Weg met de estate planning

‘Weg met de estate planning.’ Dat schrijft de Leuvense professor Alain Verbeke in de jongste editie van het ‘Tijdschrift estate planning’, waarvan hij nota bene zelf hoofdredacteur is. Wat bezielt de professor? Vindt hij dat hij te veel abonnees op zijn tijdschrift heeft? Of gelooft hij zelf niet meer in de boodschap die hij jaren heeft helpen verkondigen?

‘Estate planning’ heeft te maken met vermogensbeheer. Meestal wordt de term gebruikt om de organisatie aan te duiden van de overgang van een vermogen naar de volgende generatie. ‘Estate planners’ zoeken de meest aangepaste juridische structuren uit. Hun zorg is ook dat de overgang op fiscaal gebied zo goedkoop mogelijk verloopt.

Wat Verbeke met zijn noodkreet wil zeggen, komt er in een notendop op neer dat het met de ‘estate planning’ de verkeerde kant uitgaat. Een vijftiental jaar geleden was vermogensplanning of successieplanning bij het grote publiek zo goed als onbekend. Vandaag is ‘estate planning’ – om het met de woorden van Verbeke te zeggen – uitgegroeid tot een ‘collectieve hysterie’: Jan met de pet moet en zal ‘gepland worden’. Elk dagblad of tijdschrift heeft tegenwoordig een rubriek waarin de lezer op vulgariserende wijze wegwijs wordt gemaakt in de geheimen van de vermogensplanning. Professor Verbeke wedt dat we tegenwoordig op ‘elke hoek van elke straat een standje zouden kunnen installeren dat permanent met een estate planner kan worden bemand’. De professor heeft het daarbij weliswaar over ‘Vlaamse’ straten. Maar er is geen reden om aan te nemen dat het elders in België anders zou zijn.

Wat Verbeke vooral verontrust, is dat ‘estate planning’ op de eerste plaats bevorderlijk moet zijn voor de ‘gemoedsrust’. Weten dat het vermogen na overlijden bij de juiste persoon terechtkomt. En weten dat die persoon zich niet blauw hoeft te betalen aan successierechten. Maar de auteur vreest dat in de huidige neiging om zich ‘dood te plannen’ nog maar weinig van die gemoedsrust in huis komt.

Hij geeft het voorbeeld van de discrepantie tussen de schenkings- en successierechten. Op dit ogenblik is het registratierecht op schenkingen van roerende goederen in het VlaamsGewest meestal lager dan de successierechten. Professor Verbeke heeft het in zijn bijdrage enkel over de situatie in het Vlaams Gewest. Maar hetzelfde fenomeen doet zich inmiddels ook voor in de twee andere gewesten.

Dit leidt ertoe dat ‘estate planners’ hun cliënten massaal aanzetten om te ‘schenken’ in plaats van te laten ‘erven’. Maar Verbeke laat verstaan dat daarmee een pervers systeem is ontstaan. Toekomstige erfgenamen jagen hun ouders op om – zelfs bij kleine toekomstige erfenissen – nu al schenkingen te doen, kwestie van ‘hoge’ erfenisrechten te vermijden. De schenkers blijven dikwijls met een kater achter. Want wat gegeven is, is weg. De schenking gaat weliswaar dikwijls gepaard met de (mondelinge) toezegging, om als het nodig is, voor de oude dag van de schenker te zorgen. Maar dat zijn, zo laat Verbeke verstaan, dikwijls praatjes voor de vaak.

Schaf de successierechten af tussen echtgenoten en in de rechte lijn, minstens voor erfenissen van niet meer dan bijvoorbeeld 1 miljoen euro. Met deze ‘simpele maatregel’, zo laat Verbeke verstaan, is ’99 procent van de Vlamingen’ – en we vermoeden ook evenveel Brusselaars en Walen – ‘bevrijd van één van de meest onnodige doembeelden van het jongste decennium, de obsessie van de successierechten’.

Is ‘estate planning’ daarmee overbodig? Uiteraard niet. De werkelijke boodschap van Verbeke is niet dat men ‘estate planning’ moet afschaffen. Wel dat men haar moet beperken tot de bevolkingsgroep die haar werkelijk nodig heeft. Niet Jan met de pet, maar wel een klein deel dat er, wegens bijzondere omstandigheden, echt nood aan heeft.

Vergelijk het met het huwelijksvermogensrecht. De wetgever laat het toekomstige echtgenoten vrij hun zaken zelf te regelen via overeenkomsten waarvan zij de inhoud naar eigen goeddunken kunnen bepalen. Maar tegelijk heeft hij in een ‘wettelijk stelsel’ voorzien, dat automatisch van toepassing is ten aanzien van echtgenoten die zelf geen bijzondere regeling afgesproken hebben.

Het is daarom een zorg, en een verplichting van de wetgever om het ‘wettelijk stelsel’ te doen aansluiten bij de behoeften van het gros van de bevolking. Zodat de meeste mensen niet meer wakker hoeven te liggen over de vraag hoe het nu verder moet als er met hun huwelijk iets scheef loopt.

Verbeke laat verstaan dat een goede wetgeving voor erfopvolging en successierechten ook in staat moet zijn de problemen van het gros van de bevolking op te lossen. Zodat hun gemoedsrust gegarandeerd is, en zij met hun (meestal relatief kleine) spaartegoed niet meer verplicht zijn aan te kloppen bij adviseurs allerhande om nog bijzondere regelingen te treffen.(T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content