Wat Decan doet, gaat altijd goed. Dat is zever

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Rik Decan is 66 en een vat vol ideeën. Wie een nieuwe bank wil beginnen, mag altijd aankloppen. De eerste marktonderzoeker van Vlaanderen denkt nog lang niet aan uitbollen. “Ik ben zo gekweekt. En geef toe: zie ik eruit als een mens die morgenochtend thuis blijft?”

Proloog. Enkele dagen voor ons gesprek stuurt Rik Decan een enveloppe op. Daarin een bundel herinneringen en gedachten. Het epistel schetst een beeld van wie hij was, wat hij deed, en hoe zijn wereld eruitzag, zo ongeveer tussen 1950 en 2000. “Niet voor publicatie, maar geschreven voor mijn kinderen en kleinkinderen. Ik zou het fantastisch gevonden hebben als een van mijn overgrootouders zoiets had geschreven,” blijft hij bescheiden.

Toch leeft Decan niet in het verleden. “Ik houd niet van gezeur over de goede oude tijd. Goed? Er waren geen medicamenten, de dokter kwam om de dood vast te stellen,” foetert hij. Nog steeds telt zijn kantoor fotokaders, wachtend op een plaatsje aan de muur. De bewoner heeft daarvoor – al jaren – nog geen tijd gehad. ‘Pour Rik, Amicalement’, staat op een nog jonge, halfnaakte Brigitte Bardot. Zwart-witbeelden ook van Willy De Clercq, Hugo Schiltz, Gaston Eyskens. In het gebouw hangen twee portfolio’s van Flemish Art. De eerste, uit 1990, op het gelijkvloers, de tweede, uitgegeven in 2000, op de eerste verdieping. De wereld van duizendpoot Rik Decan is geen Griekse tragedie, maar een epos met zeven strofen en een terugkerend refrein.

Eerste strofe: het begon in armoede

“Ik ben een kind van de wederopbouw. In 1945 ging ik als klein ventje net naar school, in Torhout, en er was armoede, zeker in West-Vlaanderen. De mannen gingen bieten zetten of rooien in Frankrijk, of cichorei, en anders trokken ze naar de Waalse mijnen om geld te verdienen. Mijn vader Georges, geboren in 1906, kon niet goed lezen en schrijven. Hij was koewachter, boerenknecht en bietenrooier in Frankrijk, mijnwerker in Marcinelle – hij was juist bovengronds toen de mijnramp plaatsvond – en op de bouwwerf kwam hij aan de kost als metserdiender en ijzervlechter. Klein, gespierd, een enorm harde werker, het prototype van de West-Vlaamse tjoolder. Hij kwam thuis op zaterdagmiddag, en vertrok zondagmiddag terug.

“Mijn moeder, Germaine Terwe, was de oudste van twintig kinderen, weliswaar uit in totaal zes nesten. Zij was inwonende meid bij de Brusselse advocaat ‘maître Pirard’ tot ze mijn vader leerde kennen. Zij zag de hoofdstad wel zitten om wat te ondernemen, handel te drijven, maar Georges wilde niet. Hij was een volger, een underdog, schuwde de risico’s. Ze zijn in Torhout gaan wonen, waar moeder een kruidenierswinkeltje opende. Het ondernemen heb ik van haar. Zij was niet bescheiden, ik ook niet. Ik kom uit voor wat ik ben – liberaal, flamingant, ondernemer – en als ik het niet weet, zeg ik dat ook.

“Ik was een verwend kind. Ik kreeg geen spelletjes, geen strips, maar werd wel overladen met liefde. Ik was enig kind, mijn oudere broer is jong gestorven. Als kind heb ik veel gespeeld, maar op mijn dertiende, bij de start van de humaniora, werd het ernst. Wij moesten opbouwen, niet bij de pakken blijven zitten. Mijn moeder las me elke dag voor uit Het Volk. Boeken stonden synoniem voor wijsheid en verstand. Ik heb heel mijn leven boekenkasten rondom mij gehad; ik leef graag tussen boeken. Internet is nuttig, maar ik zou niet kunnen zonder een encyclopedie. En ik lees nog altijd 40 boeken per jaar.

