Wie betaalt rekening van oma en opa?

De crisis in de ouderenzorg wordt acuut als het beleidsvacuüm blijft bestaan. De SP.A mengt zich dit weekeinde in het debat. Vlaams minister van Welzijn Inge Vervotte (CD&V) werkt aan een vernieuwd woon-zorgdecreet. Een enquête van Trends en De Huisarts toont ondertussen de pijnpunten: een gebrek aan rusthuizen en personeel.

De 120.000 bedden in bijna 1600 Belgische rusthuizen volstaan niet om de vergrijzing op te vangen. We hebben in 2030 nood aan 185.000 bedden en in 2050 aan 275.000 bedden als we rekenen met de huidige erkennings- normen. Aan een gemiddelde van tachtig bedden per rusthuis betekent dit tegen 2030 ruim 800 rusthuizen extra.

Booming business. Dat hebben binnen- en buitenlandse groepen goed begrepen. Ze bouwen nieuwe rusthuizen, maar kopen vooral bestaande homes op (zie kader: De buitenlandse schaalvergroting). Heel wat kleintjes leggen er immers het bijltje bij neer als gevolg van de financiële druk, de tendens tot schaalvergroting en de complexe administratie. En dat terwijl de druk op de wachtlijsten – na enkele jaren van verbetering – opnieuw toeneemt.

Die wachtlijsten geven echter geen realistisch beeld, omdat veel senioren in verschillende rusthuizen op de wachtlijst staan. Zegt Elke Vastiau, stafmedewerker ouderenzorg bij de Vlaamse Vereniging voor Steden & Gemeenten (VVSG) (241 rusthuizen, 24.000 bedden): “Er is veel te zeggen voor een centrale wachtlijst. Dat die er nog niet is, heeft er wellicht mee te maken dat de bevoegdheden in deze sector verdeeld zitten over verschillende beleidsniveaus. Die kunnen elkaar met de vinger wijzen, zolang de wachtlijsten ‘onbetrouwbaar’ blijven.”

De situatie is een beetje kafkaësk, maar verergert intussen wel het probleem van de vergrijzing. “De prijs van de ouderenzorg zal de komende jaren zeker verhogen,” zegt Vincent Frédericq, secretaris-generaal van Ferubel, de grootste federatie van private rusthuizen (550 leden, 30.000 bedden). “De instellingen die sluiten, zijn zij die een lagere dagprijs vragen. Daardoor gaat het gemiddelde omhoog. De buitenlandse groepen kopen grotere instellingen van de betere soort. Dat is verontrustend. De betaalbare instellingen zijn aan het verdwijnen.”

Ook Bart Bots, CEO van Senior Living Group, dat acht instellingen groepeert, vreest een kostenstijging. “De rusthuisbewoner van morgen zal – daarin gesteund door de overheid – meer comfort en service vragen. Daar hangt een prijskaartje aan. Er komen bovendien meer ouderen en ze zullen langer leven. In de ziekenhuizen is de eigen bijdrage al gestegen. Dat kan ook gebeuren in de rusthuizen.”

Gekibbel over efficiëntie

Volgens Vincent Frédericq zal de overheid daarom voorrang moeten geven aan betaalbare prijzen en dus moeten investeren in de sector. Maar dat is niet zonder gevaar voor het budget. Kurt Stabel, directeur van Fos – een andere private federatie, goed voor 10.000 bedden – bevestigt: “De private sector bouwt aan 1000 euro per m2, de OCMW’s vaak aan dubbel zoveel.” Nochtans kunnen de openbare rusthuizen en de vzw’s een beroep doen op het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) voor de financiering van 60 % van de infrastructuur. De commerciële sector niet. Al krijgt die sinds vorig jaar de mogelijkheid om bij de bank geld te lenen met een overheidswaarborg. Enige nuance is trouwens op zijn plaats. Zegt Vastiau: “De voorwaarden voor VIPA-subsidies zijn een tijd gebruikt als mechanisme om de sector te reguleren, terwijl die daar eigenlijk niet voor bedoeld waren. Het gevolg zijn strenge bouwvoorschriften en overdreven zware administratieve procedures.” Dat verklaart naar verluidt grotendeels het prijsverschil.

