“Wij eisen het recht op kinderarbeid”

Steeds meer bedrijven willen bewijzen dat ze op een sociaal verantwoorde manier functioneren. Kinderarbeid is dus uit den boze. Dat is mooi, maar in steden zoals Lima (Peru) vechten de kinderen juist voor het recht op arbeid. Voor organisaties die kinderarbeid bestrijden, zoals Unicef en het Internationaal Arbeidsbureau, hebben ze geen goed woord over. Het verhaal van Jaime, Humberto en Alfredo.

Lima (Peru)

In een straatarm dorpje op enkele tientallen kilometers buiten Lima, de hoofdstad van Peru, wekt Sandra haar vijf kinderen.

Het is 3.30 uur in de ochtend. Met hun vader dalen de kinderen zachtjes de helling af naar een traditionele steenbakkerij in het dal. Nog voor het krieken van de dag zullen ze stiekem zoveel mogelijk stenen maken, in de hoop duizend eenheden voor een bouwfirma uit Lima klaar te krijgen. Duizend stenen betekent een inkomen van 5 euro. Zonder hulp van zijn kinderen (de kleinste is zeven, de oudste vijftien) zou vader Julio er twee à drie dagen over doen. Maar zoveel tijd is er niet. Noch voor de opdrachtgevers in Lima, noch voor Julio, die zijn gezin moet voeden en schuldeisers moet betalen. In de namiddag zullen Julio’s kinderen lege flessen inzamelen en de vuilnisbelt afschuimen op zoek naar recycleerbare materialen. Tussendoor gaan ze vier uur naar de dorpsschool.

Tot voor kort werkten de kinderen van zeven uur in de ochtend tot de middag. Sinds een aantal ngo’s (ontwikkelingsorganisaties) controle uitoefenen op kinderarbeid en ouders beboet worden, trekken de kinderen tegen zevenen weer de berg op.

“Dat is het perverse effect van de internationale druk, in het bijzonder van de Internationale Arbeidsorganisatie ( IAO) in Genève,” reageert advocaat Jorge Valencia Corominas. Hij was de drijvende kracht achter een wetswijziging in 1992, waardoor kinderarbeid in Peru vanaf twaalf jaar erkend werd. Daarop beschuldigde de IAO het land ervan een slecht voorbeeld te stellen en uiteindelijk werd de leeftijdsgrens veertien jaar. Peru is nu het enige land waar kinderarbeid legaal is. “Maar de beweging groeit in Latijns-Amerika om ons voorbeeld te volgen, ook in India en in Afrika.”

Vorige maand publiceerde het International Programme on the Elimination of Child Labour ( Ipec) van de IAO een plan om kinderarbeid tegen 2020 uit te roeien. Het zal 760 miljard dollar kosten om tegen die tijd 246 miljoen werkende kinderen op de schoolbanken te krijgen.

“Ik wou dat het waar was,” zegt Jorge Valencia Corominas. “Alle regeringen beloven al decennia dat ze kinderarbeid ongedaan zullen maken. Intussen zwelt het aantal Nat’s jaar na jaar aan.” Nat’s staat voor Niños, niñas y adolescentes trabajadores (werkende kinderen en jongeren). Officieel zijn er in Peru 1,5 miljoen Nat’s. Een groot deel van de Peruaanse Nat’s heeft zich verenigd in organisaties die door de kinderen zelf worden gerund.

Rendabele kinderbakkerij

Het is 4 uur wanneer vier jongens uit een volkswijk hun bakkersmutsen opzetten met het opschrift Panadería Nat’s. Tot tien uur zullen ze broodjes bakken. Een Franse onderneming schonk de machines, een volwassen ex-Nat heeft de zakelijke leiding en het bedrijfje is zelfbedruipend. Met hun loon springen de jongens hun familie bij en in de namiddag gaan ze naar de school.

Advocaat Valencia Corominas was in 1990 medeoprichter van Colibri, een organisatie die gepatroneerd wordt door de politie van Lima en navolging kent in Brazilië en Nicaragua.

Om 6 uur begint de dagtaak van Colibri. Herkenbaar in hun groene uniformpje voeren de Colibri-jongens (zeven tot achttien jaar) op de centrale fruit- en groentemarkt van Lima tot elf uur waren af en aan. Naargelang van het aanbod verdienen ze 2 à 3,75 euro. “Vroeger werkten we illegaal en werden we uitgebuit, nu hebben we een arbeidskaart,” vertelt Jaime, zeventien jaar en voorzitter van Colibri. “De kinderen worden door alle partijen op de marktplaats erkend en eisen hun rechten op,” vertelt politieman in burger Remigio.

