WAT ZIJN TRANSFERS?

Actuele becijferingen tonen dat de transfers van Vlaanderen naar Wallonië stijgen van index 100 in 2003 naar index 112 in 2030. Zonder het woord ‘transfer’ vertoont elk Belgisch economisch verhaal grote gaten. De kern van de discussie over de transfers gaat over de bijdragen: wie draagt wat bij?

Waar gaat het om? Voor de definitie van een transfer maken we een ommetje langs het begrip ‘juste retour’. Een gewest dat meer (minder) bijdraagt tot de belastingen, moet in principe meer (minder) voordeel halen uit overheidsuitgaven. Een transfer is een uitgavenbedrag dat elk gewest meer of minder zou krijgen als zijn aandeel in de uitgaven gelijk zou zijn aan zijn aandeel in de ontvangsten. Berekeningen van transfers zijn ingewikkeld. Economen van de KU Leuven, KBC, het Verbond van Belgische Ondernemingen, IRES en de Nationale Arbeidsraad roffelden op de rekenmachines.

Wie betaalt? In 2000 beweerde Gérard Deprez (toen nog PSC-voorzitter) in Le Soir: “Pendant une période proportionnellement plus longue que la période actuelle, c’est la Wallonie qui a transferé ses richesses à la Flandre.” Dat is fout.

De Leuvense economen Paul Van Rompuy en Valentijn Bilsen ontdekten dat de transfers van Vlaanderen naar Wallonië na 1970 gevoelig klommen (naar 4,2 miljard euro in 1985), terwijl die vanuit Brussel naar Wallonië relatief krompen (0,3 miljard euro in 1985). De transfers stijgen vooral door een fors hogere groei in Vlaanderen.

In de jaren tachtig werd het begrip ‘inkomensparadox’ gelanceerd: Wallonië had na de verrekening van de transfers een hoger beschikbaar inkomen per inwoner dan Vlaanderen. De paradox gaat sinds 1990 niet meer op. KBC-berekeningen wijzen tussen 1990 en vandaag op stijgende transfers van noord naar zuid (in 2002: 5,43 miljard euro, of 3,5 % van het Vlaamse primaire inkomen; het primaire inkomen is het inkomen van personen en bedrijven vóór belastingen en sociale zekerheid). Sinds het eind van de jaren tachtig is er ook een transfer van Vlaanderen naar Brussel.

Waar komt het geld vandaan? De sociale zekerheid is de voornaamste verwekker van transfers, maar het aandeel daalt sinds de tweede helft van de jaren negentig. Nu komt 56,6 % van de transfers uit de sociale zekerheid (60,9 % in 1998), 23,6 % uit verrichtingen van de federale overheid (militair, politie, ambtenaren, postbodes…), en 19,8 % uit federale middelenoverdracht naar gewesten en gemeenschap.

De interregionale solidariteit heeft perverse effecten. Wallonië is er ondanks 174 jaar transfers niet beter van geworden. De transfers nemen de prikkel weg voor een herstelbeleid, remmen de responsabilisering en verstoppen de Vlaamse groei.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content