Wordt Bush de nieuwe keizer?

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Wat wordt de internationale rol van de Verenigde Staten? De modetheorie van het moment is ‘pax americana’: een wereld met de VS als enige supermacht, vergelijkbaar met de tijd van de Romeinen. Snijdt dat idee hout?

Worden de Verenigde Staten het Romeinse Rijk van onze tijd? Trends legde de vraag voor aan enkele kenners van de politieke instellingen van de Romeinse Oudheid. Randall Lesaffer is een specialist in oorlogsrecht en oorlogsvoering en doceert aan de universiteit van Tilburg. Frederik Vervaet, historicus van de Gentse universiteit, is vandaag postdoc- toraal onderzoeker in Berkeley (Californië). Koenraad Verboven is doctor-assistent aan de Universiteit Gent. Professor emeritus Tony Reekmans van de KU Leuven leverde enkele citaten uit de Romeinse literatuur.

1. Terug naar 167 voor Christus

Het jaar 2003 heeft veel weg van het jaar 167 voor Christus. We nemen u even terug in de tijd. Rome gaat een woelige periode tegemoet, die pas in 31 voor Christus in de plooi valt met de machtsgreep van keizer Augustus. Rome is in 167 de enige overgebleven supermacht in Europa en het hele gebied rond de Middellandse Zee. De rivalen Carthago, het Seleucidenrijk en Macedonië zijn knock-out geslagen. In de Romeinse senaat zijn er twee strekkingen: óf imperialisme met een rechtstreekse politieke overheersing; óf het verder zetten van de indirecte hegemoniale politiek, waarbij Rome de onbetwiste grootmacht is maar zijn imperialistisch potentieel vrijwillig niet ten volle uitoefent. De imperialistische strekking wint het pleit.

“De Verenigde Staten moeten de keuze nog maken. Het kan dus nog alle kanten uit,” waarschuwt Koenraad Verboven. “Er zijn parallellen maar ook verschillen. Die parallellen zijn vooral potentieel. Na de volgende Amerikaanse verkiezingen kan het er weer helemaal anders uitzien.” Randall Lesaffer is het daar niet mee eens. “De baseline van de Amerikaanse politiek is er een van meer unilateralisme. Dat heeft minder te maken met een republi- keinse of democratische president, al schatten we dat in Europa wel zo in.”

Wat volgt, is een periode van onafgebroken veroveringsoorlogen en ongebreidelde expansie. Rome wil alle vijandige gebieden annexeren. Als ideologische legitimatie beweert het dat het zijn imperium als het ware per ongeluk verworven heeft. Rome vecht immers voor de vrijheid van zijn bondgenoten en de hele wereld. Het beweert enkel oorlog te voeren uit zelfverdediging of ter verdediging van de bondgenoten. De uiteindelijke totale vernietiging van Carthago in 146 voor Christus op verzoek van censor Cato doet Verboven denken aan het begrip pre-emptive strike: Carthago was op dat moment geen bedreiging meer, maar kon een bedreiging worden.

2. Pax romana

Vanaf 31 voor Christus valt de pax romana of Pax Augusta definitief in de plooi. Het bewind van Octavianus, de latere keizer Augustus, leidt tot consolidatie en pacificatie. Tot het midden van de tweede eeuw na Christus beleeft de Romeinse Oudheid een gouden tijd. Pax romana betekent rust en stabiliteit, een manier voor het imperium om zowel sterk als populair te zijn. De Romeinen beschouwen zich cultureel superieur: zij brengen de beschaving. Hardnekkige vijanden werden geassimileerd, indien nodig vernietigd. Lesaffer: “De Romeinen brachten dus orde, vrede en beschaving. Al moeten we ons daar niet al te veel illusies rond maken.”

