Welke nieuwe belastingen betaalt u voortaan op uw spaargeld?

Eind vorig jaar kreeg u van de Belgische fiscus een nieuwe belasting op obligatiefondsen cadeau. Maar in ruil kreeg u ook een vernieuwde fiscale regularisatie. 2005 was een jaar van Belgische en Europese fiscale hervormingen. We zetten ze nog

eens op een rijtje.

De fiscus zit niet stil. Niet in Europa, waar de Europese spaarrichtlijn van kracht werd. En niet in België, waar nieuwe belastingen op obligatiefondsen en verhoogde taksen op verzekeringspremies werden ingevoerd. 2006 wordt het jaar waarin al deze nieuwe richtlijnen een effect zullen hebben op uw spaargeld en zichtbaar zullen worden op uw rekeninguittreksels. Trends zet de voornaamste hervormingen nog eens op een rij en geeft u een overzicht van de belastingen en taksen op de belangrijkste spaar- en beleggingsproducten.

1. De Europese spaarrichtlijn

Europa promoot vrij verkeer van goederen, kapitaal en mensen. Maar er zijn grenzen, en Europa tolereert geen misbruik. De consequentie van het vrije geldverkeer was tot voor kort niet zo gunstig voor een aantal lidstaten. Deze regeling maakt het Europese burgers namelijk mogelijk om de fiscaal gunstigste lidstaat te zoeken voor hun spaargeld. Zo konden ze nationale belastingen, zoals roerende voorheffing op uitbetaalde interesten, ontwijken. De Europese lidstaten maakten hier vorig jaar een einde aan met de invoering van de Europese spaarrichtlijn.

De richtlijn. Ruw gesteld komt de richtlijn erop neer dat de lidstaten informatie uitwisselen over de spaartegoeden van hun burgers en de interesten die daarop worden uitbetaald. Door de informatie-uitwisseling weet elke lidstaat hoeveel interesten zijn burgers in het buitenland hebben geïncasseerd en kunnen ze hier de correcte belasting op innen. De Europese Unie wilde natuurlijk niet het risico lopen dat grote kapitalen aan de spaarrichtlijn zouden ontsnappen en naar exotische eilanden zouden verhuizen. Daarom sloot ze overeenkomsten om de toepassing van de richtlijn uit te breiden tot de interesten die uitbetaald worden in Zwitserland, Jersey of Monaco.

De uitzondering. België en Luxemburg ontsnappen niet aan deze richtlijn, maar hebben een uitzonderingsregime tot 2008 aangevraagd. Beide landen zullen een woonstaatheffing toepassen. In plaats van informatie uit te wisselen, trekken de landen de roerende voerheffing af aan de bron. Voordeel van de woonstaatheffing is dat ze de anonimiteit van de spaarder bewaart. Dus wanneer een Luxemburgse bank interesten uitbetaalt aan een spaarder die in België woont, moet ze een belasting op die interesten inhouden. Die inhouding bedraagt op dit ogenblik 15 %, maar dat wordt 20 % op 1 juli 2008 en 35 % vanaf 1 juli 2011. De tariefverhoging zou de Belgische spaarder meer en meer moeten ontraden om nog de grens over te steken.

De bronheffing betekent echter niet dat de Belg zijn interesten niet meer hoeft aan te geven in zijn personenbelasting. Hij moet ze melden, maar heeft wel recht op een belastingkrediet of zelfs een terugbetaling in België.

Conclusie. De richtlijn heeft de fiscale aantrekkelijkheid van een aantal landen ‘afgeschaft’. De concurrentie tussen de landen zal dan ook niet langer rond fiscaliteit draaien. De factoren waar de spaarder voortaan vooral rekening mee moet houden, zijn de kwaliteit van het aanbod en de dienstverlening, en de kostprijs van die diensten.

Het systeem verhoogt de belastingdruk niet voor de eerlijke spaarder die zich in het verleden ook al aan de wettelijke regels hield. Zij die geen aangifte deden en de interest uit het buitenland niet vermeldden in hun Belgische belastingaangifte, dreigen een zwaardere factuur te krijgen. Zeker vanaf het moment dat de woonstaatheffing hoger wordt dan de roerende voorheffing in België.

In de tabel op de volgende bladzijde ziet u op welke producten de spaarrichtlijn van toepassing is.

2. Belasting op uw bankproducten

Eind vorig jaar legde de overheid een nieuwe belasting op obligatiefondsen onder uw kerstboom. De kapitalisatiebeveks zijn het kind van de rekening geworden.

Het product. Vanaf 1 januari betaalt u belasting op de rente-inkomsten van obligatiefondsen en van fondsen die voor meer dan 40 % beleggen in vastrentende effecten. Deze fondsen moeten wel beschikken over een Europees paspoort of gevestigd zijn buiten de Europese Unie.