“Zij heeft me ook naar de jeugdbeweging gestuurd. Bij de Chiro werd ik Rik, eigenlijk heet ik Erik. Misschien moet ik mijn naam eens laten veranderen, naar ‘t schijnt gaat dat nu gemakkelijk.

“Van mijn moeder leerde ik iedereen respecteren, zowel dokter als arbeider, iedereen behalve de luiaards. Die hoorden niet thuis in de maatschappij. Luiaards waren mensen die niet graag werken, maar net zo goed mensen die maar 75 kilogram erwten plukken als de rest er 150 kilo plukt. De wil om te werken, kreeg ik met de paplepel mee. Is dat typisch West-Vlaams? Ik voel mij in elk geval een echte West-Vlaming. Kom ik een provinciegenoot tegen, dan begrijpen we elkaar met twee woorden. Verstoaje’t?Joak. ( lacht)

“Al ben ik intussen een Brusselaar. Ik hou van die stad, ken hier mijn restaurantjes, woon hier ook 35 jaar. Tot mijn schande moet ik toegeven dat ik soms zelfs niet meer weet of ik in het Frans of Nederlands een gesprek heb gevoerd.”

Tweede strofe: de eerste stappen zijn de moeilijkste

“Ik ben in 1960 in Gent psychologie gaan studeren. Een verkeerde keuze, wellicht ingegeven door mijn verleden als jeugdleider bij de KSA en Chiro. Ik leerde er wel statistiek, vragenlijsten opmaken en testen. De combinatie van wetenschap en commercie is me altijd goed afgegaan.

“Ik verdiende mijn eerste echte geld als reisleider op de bussen bij Carov Reizen. Uitleg geven, wat show verzorgen. Ik ben 51 keer naar Lourdes geweest. Van jongs af aan wou ik iets zelfstandigs gaan doen, ik heb nooit gehouden van een baas boven mij. Aanvankelijk dacht ik even aan een eigen reisbureau, maar ik ben de eerste marktonderzoeker in dit land geworden, al was het puur toeval.

“Ad valvas in het Gentse studentenrestaurant hing een papiertje dat een Amsterdams bedrijf marktonderzoekers zocht. We hebben afgesproken in een café vlakbij het station van Leuven, en daar is Makrotest ( nvdr – het eerste marktonderzoeksbedrijf van Decan) begonnen.

“In Nederland bestond marktonderzoek al enkele jaren, overgewaaid uit de VS. Hun klanten wilden ook marktonderzoek in België, maar dat bestond hier niet. Dus zei ik dat ik het wel voor hen zou doen. Ik deed dat graag: met mensen werken, statistiek, organiseren. We hadden 300 enquêteurs, zowel voor kwantitatief als voor kwalitatief onderzoek.

“Aan de universiteit had ik een mateloze bewondering voor Leo Apostel. Die zei me ooit dat hij me erg waardeerde, maar dat ik het niet ver ging brengen omdat ik te veel dronk. Ik drink al tien jaar lang niet meer. In Gent was ik echter praeses, procantor en boemelaar, dus er was wel iets van aan. ( lacht)

“Beïnvloed ben ik door Bert de Vries, de Nederlands-Limburger van Makrotest. Een geweldig charmante man, veel succes bij de vrouwen ook. Hij heeft me veel geleerd over marktonderzoek en klanten werven. En ook door Noël Pouderoux, de président van Cegos. Toen Makrotest Amsterdam in financiële problemen kwam, werd het overgenomen door Cegos. Maar in Makrotest België en Cegos België behield ik altijd de meerderheid. Ik had veel contact met Pouderoux toen ik een jaar of 30 was. Hij zwaaide de plak bij meerdere bedrijven: Saviem – de vrachtwagens, later Renault – bij Cegos en bij de Spaanse luchtvaartmaatschappij TEA. Hij bracht mij helikoptervisie bij; de problemen van bovenaf bekijken, je niet verliezen in de details.