Onmiskenbaar zijn er aspecten in de residentiële ouderenzorg die uitsluitend zijn voorbehouden aan de publieke spelers of aan de initiatieven zonder winstoogmerk. Het Fos vroeg vorige week nog om de subsidies voor kortverblijf en dagverzorging open te trekken naar de commerciële sector. “Maar wat het Fos in zijn verontwaardiging lijkt te vergeten, is dat vzw’s eerst 15 jaar initiatieven namen zonder het subsidievangnet en nu voor die inspanning worden beloond”, zegt Tarsi Windey, sectorcoördinator ouderenzorg bij het VVI, het Verbond der Verzorgingsinstellingen (252 rusthuizen, 24.000 bedden). “Wat stoort in het discours van de private rusthuizen is de suggestie dat wij geld verkwanselen. Ik wil dat tegenspreken. Er is een constante druk op de beheersing van de uitgaven. Het resultaat van de jongste vijf jaar is daardoor dubbel: de overheid verhoogde de ingebrachte middelen en er werken steeds minder rusthuizen met verlies.”

Riziv doet zijn rekenwerk niet

Het Riziv en de bijdrage van de bewoners zijn de voornaamste financieringskanalen van een rusthuis (zie kader: De vier geldbronnen van een rusthuis). Sinds begin 2003 geldt een nieuwe Riziv-financieringsregeling. De tegemoetkoming per dag en per bewoner is vervangen door een gemiddeld dagforfait op basis van het totale profiel van de instelling. Het jaarforfait wordt sindsdien berekend op basis van vier voorafgaande trimesters. Voordien was dat slechts per halfjaar. “De financiering is nu stabieler,” zegt Vincent Frédericq. “Nadeel van de financieringsmethode is dat bij toename van het personeel de extra financiering slechts een jaar later volgt.”

Er blijft nog een probleem met het zogenaamde “derde luik”. Het derde luik ontstond in 2000 toen het eerste grote sociaal akkoord voor de sector werd afgesloten. Dat akkoord verhoogde het niveau van de lonen van personeel in rustoorden naar dat van de ziekenhuizen. Het derde luik financiert de meerprijs van het sociaal akkoord in de loonkosten van verzorgend en verplegend personeel dat boven de Riziv-norm aanwezig is, en van omkaderend personeel (keuken, logistiek, administratie…). VVSG klaagt dat de commerciële rusthuizen in het derde luik een grotere financiering krijgen. Daarnaast moet het derde luik ieder jaar worden herberekend. Maar het Riziv heeft dat sinds 2003 niet meer gedaan. Sommige rusthuizen hebben te veel voorschotten gekregen, andere te weinig. Rusthuizen die uitbreidden, hebben dus een grote achterstal opgelopen.

Komt daardoor de prijs die de bewoner betaalt onder druk te staan? De prijzen die rusthuizen hanteren zijn weinig transparant. De dagprijs varieert van 30 tot 50 euro. Sommige rekenen een all-inprijs, andere voegen daar allerlei supplementen bij. Dat gaat van flessen water tot incontinentiemateriaal (50 tot 100 euro per maand). Prijzen vergelijken wordt moeilijk op die manier. Een instelling met een hoge dagprijs kan uiteindelijk goedkoper zijn dan één met een initiële dagprijs van 30 euro.

Afhankelijk van de provincie varieert de maandprijs van 1000 euro (Limburg) tot 1500 euro (Antwerpen en Vlaams-Brabant). Voor de meeste mensen is dat een pak meer dan hun pensioen. De SP.A is uiteraard gevoelig voor deze problematiek en lanceert zaterdag op haar congres voorstellen voor een betaalbare ouderenzorg (zie kader: “Er moet een maximumfactuur voor niet-medische zorg komen”). In haar beginselverklaring stelt de partij voor om de maximumfactuur in te voeren voor de rusthuissector. Daarnaast willen de socialisten een transparante regelgeving over de supplementen. Eigenlijk keurde de Vlaamse regering al een ontwerptekst over de prijszetting in de ouderenzorg goed. Normaal treedt die nieuwe regelgeving die het gebruik van supplementen aan banden moet leggen op 1 juli 2007 in werking.

