voorheffing van 25 procent verschuldigd is. U betaalt dan 10.000 euro roerende voorheffing en 3150 euro btw (21 % x 15.000 euro), in totaal dus 13.150 euro.

Het is belangrijk om te weten dat de vennootschap het uitgekeerde dividend niet kan aftrekken van haar belastbare winst. De vennootschap betaalt ook belasting op de meerwaarde die wordt gerealiseerd tegenover de factuurprijs van de wagen.

Privé, en wat dan?

Zodra de wagen uit de vennootschap is gehaald, kunt u het voertuig inschrijven op uw eigen naam. Dat betekent wel dat hij opnieuw belasting op de inverkeerstelling (BIV) moet betalen. Als dat is gebeurd, zijn er twee mogelijkheden om het gebruik van de eigen wagen voor beroepsverplaatsingen – in opdracht van de vennootschap – fiscaal te optimaliseren. U kunt dat doen door de wagen te verhuren aan de vennootschap, of door een forfaitaire kilometervergoeding te vragen.

– De wagen verhuren

Als u als bedrijfsleider uw eigen wagen verhuurt aan uw vennootschap, wordt de ontvangen huur belast als een roerend inkomen. Dat betekent dat u op die huur een roerende voorheffing van 15 procent moet afdragen. De ontvangen huur moet u wel opgeven in uw aangifte voor de personenbelasting. Dat betekent dat u boven op de roerende voorheffing van 15 procent gemeentebelasting moet betalen. Woont u bijvoorbeeld in een gemeente met 7 procent gemeentebelasting, dan betaalt u uiteindelijk een belastingtarief van 16,05 procent (15 % x 1,07).

– Een kilometervergoeding vragen

In plaats van uw wagen te verhuren aan uw vennootschap, kunt u ook een kilometervergoeding vragen voor de afstanden die u beroepshalve aflegt met uw wagen. Interessant is dat u op die vergoeding geen belasting hoeft te betalen als er twee voorwaarden zijn vervuld: u mag per jaar voor de vennootschap niet meer dan 24.000 kilometer rijden en de vergoeding mag niet hoger zijn dan het tarief dat de overheid uitkeert aan haar ambtenaren die hun eigen wagen gebruiken voor dienstverplaatsingen. Dat tarief bedraagt 0,3456 euro per kilometer voor de periode tussen 1 juli 2012 en 30 juni 2013.

JOHAN STEENACKERS

Een bedrijfsleider kan zich een dividend laten toekennen door zijn vennootschap. Dat kan een geldbedrag zijn, maar ook een dividend in natura, zoals een bedrijfswagen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content