Windvangers, beursgangers

Met de Windmaster-technologie op zak bouwen de ingenieurs van Turbowinds, een dochter van Treco, in Hasselt de windturbine van de 21ste eeuw, en dromen ze van een beursgang.

In het domein van de windenergie staat Vlaanderen aan de spits van de technologische ontwikkeling. Maar wat aanwending in de praktijk betreft, is het met deze alternatieve energie droevig gesteld in ons land. Met de overname van Windmaster hoopt Turbowinds uit Overijse, het innovatiebedrijf van de Treco Group (zie Trends van 12 december ’94), het tij te kunnen keren. In het nieuwe onderzoeks- en ontwikkelingscentrum in Hasselt bouwen Vlaamse ingenieurs een revolutionaire windturbine van 400 kW, die eind dit jaar officieel zal worden voorgesteld. En nog vóór de eeuwwisseling hoopt Turbowinds naar de beurs te kunnen gaan.

Het in ’85 opgerichte Turbowinds maakt voor 100 % deel uit van de Treco Group (Treco staat voor Tractor and Equipment Company). Deze holding van de Gentse familie Dutry, die reeds vorige eeuw windmolens verkocht, haalt met 220 medewerkers een geconsolideerde jaaromzet van 2,6 miljard frank en een nettoresultaat van 491 miljoen (raming 1995). De groep bestaat uit drie dochters. Treco Cat is licentiehouder van Caterpillar in de Benelux. Immotreco bundelt de vastgoedactiviteiten en participeert in de Vlaamse financieringsmaatschappij Asphales ( nvdr tweede grootste aandeelhouder van AG en Barco) voor 5 à 6 %. In Investreco zitten nog Mechanical Equipment Company (gereedschap), Soltech (zonne-energie) voor respectievelijk 51 % en 23 % van Tractebel en Imec en Turbowinds.

Jean-Pierre Dutry, gedelegeerd bestuurder van Treco : “Met uitzondering van België evolueert alternatieve energie in Europa naar een aandeel van 5 à 10 %.” Op de vraag waarom ons land aan de staart bengelt (zie kader : Rode lantaarn) antwoordt men bij Turbowinds voorzichtig, kwestie van op geen lange tenen te trappen : men tracht immers met Electrabel samen te werken. “Bij de elektriciteitsleveranciers en in de politieke wereld heersen nog conservatieve ideeën,” luidt het. “De elektriciteitsprijzen zijn ook vrij laag en het net bereikt effectief de kleinste en verste uithoeken van het land. De noden zijn dus niet zoals in Griekenland of Denemarken. Maar met het stopzetten van de uitbouw van kerncentrales is er geen andere uitweg meer dan te opteren voor alternatieve bronnen, zoals de wind.”

In het verleden werkten Turbowinds en Windmaster toen HMZ geheten reeds samen. In ’88 ontwikkelden zij een gecombineerd winddieselsysteem voor lokale energieproductie in Kenia. Toen het Truiense bedrijf Windmaster Belgium in handen viel van de Nederlandse Begemann-groep, verdween echter ieder contact. Toen het rijk van Joep van den Nieuwenhuyzen als een kaartenhuisje ineenstuikte, greep Turbowinds zijn kans en kocht het in november ’95 niet alleen de activa, maar ook de technologie en de intellectuele rechten van Windmaster over.

VASTE OVERNAMEPRIJS.

Windturbines met een groot vermogen koppelt Turbowinds graag aan het elektriciteitsnet, van zodra de kans zich voordoet, maar dan moet de afkoopprijs voor die energie redelijk zijn.

In België ligt de prijs echter niet vast, maar evolueert met het energie-aanbod aan het net. Gewoonlijk krijgt de aanbieder zo’n 1,8 frank per kWh, maar dat kan in piekperiodes oplopen tot 3 frank. Hij vangt wel steeds 1 (“groene”) frank per kWh-uur meer voor energie uit hernieuwbare bronnen dan voor elektriciteit uit gas of diesel. Emmanuel Timmermans, zaakvoerder van Turbowinds : “Ik vind de prijszetting moeilijk te begrijpen.” Hij merkt wel dat de vroegere afkerige houding van Electrabel plaats heeft gemaakt voor een wat positievere. Het elektriciteitshuis neemt de energie uit alternatieve bronnen nu wel af, maar het is niet duidelijk of dat goed- of kwaadschiks gebeurt.

Om de rendabiliteit van een investering in windenergie enigszins te kunnen berekenen, dringt een vaste afnameprijs zich op. In de meeste buurlanden bestaat die reeds. In Nederland produceren bepaalde bedrijven elektriciteit uit wind in de eerste plaats om die aan het net te verkopen, veeleer dan om ze zelf te gebruiken. Zo werken trouwens alle windmolenparken ter wereld, maar zo ver zijn we hier nog niet. Het verbaast Turbowinds dat Electrabel wel projecten voor zonne-energie opzet, maar niet aan windenergie doet. Wel participeert Electrabel aan een haalbaarheidsstudie voor een Europees project om voor 100 MW windenergie op te wekken. Het onderzoek gaat na of daarvoor één grote of drie middelgrote installaties (3 x 33 MW) nodig zijn, en waar die best komen.

Sinds de bouw van het windmolenpark in Zeebrugge in 1985 is er in ons land eigenlijk niets meer gebeurd. Nochtans tonen die windmolens dat ze best bruikbaar zijn. Ze zijn vaak voor 99 % beschikbaar en leveren hun energie aan het net. Enkele grote containerterminalbedrijven aan zee zijn nu sterk geïnteresseerd in windenergie. Maar flink uit de kluiten gewassen projecten zoals in de Duitse Eifel illustreren dat er ook in het binnenland aardig wat mogelijkheden liggen, aldus Timmermans.

Vandaag komt de belangstelling voor alternatieve energie hoofdzakelijk uit Limburg, waar het Hasseltse stadsbestuur en Interelectra (zie Trends van 11 april ’96) terzake initiatieven nemen. Deze intercommunale heeft sinds 1 januari ’96 een 12-jarige concessie op het Zeebrugse windmolenpark, waarvan Turbowinds al 10 jaar lang voor de overheid het onderhoud verzorgt. Bij Interelectra zegt Thierry Boeckx, verantwoordelijke voor windenergie : “Wij zijn zeker niet van plan om de zeebries onder elektrische vorm naar huis over te tappen, maar willen deze alternatieve energie wel een eerlijke kans geven en aantonen dat ze lucratief is.”

Concreet denkt Interelectra aan de bouw van een tweede windmolenpark in Zeebrugge en bestudeert mogelijkheden langs het Albertkanaal of op de mijnterrils, waar volgens eerste testen voldoende wind waait ( nvdr in ’98 kunnen de eerste werken starten). Boeckx : “Het is niet de bedoeling om Electrabel te beconcurreren. Maar onder druk van de snelle evolutie in de buurlanden zal ook ons land meer moeten overschakelen op hernieuwbare energie. Hierbij zie ik een cohabitatie tussen centrale (zeg maar Electrabel) en decentrale of lokale energieproducenten (zoals b.v. het windmolenproject) ontstaan, waarbij de intercommunale zich toelegt op de lokale energierecuperatie. De defensieve reflex bij Electrabel ebt stilaan weg.”

WILLEM DE BOCK

EMMANUEL TIMMERMANS EN JEAN-PIERRE DUTRY (TURBOWINDS) Pleidooi voor een vaste afnameprijs voor windenergie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content