3. Pax americana

In september 2000 publiceert de conservatieve denktank Project for the New AmericanCentury het rapport Rebuilding America’s Defenses. Bij het kransje schrijvers hoort ook PaulWolfowitz, huidig vice-minister van Defensie onder president George Bush, en de invloedrijke adviseurs Robert Kagan en Richard Perle. Het document spreekt over ‘American peace’ of ‘pax americana’. Dat begrip omvat vrede, stabiliteit, vrijheid, democratie en individuele politieke rechten. De VS moet die opleggen, al dan niet binnen het kader van een mandaat van de Verenigde Naties, heet het. Voor de ideologen achter het project wordt de 21ste eeuw er een van verschillende oorlogen op diverse plekken, tegen verschillende vijanden die verschillende objectieven hebben.

4. Een Amerikaanse proconsul

Wanneer de Romeinen een gebied veroveren, richten ze het in als een provincie met aan het hoofd een Romeinse gouverneur. Tijdens de periode 167 tot 31 draagt die gouverneur de titel van proconsul. Een essentieel kenmerk is dat het Romeinse bestuur bijna altijd de lokale administratie ongemoeid laat. De gouverneur treedt op als een soort supervisor die de orde handhaaft en het heffen van de belastingen garandeert.

Begin oktober 2002 jaar lekte in de New York Times een scenario van de regering-Bush uit voor het Irak na Saddam Hoessein. Het land zou bestuurd worden door een Amerikaanse proconsul. Tommy Franks, opperbevelhebber van de strijdkrachten, zou belast worden met de militaire supervisie van het Tweestromenland. De Iraakse administratie en economie komt onder het gezag van generaal buiten dienst Jay Garner.

5. De oorlog betaalt zichzelf

De VS maakt zijn opwachting voor een langdurige bezetting. Economen van de University of Chicago schatten in Trends de kosten van de Tweede Golfoorlog op 125 miljard dollar. Het Amerikaanse begrotingstekort zou bovendien kunnen oplopen tot 5 % van het BBP.

De Romeinse oorlogen kwamen er beter van af, want ze financierden zichzelf. Verovering kwam immers neer op plundering. Caesar maakte drie miljoen slaven in Gallië, goed voor een enorme rijkdom. Het winstbejag was vanaf 167 voor Christus een zeer belangrijke factor voor verdere veroveringsoorlogen en expansie. Het financieel debacle kwam er toen het Romeinse imperium vanaf 130 na Christus geen expansiepolitiek meer voerde. Rome ging ten onder aan een beleid van isolationisme. Grote, primitieve culturen rond het rijk konden zich voluit ontwikkelen. “Het Romeinse Rijk ging ten onder aan volkeren waar het geen greep op had, zoals Germanen en Slaven. Vergelijk het met 11 september 2001. De Amerikanen botsten op een compleet nieuwe vijand, die buiten de westerse structuren opereert,” aldus Randall Lesaffer.

6. Oorlog om graan

De historici vinden nauwelijks parallellen op economisch vlak. Er is een enorm verschil tussen de antieke Romeinse landbouweconomie en de huidige Amerikaanse, gedomineerd door indu- strie, internationale markten, snelle berichtgeving en kapitaal. De VS vindt het strategisch belangrijk om de olievelden voor de wereldeconomie veilig te stellen. In de oudheid is er hooguit een parallel met de graanleveringen aan de stad Rome. Rome groeide enorm tijdens de laatste twee eeuwen voor Christus. De bevolking kon enkel gevoed worden door massale import van graan uit Sicilië, Noord-Afrika en Egypte. De republiek voerde een steeds nadrukkelijker overheidsbeleid om die toevoer veilig te stellen.

Economische motieven speelden dus wel degelijk mee in het oude Rome: handelsroutes beheersen, concurrenten zoals Carthago en Korinthe uitschakelen enzovoort. “Maar dat was niet echt belangrijk,” zegt Koenraad Verboven. “Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat de zilver- en goudmijnen waarop de macht van de Macedonische koningen altijd was gebaseerd, niet door de Romeinen werden overgenomen maar gewoon werden gesloten. Wat Rome dreef, was de zuivere zucht naar glorie en macht. Verrijking werd beschouwd als het logisch gevolg daarvan, niet als reden op zich.”

Wolfgang Riepl

167 voor Christus: Rome wil alle vijandige gebieden annexeren. Het claimt te vechten voor de vrijheid van zijn bondgenoten en de hele wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content