Of de 40 %-grens wordt overschreden, wordt berekend op basis van het beleggingsbeleid dat in de uitgifteprospectus staat beschreven. Is er geen prospectus voorhanden, dan zal de fiscus kijken naar de reële samenstelling van de activa van de bevek. Op twee tijdstippen wordt er een momentopname gedaan van de samenstelling: bij het halfjaarlijkse rapport en bij het jaarverslag. Het gemiddelde van de twee waarden geldt dan als de eindwaarde. Een voorbeeld: als het percentage van de belegging in schuldvorderingen op 30 juni 38 % bedraagt en op 31 december 44 %, is de inkoop van de bevekdeelbewijzen onderworpen aan de belasting, omdat het bedrag dat geïnvesteerd werd in schuldvorderingen gemiddeld hoger is dan 40 %.

Bij gebrek aan deze informatie worden de kapitalisatiebeveks verondersteld voor meer dan 40 % te investeren in obligaties.

De belasting. Het belastingtarief is 15 % op de rente-inkomsten, berekend op basis van de inkoopprijs. Het meerwaardegedeelte op obligaties blijft dus buiten schot. Althans voorlopig. Want vanaf 1 januari 2008 kan de overheid dat gedeelte ook belasten. De belasting zal aan de bron worden ingehouden als de transactie gebeurt via een Belgische bank. Anders moeten de interesten aangegeven worden in de personenbelasting en in dat geval wordt het tarief van 15 % verhoogd met de plaatselijk geldende opcentiemen.

De interesten zijn belastbaar naar rato van de periode waarin het deelbewijs in de bevek aangehouden werd. Maar voor beveks die de spaarder al van voor 31 december 2005 aanhield, worden de interesten die vergaard werden tussen de aankoopdatum en 30 juni 2005 vrijgesteld.

Conclusie. Spaarders die hun woonplaats hebben in België en beschikken over kapitalisatiebeveks, doen er goed aan de samenstelling van hun portefeuille na te kijken en aan hun bankier te vragen om na te gaan of die beveks het mikpunt zijn van de wetswijzigingen. Als dat het geval is, moet u zich beraden over mogelijke maatregelen.

Wilt u de bevek behouden, dan moet u nagaan of hij kan worden gesplitst. Zo vermijdt u dat de hele meerwaarde belast wordt.

U kunt de beveks ook verkopen om het geld te herbeleggen in producten die niet getroffen worden (verzekeringen, aandelen, kapitalisatiefondsen die voor meer dan 60 % in aandelen beleggen…). Eind vorig werd alvast voor 5 miljard euro aan geviseerde obligatiefondsen verkocht. Het gaat hierbij niet noodzakelijk om een louter fiscale keuze. U moet ook rekening houden met uw risicoprofiel en de rentabiliteit van de producten. Belangrijk om te weten: als u beslist uw huidige fondsen van de hand te doen en uw kapitalisatiefonds te ruilen voor een distributiebevek, doet u dat best voor 28 februari. De beurstaksen op deze verrichting worden namelijk onder bepaalde voorwaarden terugbetaald tussen 1 januari en 28 februari.

3. Belasting op uw verzekeringsproducten

In de verzekeringswereld stapt de fiscus terug in het verleden. Vanaf 1994 waren de premies voor een individuele levensverzekering onvoorwaardelijk vrijgesteld van de taks op verzekeringscontracten. Die bedroeg toen 4,4 %. De taks op verzekeringsverrichtingen wordt nu opnieuw ingevoerd voor sommige levensverzekeringscontracten.

Het product. Individuele levensverzekeringen, of die nu wel of niet verbonden zijn aan beleggingsfondsen (Tak 23 of Tak 21), worden onderworpen aan een taks van 1,1 %. De overheid pleitte er sterk voor dat de verzekeringsmaatschappijen de taks op zich zouden nemen. Maar iedere slimme burger weet wel dat hij voor de verhoging zal opdraaien.

De uitzondering. Levensverzekeringscontracten afgesloten in het raam van het pensioensparen blijven vrijgesteld van de taks.

De belasting. De taks wordt geheven op alle premies vanaf 1 januari, wat ook de datum is waarop het contract werd afgesloten. Dat verklaart ten dele de aanzienlijke stijging van de inningen die de verzekeringsmaatschappijen in de loop van december 2005 meemaakten. De taks is verschuldigd als de begunstigde een Belg is en geldt dus ook voor premies die aan buitenlandse verzekeringsmaatschappijen worden betaald.

4. De fiscale regularisatie

België heeft zijn eenmalige bevrijdende aangifte gehad, beter bekend als de EBA. Die aangifte liet de zondaars en fraudeurs toe om vergiffenis te krijgen voor hun inbreuken op de fiscale wetgeving. Mits betaling van een eenmalige heffing.

De richtlijn. In principe moest de EBA eenmalig zijn, maar ze krijgt een tweede uitgave. Belastingplichtige natuurlijke personen of vennootschappen die vergeten zouden zijn om hun beroeps- of vastgoedinkomsten en dergelijke aan te geven, kunnen alsnog met hun geweten en hun controleur in het reine komen. Dat fiscale pardon kunnen ze echter alleen krijgen als ze een niet-betaalde belasting betalen. Het bedrag hangt af van verschillende paramaters (datum van uw ‘biecht’, type van niet-aangegeven inkomsten). Zekerheid over de gevolgen van dat pardon op de ontweken successierechten bestaat er nog niet.

Bernard Bruggeman, Sébastien Frix

Bernard Bruggeman, Sébastien Frix, Bewerking; An Goovaerts

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content