Westerse boswachters, let op uw zaak

China is een land met een rijke traditie en belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen. De vier grote Chinese ontwikkelingen – de papierbereiding, de drukkunst, het buskruit en het kompas – hebben de geschiedenis ingrijpend gewijzigd. De oud-Griekse principes van democratie en de doelstellingen van de Franse revolutie (‘liberté, égalité, fraternité’) zijn echter goeddeels aan China voorbijgegaan, waardoor hun ethische waarden duidelijk verschillend zijn van de onze, wat gevolgen heeft voor onze economische interacties.

De explosieve ontwikkeling van het land is in principe toe te juichen. China is geen ontwikkelingsland meer en belooft uit te groeien tot de economische wereldgrootmacht van de 21ste eeuw. Mijns inziens houdt dit in dat wij onze handelsbetrekkingen moeten schoeien op een leest van gelijke rechten en plichten, vergelijkbaar met die tussen de Europese Unie enerzijds en de VS of Japan anderzijds. Het is lovenswaardig dat het Westen gekozen heeft voor de vrije markt en open concurrentie op wereldniveau, maar het lijkt mij toch dat achterhaalde sociale en economische praktijken bij onze handelspartners, deze vrije concurrentie niet mogen scheeftrekken.

Als zou blijken dat de Chinese arbeider in 19de-eeuwse werkomstandigheden voor een fractie van de kostprijs van een westerse werknemer producten moet afleveren met methoden die veel meer vervuilend zijn dan deze opgelegd aan onze eigen bedrijven, dan kan het niet anders dan dat wij de concurrentiestrijd zullen verliezen. Dit zou neerkomen op een boksmatch tussen Oost en West waarbij wij moeten vechten met één hand op de rug gebonden en één voet in het gips.

Voorts is er nog het probleem van intellectuele-eigendomsrechten, die zeer belangrijk zijn in onder andere de muziek- en de farmaceutische wereld. Die sectoren hebben alleen toekomst in het Westen indien er voldoende bescherming is tegen namaak en indien een economisch verantwoorde return mogelijk blijft voor innovatieve producten. Vandaar dat octrooibescherming, zelfs maar voor enkele jaren, een essentieel aspect is van bijvoorbeeld geneesmiddelenontwikkeling.

Octrooibescherming in een land als China vereist echter meer dan dat het lid geworden is van de wereldwijde PTO (patent treaty organisation), maar ook dat het een ietwat ‘volwassen’ rechtspraak terzake heeft, wat vooralsnog ontbreekt. Een voorbeeld uit eigen ervaring kan dit illustreren. Wij hebben sinds het begin van de jaren negentig aan de KUL gewerkt aan de ontwikkeling van staphylokinase, een biotechnologisch bacterieel eiwit voor de behandeling van hart-infarcten. Uitgebreide studies (prijskaartje meerdere miljoenen euro’s) hebben aangetoond dat staphylokinase een goedkoop levensreddend geneesmiddel zou zijn, maar door de regelgeving is de klinische ontwikkeling in het Westen onbetaalbaar geworden. Wij hebben uiteraard geen octrooibescherming in China voor het gebruik van staphylokinase. De Chinese biotechindustrie heeft vlijtig gewerkt aan het kopiëren van staphylokinase en heeft het, geleid door de resultaten van ons klinisch onderzoek, in China op de markt gebracht zonder noemenswaardige ontwikkelingskosten. Dat ontwikkelingen waarvoor wij onszelf uit de markt geprijsd hebben in China nagemaakt worden, kan ik nog aanvaarden, hoewel ik er als stichter en voorzitter van een biotechbedrijf graag voor onze stakeholders zelf wat aan verdiend had. Wat mij echter grondig stoort, is dat de Chinese Academie voor Wetenschappen en het Chinese ministerie voor Wetenschap en Technologie, dit op een persconferentie aankondigden als “one of the achievements made during the 10th Five Year Plan (2001-2005)… with independent patents and technology… in order to gradually phase out the imitation of foreign drugs”. Deze persconferentie werd gevolgd door nationale televisiecampagnes waarbij staphylokinase als het hoogtepunt van de Chinese biotechnologie de hemel werd ingeprezen. Het is maar hoe men het bekijkt!

Mij lijkt het dat de handelsrelatie met China vergeleken kan worden met een jachtdomein (het Westen) waar Chinese stropers met open armen verwelkomd worden, die nadien hun gestroopte producten beneden de plaatselijke kostprijs aan de boswachters (het Westen) verkopen, waarbij de opbrengst niet gebruikt wordt om de levensstandaard van de eigen bevolking te verbeteren, maar om het jachtdomein progressief op te kopen.

In plaats van regionale en nationale handelsmissies naar China zodanig te stimuleren dat de keuze van de gastheer zo groot is dat het niveau van onderhandelingen gedegradeerd wordt tot gatlikkerij, zouden wij beter op Europees niveau werken aan de uitbouw van correcte en eerbare handelsrelaties, anders zulllen er hier nog vele tienduizenden banen verloren gaan.

De auteur is gewoon hoogleraar emeritus aan de KULEUVEN.

Désiré Collen

We moeten onze handelsbetrekkingen met China schoeien op een leest van gelijke rechten en plichten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content