WIE WINT ‘RACE TO THE BOTTOM’?

Tal van lidstaten van de Europese Unie verlagen het tarief van hun vennootschapsbelasting. Waar positioneert België zich in die ‘race to the bottom’?

Duitsland verlaagt het tarief van de vennootschapsbelasting naar 29,83 %. Oostenrijk daalde twee jaar geleden al af naar 25 %. In de meeste nieuwe lidstaten ligt het tarief lager dan 25 %.

Nederland verlaagde het gewone tarief van de vennootschapsbelasting begin 2007 naar 25,5 %. De tariefverlaging gaat om budgettaire redenen gepaard met een verbreding van de belastbare materie. Zo wordt de aftrek van overgedragen verliezen beperkt in de tijd. En gebouwen die de onderneming zelf gebruikt, zullen in Nederland nog slechts in beperkte mate afschrijfbaar zijn.

België. Waar bevindt België zich in deze race naar het laagste tarief? In België is het normale tarief van de vennootschapsbelasting op dit ogenblik 33 % plus 3 opcentiemen aanvullende crisisbijdrage. In totaal dus 33,99 %. Voor kmo’s geldt een verlaagd opklimmend tarief. Dat bedraagt inclusief aanvullende crisisbijdrage net geen 25 % op de schijf van 0 tot 25.000 euro, 31,93 % op de schijf van 25.000 tot 90.000 euro en 35,535 % op de schijf van 90.000 tot 322.500 euro. Zodra het fiscale resultaat de kaap van 322.500 euro overschrijdt, is het gemiddelde tarief op het geheel van de winst gelijk aan het normale tarief van 33,99 %.

Deze tarieven zijn van kracht sinds aanslagjaar 2004. Voorheen was het normale tarief (inclusief aanvullende crisisbijdrage) nog hoger dan 40 %. De verlaging van het tarief (naar 33,99 %) is ook in België gepaard gegaan met begeleidende maatregelen die de budgettaire gevolgen binnen de perken moeten houden. Denk aan de invoering van de 10 %-belasting op liquidatieboni, de niet-aftrekbaarheid van sommige gewestelijke belastingen enzovoort.

In de race to the bottom is een tarief van 33,99 % weinig aantrekkelijk. Een jaar geleden lag het gemiddelde van de tarieven van de vennootschapsbelasting in alle lidstaten van de Europese Unie samen op iets minder dan 26 %. Wil België concurrentieel blijven, dan moet het tarief dus ook in ons land verder omlaag.

Notionele interest. Het verhaal ging dat daar geen budgettaire ruimte en vooral geen politieke consensus voor was. En dus heeft België zijn notionele interest uitgevonden. Die laat vennootschappen toe een bepaald percentage van het eigen vermogen als een soort fictieve interest af te trekken van het fiscale resultaat. Die aftrek heeft automatisch een zekere verlaging van de belastingdruk tot gevolg. Algemeen genomen zou het werkelijke tarief van de vennootschapsbelasting daardoor dalen onder 30 %. Maar hoe groot de daling in werkelijkheid zal zijn, daar heeft men op dit ogenblik het raden naar. Niemand weet wat de notionele interest de schatkist kost.

De vraag rijst evenwel of de invoering van de notionele interest echt bedoeld is als een maatregel om het tarief van de vennootschapsbelasting in het algemeen te verlagen. Er zijn tekenen dat de notionele interest een andere agenda dient. België heeft zich in de voorbije periode op internationaal niveau vooral ontpopt als een land dat het financieringsvennootschappen van internationale groepen erg naar de zin wil maken. Met de eindejaarswetten is nog maar pas een nieuwe maatregel ingevoerd die interestbetalingen tussen twee buitenlandse groepsvennootschappen vrij van Belgische bronheffing laat verlopen als de betaling gebeurt via een in België gevestigde financieringsvennootschap van de groep. In dezelfde periode werd de vrijstelling van bronheffing verruimd voor dividenden die aan buitenlandse moedervennootschappen worden betaald.

De notionele interest past in dezelfde doelstelling. De maatregel is niet – of niet in de eerste plaats – bedoeld om de belastingdruk in hoofde van de bakker om de hoek of in hoofde van de plaatselijke kmo te verlichten. Notionele interest is in de eerste plaats bedoeld om de coördinatiecentra van multinationale ondernemingen in België te houden en om liefst nog talrijke andere financieringsvennootschappen van internationale groepen naar België te lokken.

Agenda. Het probleem is dat België met de combinatie van deze maatregelen wel een attractief fiscaal klimaat creëert voor dergelijke financieringsvennootschappen, maar dat het nominale tarief van de vennootschapsbelasting in vergelijking met talrijke andere lidstaten nog steeds astronomisch hoog is. Wil België attractief zijn, niet enkel als gastland voor financieringsvennootschappen, maar ook voor exploitatievennootschappen, dan zal het niet anders kunnen dan het nominale tarief ook te verlagen. Dat de notionele interest daarvoor opgeofferd zou worden, is niet helemaal uitgesloten, maar zo goed als ondenkbaar.

Ik vermoed dan ook dat de huidige beleidsmakers een dubbele agenda hebben: eerst de (dure) notionele interest invoeren om België aantrekkelijk te houden voor financieringsvennootschappen van multinationale groepen en daarna – onder invloed van de internationale concurrentie – een onontkoombare verlaging van het nominale tarief van de vennootschapsbelasting doorvoeren. Dat zijn – weliswaar gespreid in de tijd – twee vliegen in één klap. De enige vraag die dan nog overblijft is: wie zal dat betalen?

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content