Ze sluiten, en dat is maar goed ook

Etablissements S. Albert uit Brussel is één van de drie resterende fabrikanten van ritssluitingen in België. Een bedrijf ook dat met een ogenschijnlijk simpel accessoire blijft groeien in een stagnerende markt.

Net als in ” Tien Kleine Negertjes” van Agatha Christie loopt ook hún aantal voortdurend terug. Vandaag zijn ze nog met drie, de Belgische fabrikanten van ritssluitingen: Kroko in Kortrijk, Bonduel in Komen en Etablissements S. Albert in Brussel. Zonder onderscheid meten ze zich een bescheiden profiel aan. Zaakvoerder Jacques Albert van de gelijknamige firma is zelfs verwonderd over belangstelling van buitenaf. “Het enige wat telt, is dat de ritsen sluiten,” zegt hij met een zachte glimlach. En ook: “Wie zijn wij op wereldvlak?” verwijzend naar het Japanse Yoshida. Dat Japanse bedrijf beheerst vandaag 50% van de wereldmarkt van ritssluitingen. “Maar hoe groter een bedrijf is, hoe rigider ook,” vermant Jacques Albert.

35 MILJOEN RITSEN.

Achter een anonieme gevel werken vandaag 92 werknemers in het vijftig jaar oude atelier. Per dag verlaten zo’n 120.000 ritssluitingen het bedrijf; dat komt neer op 35 miljoen stuks per jaar. “We hebben nog betere tijden gekend,” zegt de zaakvoerder. “Ooit waren hier bijna dubbel zoveel mensen aan de slag. Later zakte dat aantal naar zestig. De jongste jaren gaat het weer beter, zowel op het gebied van personeelsleden als omzet.”

Vorig jaar haalde Etablissements S. Albert een omzet van 282 miljoen frank. Daarmee zet de ritsenproducent zijn opmars, die al sinds begin de jaren negentig merkbaar is, voort. Nochtans is groei niet evident voor een leverancier van ogenschijnlijk simpele accessoires als ritsen. Jacques Albert moest eerst met lede ogen aanzien hoe het confectie- en textielgebeuren naar Azië doorschoof. De afgewerkte textielproducten die vandaag in de Europese winkels hangen, dragen meer en meer Aziatische labels. Wat doe je dan als toeleverancier van accessoires? Het antwoord volgens Jacques Albert is eenvoudig: “Export, export en nog eens export. We hebben in tientallen landen vertegenwoordigers die de confectieateliers bewerken. Vroeger maakten we aan de lopende band steeds dezelfde ritsen. Nu zoeken we naar producten met toegevoegde waarde. Je kan hier de meest onmogelijke kleuren vinden, of transparante ritsen, dikke en dunne ritssluitingen, lange en korte, plastic of stoffen ritsen enzovoort. Wij proberen systematisch te anticiperen op modetrends.” In het Brusselse atelier heeft Jacques Albert ook geen seriemachines staan. “Hier staan werkbanken die we voor een deel zelf hebben gemonteerd,” zegt de bedrijfsleider, die in 1975 de fakkel van zijn vader Maurice overnam.

Een goed product hebben is één zaak. Maar wat als je steeds uit dezelfde hand, die van de textielwereld, moet eten? Ook daarop volgde een reactie. Textiel is vandaag nog goed voor 60% van alle omzet bij het Brusselse familiebedrijf. Veertig procent is nieuwe business: de automobielnijverheid (voorbeeld: ritssluitingen in hoezen van autozetels) en de schoenenindustrie zorgden voor diversificatie met hetzelfde product.

GEEN DELOKALISATIE.

Nu Jacques Albert in België nog maar twee collega’s telt, ziet hij dat de onderlinge complementariteit alleen maar groter is geworden, al blijft iedereen zijn eigen commerciële pad bewandelen. “We praten met elkaar en wisselen onderdelen uit.” Toch onderscheidt Etablissements S. Albert zich van zijn twee Belgische medespelers, omdat het de enige producent is met een volwaardig buitenlands filiaal.

In de jaren zeventig had de firma een eigen atelier in Milaan. Maar door de explosie van importproducten uit Azië werd die situatie in de jaren tachtig onhoudbaar. In 1990 werd de draad opnieuw opgenomen, maar dan in Noord-Afrika. In El Jadida, in de buurt van Casablanca, staat een Belgische fabriek van ritssluitingen, waar veertig Marokkaanse werknemers tekenen voor 60 miljoen frank omzet. “Marokko was een logische stap,” zegt Jacques Albert. “Hoeveel West-Europese confectioneurs zijn niet naar Noord-Afrika uitgeweken? Als toeleverancier waren we het aan onszelf verplicht. Dit is hoegenaamd geen geval van delokalisatie, aangezien we er alleen produceren voor de lokale markt. Omdat onze middelen beperkt zijn, willen we in de toekomst vooral samenwerken met lokale fabrikanten, zonder zelf aandeelhouder te zijn. In Portugal hebben we zo’n interessant project lopen, dat voor herhaling vatbaar is in andere landen.”

K.C.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content