“Ice-tea? Wij hebben dat getest, voor Lipton, Douwe Egberts, voor om het even wie. Koud, niet al te koud, lauw, … Steeds dezelfde conclusie: niemand wou het. En nu is het een succes. Voor Philips deden we ooit een onderzoek, en wat bleek? De klant wilde erg soepele scheerapparaten, liefst zo licht mogelijk. Ingenieurs aan de slag, superlichte onderdelen gemaakt, met als gevolg dat de verkoop kelderde. Ik op het matje. Goed gewerkt Decan, goed bezig. Ik ben toen naar de GB gegaan en heb gekeken. De mensen wogen hun aankoop af, en zeiden: ‘Remington weegt zwaarder, dus dat is beter’. Philips heeft dan maar een loden plaatje aan zijn scheerapparaten gehangen en de verkoopcijfers herstelden.”

Het refrein: steeds weer ondernemen

“Ondernemen? Dat is voor mij een idee hebben, dat idee ontwikkelen, mensen verzamelen, hen van dat idee overtuigen en met zijn allen werken om te slagen. Potverdorie, wat zeg ik dat goed, en ik had het nochtans niet geoefend. ( lacht) Ondernemen beitelt de ziel van de samenleving. Als we dat niet doen, kunnen we er beter mee stoppen. Je moet ondernemen om het leven te verbeteren, om de middelen te creëren om verder te gaan …

“Ondernemen is ook een beetje de aard van het beestje. André Vlerick heeft me ooit gevraagd om cursus te geven over ondernemen. Toen was er nog veel verwarring tussen managen en ondernemen. Een ondernemer is iemand die van nul begint en als een idee iets is geworden, het doorgeeft aan een manager. Dat wil niet zeggen dat een ondernemer niet kan studeren. Ik had graag meer opleiding gekregen.

“Zelf ben ik een pure ondernemer. Iedere keer nadat ik een onderneming op de rails had gezet, trok ik telkens een manager aan. Het is misschien lelijk om te zeggen, maar eenmaal iets er stond, verminderde mijn interesse. Het ondernemen zelf is voor mij de lol.

“De rode draad in mijn ondernemingen? De intellectuele dienstverlening aan bedrijven. Eigenlijk waren Makrotest en Cegos diverse studiediensten samen, die sommige van onze klanten perfect zelf hadden kunnen opzetten, maar die ze liever in hun variabele kosten wilden houden. De ‘Wie is Wie?’ was puur Makrotest. Ze noemden mij toen soms een uitgever, maar ‘Wie is Wie?’ had niets te maken met uitgeven. Alleen heb ik dat nooit zo gecommuniceerd. ( grijnst) Ik vroeg aan 16.000 mensen hun CV, maar de manier van werken, het proces, was juist hetzelfde als bij een enquête. Je vraagt data, verzamelt die, en verwerkt die. In percentage van de omzet stelde dat niet veel voor, maar het leverde wel veel relaties op.

“Er bestaat zo’n fabeltje: wat Decan doet, gaat altijd goed. Dat is zever. Ik heb ook veel mislukkingen gekend. Aan de ‘Festivalmarkt’ ( nvdr – een poging om op het Eilandje in Antwerpen een bonte verzameling winkels te creëren vergelijkbaar met Fisherman’s Wharf in San Francisco en Covent Garden in Londen) heb ik 300.000 euro verloren, zonder mijn inspanningen te rekenen, noch die van het kantoor. Of neem de ‘Table d’Amis’, wat ik samen opzette met Rik De Nolf. Eenvoudig idee: je koopt voor 25 euro, toen was dat nog 1000 frank, een boekje met 10 cheques. Met zo’n cheque kon een persoon gratis eten in een restaurant, mits hij vergezeld was van een tweede eter. Een flop. Waarom? Volgens mij omdat het de mensen geneerde te betalen met een bon. Nu zijn er veel varianten op, misschien waren we gewoon te vroeg.

