Windmaker op stroom

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Wordt C-Power de eerste leverancier van Belgische elektriciteit op basis van windenergie? De regeringsonderhandelaars beslisten vorige week om een reusachtig zeewindmolenpark aan te leggen op de Thorntonbank, dertig kilometer in zee. Dat park moet, samen met andere groene energiebronnen, op termijn zes tot tien procent van het elektriciteitsverbruik in ons land dekken. Tot nu toe is de enige concessionaris daar het bedrijf van algemeen directeur Filip Martens (40) . Maar die blijft voorzichtig: “Ik heb de tekst nog niet gezien.”

Toen Martens in 1994 afscheid nam van de VU-kabinetten, waar hij tot dan werkte, zei hij tien jaar lang niet in België actief te willen zijn. Meer dan waarschijnlijk zal hij die belofte kunnen inlossen. C-Power kreeg immers een concessie voor het terrein, maar heeft nog vier andere vergunningen nodig: een federale bouw- en milieuvergunning, een federale vergunning om de elektriciteitskabel naar de kust te trekken en een Vlaamse om de kabel aan te sluiten op het hoogspanningsnet en van daaruit verder te verdelen. “Bij de concessie op de Wenduinebank, waar we 2,5 miljoen euro aan spendeerden, stonden we even ver. Maar die is intussen wel afgevoerd. We pleiten al drie jaar voor een degelijke ruimtelijke ordening op zee.” Voor de Thorntonbank staat de teller inmiddels op 1,3 miljoen euro.

C-Power werd in 2001 uit de grond gestampt. Martens opereert er voor rekening van de baggergroep Dredging. “Ik doe eigenlijk hun investeringen in niet-kernactiviteiten,” legt de Brabander uit. Begin de jaren negentig begeleidde hij via zijn eigen vennootschap Mercurius Alatus voor de waterbouwer een project in Mexico, later één in Polen. In 1994 kreeg hij de leiding over Ipem (International Port Engineering and Management), sinds 2000 een 55 %-45 % joint venture van Dredging en de Gimv. De onderneming is samen met het Amerikaanse AIG betrokken bij de bouw en exploitatie van een nieuwe haven op het moerassige schiereiland Dinh Vu in Vietnam en heeft ook een dochter in Singapore. “Mocht ik ooit van job veranderen, dan zou ik toch graag in een ingenieursomgeving blijven. Ingenieurs zijn concreet en heel doelgericht.”

Die directheid is een eigenschap die ook aan Martens zelf wordt toegeschreven. De omschrijving die het meest valt, is bevlogen. Andere termen zijn sober en streng katholiek, maar ook luisterbereid en nooit bang om een verloren zaak te bepleiten. “Een ideeënspuier, een Steve Stevaert in de privé-sector,” oordeelt een vriend. “Aan het hoofd van een boîte met driehonderd man zou ik hem niet zetten. Hij is zo intelligent en hij denkt zo snel dat, als hij zijn bedrijfsplan zou moeten uitleggen aan zijn medewerkers, driekwart van zijn werknemers hem niet zou kunnen volgen.”

Martens zelf relativeert dat. “Op het kabinet stuurde ik destijds wel meer dan driehonderd man. Je moet bij de vertaling van je strategie veel tijd steken in top-downgesprekken: dat is het overbrengen van je droom. Maar de realisatie gebeurt altijd bottom-up. Er schuilt veel meer in mensen dan ze zelf denken, als ze maar mee mogen doen. Op het einde van de dag wil ik mijn ingenieurs kunnen vragen hoeveel ideeën ze opnieuw in vraag hebben gesteld. Op basis van nieuwe informatie je ideeën bijsturen, is geen schande, zoals in de politiek al eens wordt gedacht. Ik doe dat drie keer per dag.”

Toch was Martens, enige zoon van zes kinderen, niet echt voorbestemd voor een carrière in de engineering. Zijn vader werkte als psycholoog op de personeelsdirectie van Kredietbank, en zelf studeerde hij rechten aan de KU Leuven, met een baccalaureaat in filosofie aan de KU Brussel. Als voorzitter van het studentenverbond KVHV zette hij in 1985 het Vlaams Jeugdcomité voor het Pausbezoek op poten. Nadien volgde een jaar “intellectueel toerisme”: hij bestudeerde het federalisme en de bevoegdheidsverdeling met de deelstaten aan een waslijst Europese universiteiten: Wenen, Heidelberg, Nice, Aosta en Urbino in Italië, Freiburg in Zwitserland, en Trinity Hall in het Engelse Cambridge.

Dat bracht hem in beeld bij federaal minister van Begroting Hugo Schiltz, die de 26-jarige jurist in 1988 binnenhaalde als attaché voor de staatshervorming. Een jaar later werd hij kabinetschef bij Vlaams minister van Openbare Werken en Transport Johan Sauwens (VU, intussen CD&V). “Ik ben Vlaams voelend, maar ik moet toegeven dat ik tijdens de jongste verkiezingen op meer dan één partij heb gestemd.”

Op het kabinet van Sauwens werkte Martens mee aan de fusieoperatie van NMVB, Miva en MIBG tot De Lijn, en hevelde 12.000 ambtenaren van het logge departement Openbare Werken over naar de Administratie Leefmilieu en Infrastructuur. Hij doorbrak het monopolie van Flandria op de veerdiensten, wat leidde tot een gerechtelijk onderzoek dat nog steeds loopt. “Wij hebben een eind gemaakt aan 25 jaar misbruik van monopolie. Iemand moet mij maar eens intellectueel uitleggen wat een natuurlijk monopolie op de veerdiensten is.”

Via het kabinet kwam hij in contact met zijn huidige hobby: de binnenvaart. “Een vergeten sector, die te weinig de weg wist om een besluitvormingsrijp dossier in te dienen. De NMBS heeft haar lobby, de truckers hebben de hunne. De binnenvaart had niets.” Martens zette een vzw op, Promotie Binnenvaart Vlaanderen (PBV), waar alle betrokken partijen in zetelden. “De voorbije vier jaar steeg de trafiek met één derde. Wij zijn lang niet alleen daarvoor verantwoordelijk, maar we hebben dat zeker niet in de weg gestaan.”

Martens toucheert als voorzitter bij PBV slechts een minieme onkostenvergoeding. “Ik wil neutraal kunnen zijn. Dan kan je makkelijker intellectueel oneerlijke ballons doorprikken. Dat is ook beter voor de Vlaamse regering zelf. Indien wij geen balletje kunnen opslaan, kan de minister het ook niet terugslaan.”

Privé en werk houdt Martens strikt gescheiden. In het weekeind vind je Martens veelal fietsend, met zoon August en vrouw Bernadette Van Doorslaer, een kunsthistorica. “Dat is een andere wereld, waarbij ik kan relaxen.” Toch gaf zijn vrouw onlangs, in het tijdschrift van de Kamer van KoophandelAntwerpen – waarvan haar man trouwens ondervoorzitter is – toe hem niet als baas te willen wegens “zeer veeleisend”.

Martens: “Ik denk niet dat ik ooit van iemand iets heb geëist wat ik zelf niet zou doen. Maar het is niet met Moeder Theresa -voor wie ik veel respect heb – te spelen dat je een bedrijf kan leiden.”

Luc Huysmans

“Het is niet met Moeder Theresa te spelen dat je een bedrijf kan leiden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content