“We willen geen geld meer van het OCMW. We willen werken”

Ruim een derde van de asielzoekers en vluchtelingen overweegt zelfstandig ondernemer te worden. Maar slechts 1,5 % wordt het ook. De overheid moet drempels verlagen, en asielzoekers en vluchtelingen sneller aansporen zelfstandig te worden. Dat is de conclusie van een onderzoek van het Studiecentrum voor Ondernemerschap.

Michael Marks, de eerste helft van Marks & Spencer, was een Pools-Russische vluchteling. De oprichter van de voorloper van Danone was een Bulgaarse vluchteling. In België zijn horecaman Antoine Pinto (van onder andere Belga Queen) en Abbas Bayat, eigenaar van Chaudfontaine, ooit ons land binnengekomen als politiek vluchteling.

Misschien worden Yilan Nober en Jonathan Uzabakilihio (zie kaders) ook wel zo bekend. Voorlopig zijn ze twee kleine zelfstandigen die meewerkten aan het onderzoek van Johan Lambrecht en Bram Wauters, respectievelijk directeur en wetenschappelijk medewerker van het Studiecentrum voor Ondernemerschap van Ehsal-KU Brussel. Vandaag wordt het onderzoek voorgesteld op een studiedag.

Johan Lambrecht: “Er bestaat redelijk wat onderzoek naar immigranten die zich zelfstandig vestigen. Maar er is geen apart onderzoek over het ondernemerschap van asielzoekers en vluchtelingen. Nochtans zijn er grote verschillen tussen beide groepen.” Een belangrijk verschil is de reden waarom ze hier zijn. De asielzoeker is om humanitaire redenen en niet uit vrije wil naar hier gekomen. Bij de immigranten zijn economische overwegingen of gezinshereniging de reden. Daardoor kunnen immigranten terugvallen op een bestaand netwerk van landgenoten en hebben de asielzoekers meestal een veel kleiner netwerk. De asielzoekers hebben vaak alles moeten achterlaten in hun vlucht en kunnen ook niet terugkeren om bijvoorbeeld diploma’s of kapitaal op te halen.

In 2005 kreeg België 15.597 asielaanvragen. Gemiddeld genomen wordt minder dan 7 % van de aanvragen erkend. De asielzoeker krijgt dan het statuut van vluchteling. Sinds 1990 heeft België ongeveer 20.500 asielzoekers erkend als vluchteling.

Bram Wauters en Johan Lambrecht hebben 462 nieuwkomers schriftelijk geënquêteerd via de onthaalbureaus voor nieuwkomers. De asielzoekers blijken erg gemotiveerd: 36 % overweegt zelfstandig te worden. Bij de immigranten is dat slechts 23,8 %. Een man die zelfstandig is geweest en een zelfstandige in de familie heeft, heeft 64 % kans om zelf de intentie te hebben zelfstandige te worden.

De belangrijkste beweegreden voor het zelfstandige ondernemerschap is de integratie in de Belgische samenleving. De voorkeursectoren zijn de handel (50 %), de horeca (25 %) en de bouwsector (15 %). “De asielzoekers geven vooral positieve redenen om zelfstandige te willen worden,” zegt Bram Wauters. Ze willen hun eigen baas zijn, een eigen dagindeling kunnen maken, zichzelf realiseren. De negatieve redenen – “omdat ik geen werk vind” – komen niet voor, omdat de enquête afgenomen werd bij het onthaal. De Ehsalonderzoekers hebben ook mondelinge gesprekken gehad met vluchtelingen die al zelfstandig zijn. Bij hen speelde de negatieve motivatie veel sterker. “Daarom is het belangrijk geen tijd verloren te laten gaan,” zegt Wauters. “We moeten sneller de mogelijkheid bieden om zelfstandig te worden. Het zou nuttig zijn om bij het OCMW of het onthaalbureau meteen een informatiepakket mee te geven.”

Asielzoekers willen vaak ook niet afhangen van steun. “We willen geen geld meer van het OCMW. Dat is voor gehandicapten, niet voor ons. We willen werken,” zegt een asielzoeker die een snackbar wil openen.

De intentie om zelfstandig te worden is hoog, maar in de realiteit komt er blijkbaar niet veel van. In 2003 waren er in België 152 zelfstandige vluchtelingen, of 0,02 % van alle zelfstandigen. 1,5 % van alle vluchtelingen is zelfstandig. Voor allochtonen wordt geschat dat 5 % zelfstandig is. Van de gehele bevolking is 15 % zelfstandig.

Uit cijfers van het Rijks- instituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) blijkt ook dat de inkomsten van de zelfstandige asielzoeker ver onder die van de Belgische collega’s blijven (14.773 tegenover 22.685 euro). Dat komt omdat ze in zwakkere deelsectoren actief zijn. Maar ook als ze per sector vergeleken worden, liggen de inkomsten lager.

Te veel hinderpalen

De asielzoeker die zelfstandig wil worden, komt heel wat hindernissen tegen.

De eerste grote hinderpaal is de beroepskaart. Die is afgeschaft voor buitenlanders, maar niet voor asielzoekers waarvan het dossier ontvankelijk is verklaard (de nog niet ontvankelijk verklaarde asielzoekers mogen niet werken). “Voordat asielzoekers een beroepskaart krijgen, wordt het economische nut van hun gekozen beroep onderzocht,” zegt Johan Lambrecht. “Dat is een erg subjectief begrip. Omdat de aanvraag zo onzeker is, adviseren velen aan asielzoekers dat ze er beter niet aan beginnen. Daarom willen we de beroepskaart vervangen door een arbeidskaart C.”