“Nog zo’n illuster idee: ‘Fix-a-Date’. Wacht, ik heb er nog een exemplaar van liggen ( nvdr – toont een luxueus ingebonden A4-agenda die loopt van 2001 tot en met 2010). Als ik ze zie, draait mijn maag. We deden marktonderzoek, en vonden dat er veel mensen zijn die op lange termijn werken. Verzekeraars met contracten die binnen drie of negen jaar aflopen, of advocaten waarvan zaken op de rol worden gezet. Ik heb daar 125.000 euro ingestopt, in ontwerp, productie en reclame. We hadden het internationaal opgevat, in vier talen, want we gingen wereldwijd. Ik denk dat we er in totaal 300 van hebben verkocht. Heeft de computer ons genekt? Toen we het concept voorstelden aan advocaten, verzekeraars, waren die zeer enthousiast, maar ze hebben het niet gekocht.”

Derde strofe: het heden ligt in de Atlas Kliniek

“Ik heb Makrotest verkocht in 1987, aan Burke. Cegos is een ander verhaal, triest geëindigd na 20 jaar succes. Ik ben een goede generalist, en ik weet mensen te kiezen, kan ze motiveren en aan mij binden. Ik heb een paar honderd goede keuzes gemaakt, en af en toe een verkeerde, zoals die voor de gedelegeerd bestuurder van Cegos. Ik had Cegos België best willen verkopen. In plaats daarvan kwam er een juridisch uitgekiende constructie, een faillissement waardoor ik buitenspel stond. Zes maanden later volgde het echte faillissement. Transtec, een bedrijf actief in ontwikkelingssamenwerking, met als drijvende kracht Stephan Broeckx, heb ik in 1996 verkocht; Eurosem -opleidingen voor bedrijven, onder leiding van Alexander Cambron, in 2000 aan WPP-Ogilvy.

“We hadden veel liquide middelen, en die heb ik godzijdank niet op de beurs belegd, want die is net nadien gecrasht. Ik heb met mijn centen vastgoed gekocht in Brussel. En dat beheren we nu. Wij, mijn dochter Els kwam erbij toen mijn secretaresse met pensioen ging. Ik hield eerst mijn hart vast, maar zij doet het zeer goed. Ook mijn zoon Nicholas. Hij zat in Venezuela, aardde er, maar toen hij in een week drie doodsbedreigingen kreeg, hebben we hem overgehaald om naar België te komen. Hij koopt en verkoopt, en doet dat goed.

“Een aantal jaar geleden ontmoette mijn vrouw Petra een plastisch chirurg, Patrick Wilikens, die tegen haar zei dat hij graag zijn eigen kliniek wou beginnen. Hij had geen tijd om ze te bouwen, omdat hij al zes dagen in de week tot 22 uur bezig was. Het klikte, dus deden wij dat voor hem. Het is een 50/50 samenwerking, met de bedoeling dat mijn 50 % de komende jaren langzaam overgaat naar de artsen.

“De Atlas Kliniek is geen commercieel product, je mag er niet eens reclame voor maken. Toch hebben wij Nederlandse, Franse en Duitse patiënten, ook al omdat plastische chirurgie bij hen veel duurder is. Voor een standaard borstvergroting betaal je in Nederland 5500 euro, bij ons 3500; terwijl België toch een zeer goede naam heeft op het vlak van geneeskunde.

“Behandelingen tegen het verouderen – kortweg anti-aging – zitten in de lift. We worden met zijn allen veel ouder, maar op welke manier? Kijk maar eens in de ouderlingenhomes. Nochtans zijn er methodes om mensen beter ouder te laten worden. In Harvard doen ze onderzoek bij proefpersonen van 100 jaar die piloot zijn: goede ogen, oren, reflexen. Zo is het leuk om oud te worden, en dat is ook ons idee: beter ouder worden.

