WET EN REALITEIT

TOPONTMOETING IN LUIK.

Op 2 juni 1999 hielden academici en bestuurders in Luik een Waalse topontmoeting over corporate governance. Dat gebeurde onder voorzitterschap van professor Lut Van den Berghe en advocaat Louis Verbeke, respectievelijk academisch directeur en voorzitter van het Instituut voor Bestuurders, dat een enquête hield over die problematiek (zie hoofdtekst).

“De Belgische wetgever holt de feiten hopeloos achterna,” kwam Louis Verbeke meteen al stevig uit de hoek. Hij kreeg bijval van Olivier Lefebvre, voorzitter van het directiecomité van de Beurs van Brussel, die een verregaande discrepantie ziet tussen wet en realiteit. Hij geeft het voorbeeld van de aansprakelijkheid van de zogeheten “onafhankelijke bestuurders” die niet echt in de wet is voorzien. Er moet daarom rekening worden gehouden met de aard van de onderneming. Lefebvre onderscheidt drie profielen van ondernemingen:

Snelgroeiende bedrijven, opgericht door een jonge ondernemer. Daar moet de beslissingsbevoegdheid bij de oprichter blijven.

Kleine bedrijven die later in een groep worden opgenomen. De beslissingen moeten alle aandeelhouders dienen, zowel die van het kleine bedrijf als die van de groep.

Het autonome bedrijf. Daar ligt de beslissing per definitie bij de raad van bestuur.

De overheid moet zorgen voor een wettelijk kader waarin al die variëteiten hun plaats vinden. Dat is geen sinecure en de wetgever slaagt er niet in aan die behoefte te voldoen. Louis Verbeke: “Het is onbegrijpelijk dat in Nederland de wetgeving en de realiteit perfect samenlopen terwijl ons rechtssysteem niet kan volgen.”

HOE LEGAAL IS HET DIRECTIECOMITÉ?

Een ander voorbeeld van de wettelijke malaise is de bevoegdheid van het directiecomité. Professor Eddy Wymeersch, specialist financieel recht aan de Universiteit Gent: “Binnen de raad van bestuur kunnen alleen beleidsvoorbereidende comités worden opgericht: auditcomités, vergoedingscomités en benoemingscomités. In België hebben de directiecomités echter ook beleidsbepalende en uitvoerende bevoegdheden. Nochtans kan volgens de wet de raad van bestuur alleen bevoegdheden van dagelijks bestuur delegeren of zich laten vertegenwoordigen door bestuurders. Aangezien de eerste Europese Richtlijn niet toelaat dat er organen worden gecreëerd die geen wettelijke basis hebben, zijn de directiecomités in ons land illegaal.

De raad van bestuur blijft bovendien aansprakelijk voor de handelingen van het directiecomité, hoewel hij de personen in dat comité niet controleert. De Belgische wetgever moet het delegeren van een breder takenpakket aan het directiecomité wettelijk mogelijk maken. “Het debat rond de legalisering van het directiecomité duurt al meer dan veertig jaar,” wordt algemeen gezucht. Sinds de jaren vijftig zijn verschillende pogingen van de wetgever mislukt. De rechtspraak neemt een restrictieve houding aan. Vorig jaar is een nieuwe poging ingezet met de oprichting van een werkgroep binnen het ministerie van Justitie op verzoek van de eerste minister.

Het verwijt aan de overheid is natuurlijk terecht, maar doen bedrijven ook niet al hun creatieve best om innoverende constructies te bedenken, die de wetgever een heel eind vóór blijven. Jacques Nieuwland van Tractebel antwoordt op die in de wandelgangen gemaakte bemerking met een mysterieuze glimlach. Hij geeft toe dat de ondernemingen misschien wat doorzichtiger moeten zijn. Bijvoorbeeld over de vergoeding van de bestuurders.

Ludwig Janssens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content