We missen de trein

Het blijft een gigantisch dubbeltje op een heel klein kantje, maar de zwaarste terugval van de wereldeconomie lijkt voorbij. Een ineenstorting zoals in de jaren dertig, waar de vorige jaarwisseling velen voor vreesden, kwam er niet en komt er ook niet. Sommigen spreken van een nieuwe stevige dip in de tweede helft van volgend jaar, anderen voorspellen kwakkeljaren met periodes van slappe groei, langere periodes van stagnatie en af en toe een flinke recessie. Kortom, het scenario van Japan in de jaren negentig. Geen lachertje, maar heel andere koek dan het drama van de jaren dertig.

De onzekerheden blijven zeer groot. De zenuwen gieren wereldwijd door de keel telkens zich een situatie voordoet zoals onlangs in Dubai. De bankwereld is er nog altijd beroerd aan toe, zeker in Europa en ondanks de gepubliceerde winsten. De overheden blijven massaal vraag en liquiditeiten in het economische systeem pompen, zowel monetair als budgettair. Zij kunnen dat uiteraard niet eindeloos blijven doen. Meer nog, een juiste inschatting van zowel de timing van de terugtrekking als het ritme waartegen dat moet gebeuren, is van het grootste belang om het broze herstel niet vroegtijdig te ontregelen.

Door de forse afwaardering van de dollar tegenover de euro krijgt euroland het steeds lastiger om zijn traditioneel aandeel in het herstel van de wereldeconomie op te eisen. Het is een belangrijke conjuncturele rem voor de lidstaten van de eurozone. Daarbovenop zijn de Europese banken erg terughoudend om krediet te verlenen. Binnen de eurozone staat niet iedereen evenwaardig aan de startlijn. België start met een slechte hand aan de nieuwe spelronde, want het economisch herstel loopt in België steevast via de export. Dat heeft verstrekkende gevolgen.

Wat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) ook beweert over onze loonhandicap, de Belgische bedrijven zitten met een stevig nadeel opgezadeld tegenover hun Duitse concurrenten. VKW Metena nam onlangs de proef op de som en vergeleek de loonkosten in België en in Duitsland in vier concerns uit vier heel verschillende sectoren. De conclusie was verrassend eenduidig. De loonkosten per manuur vallen in België 12 tot 15 procent hoger uit, precies wat ernstige vergelijking van de macro-economische cijfers ons leert. Verschillen in productiviteit? Met alle respect voor de werkende bevolking, maar wie met dit argument komt aandraven, heeft echt geen idee van wat er eind 2009 allemaal op de werkvloer aan de hand is.

Kort en krachtig: zeker in vergelijking met Duitse productie-eenheden kunnen we niet echt een verschil maken. Meer nog, soms speelt het productiviteitsverschil ook tégen ons. In vergelijking met de twee andere buurlanden, Frankrijk en Nederland, is de situatie iets minder precair, maar nog altijd duidelijk in ons nadeel.

Op het vlak van de loonkosten moeten onze ondernemingen tegen een zwaar competitief nadeel opboksen, dat geldt nog meer voor de energiekosten. Tussen 2005 en 2008 vond een spectaculaire omslag plaats in de elektriciteitsprijzen. In 2005 betaalden Duitse bedrijven gemiddeld 12 procent meer dan hun Belgische concurrenten, het afgelopen jaar sloeg dat om in een voordeel voor de Duitsers van 6 procent. Een vergelijkbare evolutie was er in vergelijking met Nederland, van het gemiddelde van de drie buurlanden en in vergelijking met de hele eurozone.

Belgische ondernemingen moeten, wat ze ook doen en waar ze ook leveren, opboksen tegen een globale concurrentiehandicap van minstens 10 procent, in veel gevallen nog een stuk meer. Door de komst van de euro kunnen we niet devalueren, zoals in 1982, en deze handicap met één vingerknip wegwerken. De beleidsmakers moeten een extreme sense of urgency aan de dag leggen om minstens met een geloofwaardig plan te komen. Daar is bitter weinig van te merken. De trein van het herstel dreigt voorbij te rijden zonder dat we de kans kregen om aan boord te klimmen.

DE AUTEUR IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET ONDERNEMERSPLATFORM VKW.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content