Nieuw ouderendecreet laat op zich wachten

Het ideale toekomstscenario voor de sector blijft vooralsnog onduidelijk. Is het de bedoeling om Vlaanderen vol te bouwen met rusthuizen die na 2050, als het aantal ouderen opnieuw daalt, niet meer nodig zullen zijn? De tendens is in elk geval dat men langzaam het medische model achter zich wil laten. Zegt Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn: “Het aantal rusthuizen daalt sinds 1999, maar het aantal opvangplaatsen nam intussen wel toe: van 56.627 in 1998 tot 62.326 in 2005. Schaalvergroting belet niet dat binnen deze grotere entiteiten een streven naar kleinschaligheid – werken met leefgroepen en afdelingen – op te merken valt. Een mens heeft meer nodig dan enkel zorg. Met alternatieve woon- en zorgvormen wordt een groot deel van de groeiende nood aan zorg opgevangen. We versterken die tendens in het nieuwe woon- en zorgdecreet dat we voorbereiden. We willen het residentiële aanbod van ouderenvoorzieningen voort differentiëren en het thuisverblijven bevorderen.”

Maar in de sector heerst er vertwijfeling. Zegt Tarsi Windey: “Mieke Vogels (Groen!) (voormalig Vlaams minister van Welzijn, nvdr) was al bezig met een geïntegreerd woon-zorgdecreet. We dachten dat de huidige regering al veel verder zou staan met de uitvoering ervan. Desondanks vind ik dat tijdens het laatste protocolakkoord tussen de betrokken overheden het geld met veel wijsheid over de regio’s is verdeeld. Maar blijkbaar maakt de bevoegdheidsverdeling de opgave toch moeilijker dan gedacht.”

Bij Ferubel wijst men op de grote aanpassingen die veel rusthuizen in Wallonië hebben moeten maken nadat daar in 1999 al een nieuwe regelgeving werd doorgevoerd.

Bedden of sociale vrede

De gevolgen van de witte woede van twee jaar geleden laten zich in de sector voelen. De twee grote sociale akkoorden – in 2000 en 2005, telkens voor vijf jaar – hebben veel veranderd. “Met die akkoorden heeft men voor een deel onze sector misbruikt om de werkloosheid op te lossen”, schampert Stabel. Hij erkent wel dat er nood was aan een inhaalbeweging. “Men moest het beroep aantrekkelijker maken”, zegt hij. “Maar in 2005 is de regering met het tweede sociale akkoord een stap te ver gegaan.” De overheid legde in de afgelopen jaren het accent op een betere verloning van het personeel. Stabel heeft het in dat verband over “een diepe frustratie”, omdat die keuze de uitbouw van het aantal bedden afremde.

“Binnen een paar jaar zullen er veel meer bedden noodzakelijk zijn”, zegt ook Vincent Frédericq. “Dus moeten we voorzichtig zijn met het sluiten van sociale akkoorden. De prioriteit moet gaan naar meer bedden en betaalbare prijzen.”

Minister Vervotte kiest er alvast voor om tussen 2005 en 2010 het aantal rusthuisbedden met verzorging – RVT-bedden – te verhogen. Dat gebeurt in de eerste plaats door bestaande gewone bedden – ROB-bedden – te erkennen als beter gefinancierde RVT-bedden. In haar beleidsverklaring heeft ze het ook over 8887 bijkomende woongelegenheden die gepland zijn door de bouw van 51 nieuwe rusthuizen – vooral in Limburg en in Vlaams-Brabant.

De vraag is of de overheid die evolutie kan blijven betalen. “Wie is de overheid? De juiste vraag is of de jongere generatie bereid zal zijn dat te blijven betalen”, zegt Bart Bots. “Kan ik als bejaarde verwachten dat de financiering dezelfde zal blijven? Zal ik als bejaarde mijn eigen huis kunnen doorgeven aan de volgende generatie of zal ik dat moeten aanspreken voor mijn oude dag? En als veel ouderen dat moeten doen, zullen er dan voldoende kopers voor de huizen zijn? Een pasklare oplossing bestaat niet.”

Roeland Byl – Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content