Ook tijdens het inburgeringstraject wordt nauwelijks aandacht besteed aan het zelfstandige ondernemerschap. De nadruk ligt op werken in dienstverband. Lambrecht ergert zich er ook aan dat de leurderskaart afgeschermd blijft voor asielzoekers en vluchtelingen. Om zo’n kaart te krijgen, moet de aanvrager tien jaar wettelijk in België verblijven. “Die discriminatie moet weg,” zegt Lambrecht.

De toegang tot heel wat beroepen wordt hen moeilijk tot onmogelijk gemaakt. Er zijn een dertigtal gereglementeerde beroepen. Als de asielzoeker zijn diploma’s bij zich heeft, worden die niet altijd aanvaard. Een erkenning van een buitenlands diploma duurt in principe vier maanden, maar in de praktijk is dat meestal meer. Vaak heeft de asielzoeker zijn diploma’s niet eens bij zich en moet hij zijn beroepskennis bewijzen. Dat is erg moeilijk. Het gaat om een theoretisch examen en vaak wordt een praktische test niet aanvaard. “Het gevolg is dat ze in lagere sectoren starten,” zegt Bram Wauters. “Niet met een restaurant bijvoorbeeld, maar met een snackbar. Voor een restaurant moet je beroepskennis aantonen, voor een snackbar volstaat een attest bedrijfsbeheer.”

“De theorie van de overheid als helpende hand klopt niet,” zegt Lambrecht. “Die theorie stelt dat het goed is om drempels te hebben, omdat dat leidt tot minder faillissementen en betere kwaliteit. Uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. De remedie is erger dan de vermeende kwaal.”

“Er bestaan schrijnende toestanden,” vertelt Wauters. “Een Afghaanse apothekeres kreeg haar diploma hier niet erkend. Ze kon dus geen apotheek starten. Haar man was kok, maar een restaurant ging ook niet en dus hebben ze nu een snackbar. Iemand uit Rwanda die bij de bank werkte, is nu taxichauffeur. De capaciteiten van die mensen worden niet optimaal benut. Ze gebruiken ook onvoldoende hun creativiteit. Iedereen gaat anderen kopiëren en wil een pitabar of telefoonwinkel openen. En die markt is verzadigd.”

Een andere hinderpaal is het beperkte sociale netwerk van de asielzoeker. “Ze vinden daardoor onvoldoende hun weg naar advies en opleiding,” zegt Lambrecht (zie kader: Wie geeft opleiding en advies?). “Ze laten zich slecht informeren. Bijvoorbeeld over de locatie van de zaak. Een Burundees opende een telefoonwinkel en snoepwinkel. Toen bleek echter dat een deel van de wijk onteigend werd. Bovendien woonden er vooral Turken en Marokkanen, die niet bij een Burundees wilden komen. Discriminatie van andere allochtonen is een vaak voorkomend fenomeen.”

Financiële barrières zijn een ander probleem. Veel asielzoekers moesten halsoverkop vluchten en konden geen geld meenemen. Het vinden van startkapitaal is moeilijk. Van de vijftien geïnterviewde vluchtelingen was er maar één die een lening van een grote bank had gekregen. Het probleem is dat vluchtelingen geen langdurige relatie hebben met de bank, ze starten in sectoren waar de rentabiliteit laag is en hebben niemand die borg kan staan. En de instellingen die microkrediet verlenen, zijn meestal niet erg bekend (zie kader: Wie geeft geld?).

De omvang van de administratieve formaliteiten is voor Belgen al een hinderpaal, voor asielzoekers is het dat nog veel meer. Het verhaal van een vluchteling: “We zijn hier direct gestart. We hebben niets in orde gebracht, omdat we niet wisten dat dit moest. Na anderhalve maand is er hier een vriendelijke man van de gemeente geweest, die zei dat we zo snel mogelijk een aantal zaken in orde moesten brengen. In België moet je te veel in orde brengen. Er zijn te veel papieren.”

Soms is de reglementitis absurd. Zo bepaalt de overheid in een exhaustieve lijst wat een snack is. En een snackbar mag uitsluitend snacks verkopen. Voor Afrikanen zijn rijst met een vleesbal en gefrituurde vis ook snacks, maar die staan niet op de lijst en mogen dus niet verkocht worden in een snackbar. Een Afrikaanse snackbareigenaar heeft dit creatief opgelost. Hij steekt door al zijn Afrikaanse snacks een stokje en geeft ze de naam saté. Nu is hij volledig in orde.

Vluchtelingen hebben ook niet veel begrip voor onze weinig soepele arbeidswetgeving. “Een wet stelt dat ik maar tot acht uur ‘s avonds open mag zijn,” zegt een vluchteling die gestart is met een voedings- en telefoonwinkel. “Normaal sloot ik pas om elf uur. Door vroeger te sluiten, verlies ik heel wat klanten. Ik vind dat absurd. Als ik langer wil open zijn, is dat toch mijn probleem? Ik was eerst werkloos en nu ik werk heb, werk ik te lang. Het is ook nooit goed.”

Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content