1200 jongeren of vijf generaties Colibri’s hebben het programma al doorlopen. Na vier of zes jaar op de markt hopen ze in dienst te gaan bij groenteboeren of starten ze een handeltje. Pedro heeft na acht jaar bij Colibri met zijn broer een taxi gekocht. Een andere ging werken in een confectieatelier en maakt nu eigen petjes. Jaime vertelt hoe de jongeren in een omgeving waar drugs en criminaliteit welig tieren bij Colibri hun zelfbeeld bijschaven. Als schatbewaarder waakt de zestienjarige Javier erover dat de veiligheidsdiensten (volwassenen) van de fruitmarkt tijdig worden betaald, dat er gespaard wordt voor kerstcadeautjes en dat het hulpfonds voor geneeskundige verzorging wordt aangevuld.

Ogen sluiten voor de realiteit?

“Hoe kan je deze kinderen beschermen als je ze geen rechten geeft?” vraagt Jorge Valencia Corominas. “Niet door de ogen te sluiten voor de realiteit, maar door die te erkennen.” En de realiteit drong bij de politici in Lima door nadat de rijken in de betere buurten van de hoofdstad er genoeg van kregen dat ze werden lastiggevallen door opdringerige kinderen.

“Kinderarbeid was verboden, kinderen die auto’s wilden wassen, schoenen poetsten of met snoepjes en sigaretten leurden, werden opgepakt en voor de kinderrechter gebracht. Maar dat was een vicieuze cirkel, die we doorbroken hebben door de realiteit van Nat’s te erkennen,” vertelt de advocaat, auteur van een boek over kinderrechten (zie kader: Inspiratie uit Vlaanderen).

De realiteit van Peru is: 300.000 nieuwkomers per jaar op de arbeidsmarkt, maar slechts 200.000 nieuwe jobs in het beste geval (bij een jaarlijkse groei van 4 %). Bovendien was 4 % de gemiddelde groei over het hele decennium van de jaren negentig. “De informele economie draait rond 45 % van de totale economie en daarin werken meer dan anderhalf miljoen kinderen,” zegt Valencia Corominas (zie kader: “De armen zijn de oplossing”). “Ga je die anderhalf miljoen werkende kinderen uitsluiten en verbieden hun bijdrage te leveren aan de economie? De lonen zijn ontoereikend om een gezin in stand te houden. In een land waar 30 % van de overheidsbegroting gaat naar aflossing van de buitenlandse schuld en 55 % de staatsbureaucratie draaiende houdt, blijft er 15 % over voor sociaal beleid. Dát is Peru: een kleine steenrijke bovenlaag, die nog rijker werd na privatiseringen die de ontluikende middenklasse wegmaaide.”

Om 7 uur is het verzamelen geblazen voor de Chikos Ekológicos in een gemeentewerkplaats. Vrachtwagens van de stad Lima voeren ze naar parken en plantsoenen. Humberto, 23 jaar en een Nat sinds zijn zevende, coördineert de Chikos Ekológicos. “Met het onderhoud van de plantsoenen zijn we nuttig bezig en hebben we een inkomen,” getuigt hij. “Iedereen komt op vrijwillige basis. Vooral straatkinderen hebben het moeilijk om die discipline op te brengen.” 80 % zijn Nat’s (bij hun ouders inwonend), 20 % komt van Generación, de organisatie voor straatkinderen zonder familie of dak boven het hoofd.

Zelfrespect en waarden

De Nat’s geven ongeveer de helft van hun inkomen aan hun familie, de andere helft dient voor eigen (school)benodigdheden. De meesten werken in familieverband, 20 % in bedrijfjes en enkelen zijn rondzwervende straatkinderen. In de namiddag volgen ze gratis staatsonderwijs. “Dat is van een erbarmelijk laag niveau,” weet Remigio, de politieman. “We moedigen ze aan verder te studeren of leren ze een vak.”

Het is 9 uur in het Manthoc-huis, niet ver van de fruitmarkt. Manthoc ( Movimiento de adolescentes y niños trabajadores hijos de obreros cristianos) is een beweging van werkende kinderen en jongeren die opkomt voor de rechten van het werkende kind. Casa Manthoc is voor de Nat’s een soort clubhuis dat geleid wordt door gekozen leeftijdgenootjes. Een Française (van Street Kids International) geeft bijlessen, een Duitse jongeman ( Save the Children) helpt bij het recycleren van papier. De oudste kinderen runnen de keuken en de overige leerateliers. Affiches waarschuwen voor de “valkuilen” van seks en liefde. “Wie vragen heeft, kan in vertrouwen bij een volwassene terecht. In een omgeving van gebroken gezinnen met weinig perspectieven, geweld en armoede, slechte behuizing en werkloosheid is Manthoc een ankerpunt. Probleemjongeren vinden hier houvast en trekken zich uit de slag,” analyseert de veertienjarige Alfredo, als was hij een volleerd socioloog (zie kader: De dunne lijn tussen maturiteit en criminaliteit).