“We hebben grote ambities, want wat wij doen, bestaat niet in universitaire ziekenhuizen. Sommige proffen kijken me buiten als ik over anti-aging begin, want we kennen nog te weinig van cellen terwijl ik al begin over hele mensen. Binnen een paar jaar moet de Atlas Kliniek echter een levendig centrum worden, een multidisciplinaire ontmoetingsplaats om over dat thema te confereren.”

Vierde strofe: Vlaanderen boven (toch een beetje)

“Ik geloof niet in ‘vroeger was het beter’. Het gaat nu veel beter. Vlaanderen is de rijkste regio ter wereld, België de vierde. We staan aan de top, en ik ben trots daaraan een stukje te hebben bijgedragen. Mijn zorg is vooral: hoe houden we dat vol?

“Want we leven op onze reserves. We hebben goede wegen, infrastructuur, culturele centra, sportterreinen, noem maar op. Allemaal gebouwd in de jaren 60, 70 en een beetje in de jaren 80. Ik ben geen onheilsprediker, maar de wegen worden niet zo goed onderhouden als zou moeten. Dat is vervelend. En ik heb een keer de cijferanalyse over de vergrijzing doorgenomen. Dat is toch een probleem. De werkende mens betaalt nu gemiddeld 47 % belastingen op zijn brutoloon. Dat kan alleen maar stijgen, en ik weet niet of die werkende mens dat graag heeft. De zeer goed verdienende mens heeft daarvan geen last, want die trekt naar Monaco. Maar daarmee zijn onze grijsaards niet geholpen.

“We zouden erin moeten slagen onze huidige welvaart te bestendigen, maar als je kijkt naar wat er in China en India gebeurt … Dat is het Vlaanderen van de jaren vijftig: net miertjes, allemaal doenders. Wij zijn dat hier een beetje kwijt, en dat is jammer. Productiviteit zal steeds nodig blijven om een goede levensstandaard voor zoveel mogelijk mensen te onderhouden. Er zijn hier ook sukkelaars. Als je wordt geboren met een handicap, heeft de staat, wij, de plicht om voor jou te zorgen.

“Ik heb ooit mee de VU-jongeren opgericht, maar ben ik 30 jaar geleden al overgelopen naar de liberalen. Ik heb veel gewerkt voor Willy De Clercq, kende Verhofstadt al toen hij nog een jong ‘manneke’ was. Een doorzetter, en ik denk ook dat hij de afgelopen acht jaar een goede premier was. Hij is afgestraft voor compromissen met de PS – al kan je in dit land moeilijk anders – en misschien ook wel voor zijn manier van communiceren over de belastingverlaging. Hij zegt dat die er was, terwijl de mensen ze niet voelen. Dat knaagt aan je geloofwaardigheid.

“Mijn Vlaamsgezindheid was altijd zeer sociaal geladen: mijn majoor in het leger kende geen Nederlands, mijn vader werkte in Marcinelle, … Toen ik in 1964 begon, en voor gegevens aanklopte bij het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), spraken ze er geen woord Nederlands. Zonder Frans kon je er niets beginnen. Wij waren onderdrukt, achtergesteld, punt gedaan.

“Maar ik begrijp ook dat het vandaag veel moeilijker is om die Vlaamsgezindheid te onderhouden. Ik denk dat je nu bij het NIS Nederlands moet kunnen om er te beginnen. ( lacht) Hoe moet je de jeugd nu overtuigen dat ze een beetje voor Vlaanderen moeten werken? Mijn dochter kreeg op school te horen dat haar pa een flamingant was. ‘Pa, wat is dat?’ vroeg ze. Dat is moeilijk hoor, zoiets uitleggen. Achtergesteld en onderdrukt, dat konden we bewijzen, maar die periode is voorbij.

“En nu? Brussel-Halle-Vilvoorde. De onderhandelingsmarge is nul. Werkelijk nul. En het alternatief is separatisme. Ik ben tegen het woord. Separatisten zijn tegenwoordig slechte mensen, Vlaams Blokkers, die ons charmante koningshuis willen afschaffen. Ik ben destijds in Diksmuide enkele uren in de gevangenis gevlogen omdat ik riep: ‘Federaal, ja! Unitair, nee!’ Dat was een vloek. Dus als ik nu Louis Tobback hoor verklaren dat hij een overtuigd federalist is, doet mij dat lachen. Maar ik vind wel: er moet een herziening van bevoegdheden komen, zodat Vlaanderen tenminste fiscaal en voor de arbeidsmarkt een eigen beleid kan voeren.”

