WERK AAN DE WINKELSTRAAT

Antwerpen krijgt van de Vlaamse regering drie centrummanagers. Die moeten de “Toekomstvisie voor de Antwerpse winkelcentra” gaan implementeren.

Toen Vlaams minister van Economie Eric Van Rompuy (CVP) een tweetal weken geleden zijn beschikkingen over de besteding van 200 miljoen frank in het kader van het Mercurius-bis-plan ontvouwde, klonk in Antwerpen een zucht van opluchting. De stad krijgt, zoals ze had gehoopt, het geld waarmee ze drie “centrummanagers” kan aanwerven. Ze kan bijgevolg haar ontgoocheling opbergen over het niet in aanmerking komen voor de oorspronkelijke Mercurius-gelden (1 miljard frank) die vorig jaar werden toegewezen aan steden en gemeenten die hun B- en C-winkellocaties wilden doen herleven.

“Het plan dat we destijds hadden ingediend, werd niet gehonoreerd omdat het zogezegd te weinig visie bevatte. We hadden ons in de eerste plaats toegelegd op het inventariseren van onze winkelkernen – we kwamen aan een totaal van 57 binnen de stadsgrenzen van groot-Antwerpen – en het doordacht selecteren van wat als B- en C-locatie nog kansen tot heropleving had; 21 van die 57. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat andere steden en gemeenten mooie plannen hadden bedacht zonder dat die noodzakelijke strategisch-commerciële basis was gelegd,” stelt Michel Albertijn van het studiebureau Tempera. Hij was het die in opdracht van het Strategisch Plan Regio Antwerpen, ondanks de afwijzing voor Mercurius, toch voortwerkte aan een “Toekomstvisie voor de Antwerpse winkelcentra”, die recentelijk door de gemeenteraad werd geadopteerd. Voor de implementatie maakte de stad een budget van 20 miljoen frank vrij, waar nu dus het geld van de Vlaamse regering voor de centrummanagers bovenop komt.

Michel Albertijn: “Een beperkt aantal straten kan een bovenlokale functie blijven vervullen of, met andere woorden, mensen van (ver) buiten de stad blijven aantrekken: het ‘winkelhart’ Meir/De Keyserlei/Huidevettersstraat, of nog: de Bredabaan, en een deel van de Abdijstraat. Die zijn structureel sterk genoeg om te concurreren met het buitensteedse aanbod zoals bijvoorbeeld Wijnegem Shopping Center. Voor de andere kristalliseert de toekomst zich rond een wijkfunctie, met (idealiter) 50 tot hooguit 100 winkels voor het bedienen van 10 à 12.000 mensen binnen een radius van 600 meter wandelafstand. Zo’n buurtverzorgende oriëntatie impliceert uiteraard een ander winkelaanbod dan een bovenlokale functie.”

Over dergelijke heroriëntatie en initiatieven om de commerciële leefbaarheid weer op te krikken, zullen met de handelaarsverenigingen “winkelkerncontracten” worden afgesloten. Voor een aantal kernen dringt afslanking zich op: in het verleden zijn ze uitgegroeid tot lange “winkellinten”, met een onsamenhangend en dus weinig aantrekkelijk aanbod. Gevolg: structurele leegstand. Het wegwerken van de “overbewinkeling” wordt dan ook een van de prioriteiten voor de nog aan te werven centrummanagers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content