Walda Pairon

Spontaan orchestreren

Het woord decoratie schiet tekort voor de interieur- en tuincreaties van Walda Pairon. “Mijn grote voorliefde gaat uit naar een combinatiepatroon van modern en antiek, waarin harmonie, ruimtelijkheid en leefbaarheid essentieel blijven.”

TEKST : LUC DE DECKER / FOTO’S : JAN VERLINDE

Het is één van die zeldzame momenten die je wil laten stollen om later wat weemoedig naar terug te grijpen. In de 18de-eeuwse fauteuil naast een ploffende haard praat Walda Pairon over haar zwerftochten in het glooiende Toscane, haar passie voor de Egyptische woestijn en de invloeden op haar interieurs en tuinontwerpen, die haar tot ver buiten de eigen landsgrenzen bekend maakten. Uit de discreet opgestelde luidsprekers klinken de piëteitsvolle lento strijkers en sopraan uit de symfonia piesni zalosnych van de Pool Henryk Gorecki.

We zitten tussen de met terrakleurige kalkverf bedekte muren van de oranjerie achter Walda’s statige cottage in Heide-Kalmthout. Wellustige citroenbomen en strenge laurierstruiken overwinteren er. De ruimte spruit voort uit een geniaal eenvoudig idee. Een oude loods kreeg een glazen dak. Binnen staat nu een royale eethoek en een intiem salon bij een prachtig simpele open haard in Bourgondische steen.

De gastvrouw spreekt weifelend, schuifelt naar uitleg, schrapt zichtbaar woorden voor ze tot een formulering komt en… brengt ons even in verlegenheid. We nemen het woord decoratrice in de mond en zouden beter moeten weten. In het boek Wonen een weelde, dat journalist Ivo Pauwels over haar werk schreef, wijst ze ons a priori terecht : “Het gaat bij mij om de echtheid, om de ziel van het in te richten interieur. Het woord decoratie is niet op zijn plaats. Ik verafschuw het decoreren op zich. Het inrichten is voor mij veel meer. Het is er bij mij om te doen om een sterk veranderlijk decor te creëren, waarin allerlei details en objecten meesterlijk worden georchestreerd en niets, maar dan ook niets een blijvend karakter wordt toegedragen, maar waar alles zich tijdloos verder beweegt.”

De oranjerie

fungeert tevens als een overtuigende repliek op critici die haar interieurs wel eens overladen noemen. “Ik wilde hier een volkomen sereniteit. Vandaar bleven de muren kaal. De volumineuze planten zorgen voor voldoende aankleding.” Op de schouw staat één object, een spuiter uit een marmeren fontein in dezelfde aardse Bourgondische tint. Het hoofd, misschien wel van een sater, weerspiegelt zich op het stevige glazen tafelblad, dat rust op twee vazen. “In Pulham-terracotta”, verduidelijkt Pairon. De 19de-eeuwse John Pulham had een pottenbakkerij en manufactuur van cementen ornamenten in Hertfordshire.

Perkamenten boeken nodigen uit tot strelen, lezen en bewonderen. Later in de wijnrode huiskamer vinden we een al even onweerstaanbare stapel oude boeken achteloos op de tafel. We drinken er citroenthee op de bordeaux gestoffeerde stoelen. Boven de open haard hangt een spiegel in een zware houten lijst, die deemoedig naar voren helt, een gebruik uit de 17de eeuw. Maar de blikvangers in deze kamer zijn een 18de-eeuwse Weense kast en een 16de-eeuwse notelaren renaissancekast uit Firenze. Naast een stoel hangt een Albanese jas in karmozijnrood vilt, een uniek exemplaar dat Walda kocht toen Christie’s de nalatenschap veilde van de haast mythische danser Rudolf Nurejev.

Vanuit welk perspectief je ook kijkt, elke kamerhoek lijkt een perfect driedimensionaal stilleven. “Toch is dit geen showroom“, merkt Pairon op. “Hier wordt geleefd.” De twee Labradors, die zich geeuwend uit hun mand onder een venster rekken, zetten haar woorden kracht bij.

In de gele

kamer (in elk vertrek overheerst een andere kleur) valt eenzelfde voorliefde voor een gedurfde combinatie van stijlen, tijden en objecten op. Het allervreemdste is dat die eclectische samenstelling zowel harmonieus als leefbaar overkomt. Nooit wordt het protserig. Waar schuilt het geheim van haar stijl ?

Die vraag wimpelt de gastvrouw minzaam maar kordaat af als niet relevant. “Stijl en sfeer zeggen niets. Je kan het wel hebben over een indruk, karakter, de ruimte, het doorleefde en vooral de uitstraling. Ik laat me nooit leiden door een stijl, maar zoek wat past bij de omgeving én de bewoners. Daarom neem ik zo weinig opdrachten aan. Ik moet eerst de mensen en de omgeving leren kennen. Anders wordt het kunstmatig. Dan verval je in zielloos estheticisme.”

Zelfs favoriete oorden als Toscane, Capri en het Engelse platteland mogen niet de bovenhand halen. “We hebben al genoeg ontwortelde kopieën. Je kan hier, bijvoorbeeld, geen Provençaals interieur nabootsen. Dat is boeiend in Avignon, maar déraciné in de Antwerpse Kempen.”

Nog voor ze kunstgeschiedenis studeerde, trok Walda van haar geboortehuis in Westmalle naar Aubusson, een dorp niet ver van Lascaux. Ze leerde er wandtapijten ontwerpen bij Jean Lurcat, niet bepaald een voor de hand liggende keuze voor een jong meisje. “Ik was geobsedeerd door de uitstraling van de tapijten en de kleuren in het bijzonder. Toen ik terugkeerde, volgde ik grafiek. Plots legde ik me op soberheid en zwart-wit toe. Die afwisseling heb ik mezelf altijd opgelegd. Je mag niet in één stijl of voorliefde blijven hangen. Je moet jezelf ontdekken in verschillende zaken. Leven is evolueren. Dat is de sleutel tot mijn interieurs en tuinen.”

Na haar afstuderen schreef ze een driedelige handleiding in de kunstgeschiedenis, een bestseller. Ze spreekt evenwel niet graag over het verre verleden. “Vraag me liever iets over gisteren of deze morgen.” Sedert vijftien jaar geeft ze les aan de mode-afdeling van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar ze een hele reeks ondertussen beroemd geworden ontwerpers mede heeft gevormd. Tien jaar geleden richtte ze Giardini op. Aanvankelijk spitste haar zaak zich toe op tuindecoratie. Haar terras en tuin met de intieme hoeken prijkten in zowat alle vooraanstaande internationale lifestyle-bladen.

Inmiddels verwerft Pairon steeds meer faam met haar interieurs en aankledingen van feesten. “Orchestreren en toch spontaan blijven”, noemt ze het. Die aangename paradox blijft hangen, zelfs bij een toevallige blik door een erkerraam, waar de naakte winterse blauweregenknoesten een natuurlijke symfonie vormen in samenklank met de stringente buxusvoortuin.

Het boek “Wonen een weelde” is geschreven door Ivo Pauwels. De interieurfoto’s zijn van Jan Verlinde, de tuinfoto’s van Marijke Heuff. Uitg. Lannoo/Terra, 160 blz., 1650 fr.

Leven is evolueren. Dat is de sleutel tot mijn interieurs en tuinen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content