Vijfde strofe: de realisaties die overblijven

“De Warande? Daar ben ik heel trots op. Ze is zeker geslaagd als ontmoetingsplaats voor het politieke establishment en de zakenwereld. Het vriendenaspect, dat we er ook in wilden, is er volgens mij onvoldoende uitgekomen. Ik wou er ooit Jan Decleir met de fabels van Dario Fo programmeren. We hebben het moeten annuleren wegens te weinig belangstelling. Naar de Warande kom je blijkbaar om te netwerken en om met ministers en politici te spreken.

“De raad van bestuur van Vlamingen in de Wereld (VIW) is ook een netwerk. Daar ben ik ingerold. Eind 1999 stond ik voor de keuze: stoppen als bestuurder of het zelf doen als voorzitter. Dat heb ik gedaan van 2000 tot 2004, en nu is het een goede organisatie, die misschien iets te weinig in de pers komt in verhouding tot de tips die ze levert aan journalisten.

“Bij het VEV had ik een actieve rol. Ik ben er binnengehaald door René De Feyter, ben altijd actief geweest in werkgroepen, congressen. Voor mij is dat een plaats waar ik economie en Vlaamsgezindheid kan combineren. De uitgangspunten van Lieven Gevaert spraken en spreken mij nog altijd aan. Marketinggewijs vind ik het nog altijd een grote fout om de naam VEV te laten vallen. Dat was een sterk merk, terwijl Voka geen betekenis heeft. Het VEV was een organisatie die draaide, en steeds werd gerespecteerd. Geen enkele minister durfde destijds iets doen zonder eerst naar het VEV te bellen.

“Damme Boekendorp? Dat marcheert goed. Ik denk dat er meer volk komt dan naar Redu. Het zou leuk zijn indien er meer promotie voor werd gevoerd, maar het budget ontbreekt. Buiten de regio is het boekendorp onbekend, hoewel er volgens mij een zeer groot potentieel ligt in Nederland. Uiteindelijk spreken we over 10 echte boekenwinkels in een dorp van 400 mensen; ik tel even de deelgemeentes niet mee.

“En uiteraard ben ik trots op de jonge mensen die van unief kwamen, bij mij wortel schoten en later een mooie carrière uitbouwden. Ik denk aan Eddy Bogaerts van Diners Club en later First National; Eric Vaes, patron van General Electric; Fred Chaffart; Mary Pitsy oude Hendrikman, die nu een bedrijf uit de top vijf van de Belgische rekrutering leidt; Stephan Broeckx, die Transtec uitbouwde, en ook Alexander Cambron, die van Eurosem de grootste bedrijfsopleider van het land maakte en nu stevig scoort in het vastgoed.”

Zesde strofe: wat als ik kon herbeginnen …

“Een groot carrièreplan is er nooit geweest. Moest ik het kunnen herdoen, dan zou ik zeker gaan studeren. Naar Harvard, of nog liever naar Wharton. Ik heb er 10 jaar over gedaan om de kennis te vergaren die ik nodig had. Langetermijnprovisies, leverage, businessplanning … Ik moest het leren met vallen en opstaan, en door af en toe moeilijke boeken te lezen, in plaats van er twee jaar echt mijn verstand op te kunnen concentreren.

“En mocht ik opnieuw beginnen, zou ik graag iets doen in de financiële sector. Het hefboomeffect, de leverage, is daar zeer groot. En de banken staan zodanig ver af van hun klanten. Mensen moeten nu betalen voor een bankrekening zonder rente. Wil je een lening: jawel hoor, 12 % interest, dank u wel. Ik zou nog wel een bank willen oprichten, ja. Als je iemand kent, stuur hem maar door.