Van Casa Manthoc leidt Alfredo ons door nauwe steegjes van een troosteloze wijk, zoals er honderden tegen de woes-tijnheuvels rond Lima liggen. Op zoek naar een illusoir beter leven liepen miljoenen uit verre provincies in uitzichtloze armoede vast. Ook bij klaarlichte dag slaat de criminaliteit toe. Om die terug te dringen, kocht Alfredo met wat verdiend Colibri-geld verf waarmee hij het huis van zijn moeder en het steegje opfleurde. “Dat soort kleine dingen brengt een mentaliteitsverandering teweeg en het geeft zelfrespect,” zegt hij trots. Alleen de oudste zoon heeft een baantje in een bedrijf. Alfredo en zijn zus zijn Nat’s, hun vader is begeleider op een taxibusje. “Wij bestaan niet voor de politici. Alleen dankzij Colibri en Manthoc zijn onze kinderen niet aan de drugs. El movimiento probeert de criminaliteit te weren,” glimlacht de moeder.

Businessplan en startkapitaal

Manthoc werd in 1979 opgericht door priester Alejandro Cussianovich en Nelly Torres, toen zelf een werkend kind. Ze groepeert vandaag 16.000 Nat’s in honderden plaatselijke verenigingen over heel Peru en inspireert aanverwante zelforganisaties als Colibri, Chikos Ekológicos of Generaçión en Mnnatsop, de in 1996 opgerichte nationale koepelorganisatie (met daarboven Molatcnats, de internationale Nat’s-beweging van acht Latijns-Amerikaanse landen en de Caraïben).

“Het is een organisatie van, voor en door kinderen, gedreven vanuit hún ervaringswereld,” benadrukt Nelly Torres. “Via de rechter dwingen ze goede arbeidsomstandigheden af en brengen ze hun leeftijdgenoten zelfredzaamheid bij.” Volgens Torres realiseert men zich in de rijke landen niet dat het alternatief is: opgeslorpt worden door de geweldcultuur of charitatieve bijstand die de kinderen hun laatste zelfrespect ontneemt. Ze is niet te spreken over de goede bedoelingen van Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties, of het IAO-plan om kinderarbeid te verbieden.

Torres: “Dat is vrijblijvende edelmoedigheid. Ze komen wel eens kijken in de volksbuurten, maar léven daar niet. De IAO is niet in staat om kinderarbeid effectief te elimineren, nu niet en hoogstwaarschijnlijk ook morgen niet. En toch gaan ze door met campagnes die alleen verwarring zaaien en de kinderen in een slecht daglicht plaatsen. De Nat’s-beweging geeft ze waarden en een referentiekader. Met dat positief zelfbeeld sleutelen ze aan hun toekomst.”

Om 14 uur start Liese Verhaeghe (ex- Accenture), gedetacheerd bij Ifejant door de Vlaamse ngo Broederlijk Delen, een workshop over micro-ondernemerschap. Daar leren kinderen een businessplan maken en krijgen ze een startkapitaaltje (zie kader: Kinderen leren ondernemen). De Nat’s-koepel, Mnnatsop, heeft twee vormingsinstituten, Infant en Ifejant, die gefinancierd worden door Street Kids International, Save the Children en Broederlijk Delen. Infant leert de kinderen wat hun sociale en politieke rechten zijn en Ifejant vormt opleiders (meestal volwassen ex-Nat’s). De beweging heeft in afgelegen provincies vijf eigen Nat’s-scholen (officieel erkend door het ministerie van Onderwijs).

16 uur. Ester Diaz Gonzales, directrice van Infant, brengt enkele Nat’s noties van arbeidsrecht bij. “We zijn geen vakbond met een ideologie. De kinderen leren op te komen voor zichzelf.” Dat doen ze met succes: de Colibri’s nemen bijvoorbeeld het voortouw in het verzet tegen de privatisering van de fruitmarkt van Lima. “Nat’s zijn op dat vlak alerter dan de boeren die amper een opleiding genoten,” zegt politieman Remigio.

Omdat ze niet alleen in eigen land en Latijns-Amerika willen laten horen dat ze bestaan, sturen de Nat’s in april een delegado naar Duitsland. Jessy, dertien jaar, is een van de zestien nationale gekozenen en vertegenwoordigt de Selva, de rand van het Amazonewoud waar ze vandaan komt. Wat ook bij Jessy opvalt, is haar maturiteit, de bevlogenheid waarmee ze het opneemt voor recht op kinderarbeid. Dat standpunt zal ze verdedigen op The World Meeting of Working Children’s Movement 2004 in Berlijn.

Naast de Latijns-Amerikaanse Nat’s zullen kinderen uit India en Afrika op het wereldcongres van werkende kinderen hun stem verheffen tegen het Internationaal Arbeidsbureau, Unicef, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie. Maar ook tegen andersglobalisten die zich verenigden in de Global March against Child Labour.

Erik Bruyland

“Het alternatief voor de kinderen is: opgeslorpt worden door de geweldcultuur of charitatieve bijstand die ze hun zelfrespect ontneemt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content