“Wallonië moet werken aan een grondige mentaliteitswijziging”

De intentie om te veranderen in Wallonië is er sinds het Toekomstcontract,” analyseert Albert Frère. “Toen werd de wil van de gewestelijke overheid bevestigd om Wallonië te zien breken met het wantrouwen dat het geruime tijd koesterde tegenover ondernemingen en ondernemers. Sindsdien horen we zeggen dat initiatief aangemoedigd en succes geroemd moeten worden. Dat is vrij nieuw in een gewest dat lange tijd elk welslagen hekelde.”

“Over het Toekomstcontract wordt gesproken als over het eerste ‘businessplan’ voor Wallonië. Er zijn maatregelen genomen en de Walen beginnen stilaan aan te voelen dat de economie opnieuw een centrale plaats moet innemen in hun gewest. De vertraging van de wereldwijde – en meer bepaald de Europese – groei heeft duidelijk gemaakt voor welke grote uitdagingen Wallonië nog steeds staat. Wallonië is laag gevallen en het is vandaag niet meer voldoende om de Europese trend te volgen. Wallonië moet een pak beter doen om in de buurt van de gemiddelden te geraken.”

“Het Marshallplan kan zorgen voor die zweepslag. Noem het een positieve stap naar een herstel. Vooral omdat iedereen zegt dat het niet om een aanvullend plan, maar om een actie gaat. We zullen dus snel kunnen vaststellen of het in werking wordt gezet.”

“Positief is dat de overheid zich dit keer heeft durven concentreren op het scheppen van activiteiten. Als die doelstelling goed wordt vertaald, kan het Marshallplan een eerste remedie vormen tegen de versnippering. Dat is immers een van de zwakke punten van Wallonië. De belangrijkste vernieuwing van het Marshallplan ligt in de concentratie.”

“Ten eerste worden de middelen geconcentreerd, aangezien de overheid het heeft over een injectie van 1 miljard euro in vijf sectoren: biowetenschappen, landbouw- en voedingsnijverheid, werktuigbouw, transport/logistiek, en lucht- en ruimtevaart. Ten tweede komt er ook een sectorale concentratie, met de intentie om een coördinatie tot stand te brengen rond de al vijf vernoemde concurrentiepolen. Door ons toe te spitsen op niches waarin we bij de besten kunnen behoren, moeten we in staat zijn om ontwikkelingspijlers te bouwen. Ten derde komt er ook een geografische concentratie, doordat er een duidelijke omschrijving komt van de steunmaatregelen voor de oude industriebekkens die over een reëel potentieel beschikken, maar nog altijd gebukt gaan onder handicaps die investeringen ontmoedigen. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanzienlijke middelen die worden vrijgemaakt om zo snel mogelijk het industriële braakland te ontginnen.”

“Beslissen om de regionale belastingen op investeringen in materieel te verminderen en de anti-economische provinciale en gemeentelijke fiscaliteit af te schaffen – en intussen ook om de schenkings- en successierechten te verlagen – is eveneens positief. Ik denk aan de compensatoire industriebelasting (provincies), de taks op drijfkracht (provincies en gemeenten), de oppervlaktetaks (provincies). Het zou positief zijn indien de federale regering die beweging kon versterken door de arbeidskosten te verlagen. Maar, we kunnen nu al zeggen dat een gewestelijke overheid die ervoor kiest om haar fiscaliteit te verlichten, vooral voor ondernemingen, een positief signaal uitzendt naar investeerders.”

“Wat ten slotte in het Marshallplan eveneens significant is, is dat het de bedoeling aangeeft van de Waalse overheid om haar acties te financieren met gewestelijke fondsen. Die inspanning voor responsabilisering en rationalisering moeten we toejuichen.”

“Dus, geloof me, ik zie het Marshallplan als een interessant initiatief. Het bevestigt de wil van de Waalse overheid om voorrang te geven aan het scheppen van activiteiten. Ze heeft concrete acties uitgewerkt die een gunstiger kader voor ondernemingen willen scheppen. De fiscaliteit voor bedrijven verlagen, de sanering van het industriële braakland bespoedigen, meer rekening houden met de marktbehoeften bij het samenstellen van opleidingsprogramma’s… Het zijn allemaal positieve signalen, net zoals de middelen die in onderzoek worden geïnvesteerd om de industriële en commerciële omschakeling te ondersteunen. Dit plan moet gedragen worden door de economische actoren.”

In Wallonië is de PS de dominante partij, een partij met een traditie van zwaar cliëntelisme. Albert Frère: “Wallonië mag hopen op economisch herstel als het erin slaagt om de tweespalt en de taboes te overstijgen. In Wallonië vind je zowel een traditie van uitmuntendheid als elementen van starheid. Oude vormen en gedachten sterven niet zomaar. Het is allicht een beetje simplistisch om te denken dat zonder de Parti Socialiste de voorspoed in Wallonië spontaan zal terugkeren. Meer fundamenteel: Wallonië moet werken aan een grondige mentaliteitswijziging. Het zal zijn heropleving niet kunnen bereiken met een zogenaamde overwinning van het patronaat op de vakbonden, noch van de ene partij op de andere. Niet één partij, maar het gevoerde beleid zal moeten worden beoordeeld. De acties die er momenteel komen, zijn die van een heel gewest.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content