Zevende en laatste strofe

“Uit de jeugdbeweging heb ik wel het Vlaamsgezinde overgehouden, maar niet het katholieke. Ik heb dat altijd heel raar gevonden. Ik ben ongelovig. Ik ben geen vrijmetselaar of atheïst zonder meer. Mijn ouders gingen naar de mis, zonder echt katholiek te zijn. Dus ik ben niet gelovig opgevoed, maar ook niet anti. Maar de eerste communie deed mij niets: ik zat in de kerk en vroeg mij af waar mijn vriendjes zo onder de indruk van waren. Voor mij was het maar een stukje brood.

“Als marketeer vind ik dat de Kerk faalde. De Kerk krijgt de mens in handen bij het doopsel, vanaf vier jaar in de kleuterschool, tot zijn achttiende in het college en ook nog elke week in de kerk, … De volledige periode waarop de mens kan worden beïnvloed hebben wij in Vlaanderen aan de Kerk gegeven. En verdorie, het lukt ze niet. De meeste achttienjarigen, gaan niet meer naar de mis. Dan ben je mislukt in het overbrengen van het gedachtegoed, en hapert het systeem. De katholieken hebben de kans gemist, ten definitieve titel. En nog elke dag missen ze kansen: bij een begrafenis is heel de familie aan het wenen, en wat zegt de priester? ‘Onze overledene is nu gelukkig bij de Heer .‘ Jaha. ( lacht) Er is toch geen mens die dat gelooft. En toch doen ze het nog elke dag!

“Drie jaar geleden werd bij mij longkanker vastgesteld. Er is 40 % van mijn longen weggesneden, en ik lag lang op intensieve. Ik denk dat ik er vanaf ben. Ik steek het trouwens daarop dat ik sommige jaartallen niet meer onthoud. Misschien is het ook de leeftijd: ik ben 66. En intussen ben ik het alibi van alle sigarettenrokers: iedereen kent wel iemand van 99 die nog altijd rookt. En Rik Decan, die de laatste 30 jaar nooit heeft gerookt, had toch longkanker? En dus roken ze maar ( grijnst).

“Natuurlijk ben ik bang voor de aftakeling. Ik beschouw mijn hersens als het beste wat ik heb, iets wat ik moeilijk kan zeggen van mijn spieren, want een sportman was ik nooit. Als dat plots weg is, als je van niets meer weet, dat is het ergste wat je kan overkomen. Misschien vind ik daarom dementeren nog erger dan sterven. Vooral het cyclische: sommige momenten ben je zeer goed, en soms zeer slecht. En het ergste moet zijn dat je weet dat je een blok aan het been bent, en dat je de dag daarop opnieuw een plant kan zijn.

“Thuis kom ik tot rust, al heb ik het daar niet makkelijk mee. Gij zult niet lui zijn! Luiheid is één van de zeven hoofdzonden. Gij zult actief zijn, vooruitkomen, realiseren, succes hebben. Zo ben ik opgegroeid. Dat kreeg ik altijd te horen en na een tijdje heb ik dat mezelf opgelegd. Je richt een bedrijf op: je zult succes hebben. Dat werd een motortje, dat het voor mij moeilijk maakt om volledig tot rust te komen en te ontspannen. Zelfs een week op vakantie moet ‘nuttig’ zijn.

“Ik heb veel vrienden, want ik hecht daar enorm veel belang aan. Echte vrienden zijn Chris Lomme en Nand Buyl, Fred Chaffart, Erik Swaelen, Pjeroo en Leentje Roobjee, de Brusselse notarissen Jean Philippe Lagae en zijn vrouw Corinne Dupont, en Mimi Smith, van VTM vroeger, en haar man Leo Pardon van de NMBS. En dan vergeet ik er nog veel. Sommige van hen zeggen me soms dat ze door aan niets meer te denken, alles kunnen vergeten. Dat kan ik niet. Ik zal eens naar een goede psycholoog moeten gaan. Niet naar mezelf dus ( lacht).”

Luc Huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content