Waarom de frank (n)ooit terugkeert

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De Fransen en de Nederlanders hadden nog maar net de Europese grondwet afgewezen, of de Italiaanse minister van Werk en Sociale Zaken Roberto Maroni opperde al dat zijn land de euro maar opnieuw moest inruilen voor de lire. Is de euro dan toch niet bedoeld voor eeuwig en altijd? Keert straks onze frank terug?

(*) The Future of EMU: What Does the History of Monetary Unions Tell Us?, Michael D. Bordo en Lars Jonung, NBER, Working Paper 7365, www.nber.org/papers/w7365

Een mens zal niet scheiden wat God heeft samengebracht. Dat geldt niet alleen voor een huwelijk, het geldt ook voor een monetaire unie. De euro is bedoeld voor eeuwig en altijd, in goede en slechte dagen. Het verdrag van Maas- tricht, het fundament onder de Economische en Monetaire Unie (EMU), rept met geen woord over exitscenario’s. De Italiaanse minister van Werk en Sociale Zaken Roberto Maroni droomt al hardop van lires. Italië kan echter alleen terug als het land de euro eenzijdig en deloyaal laat vallen. De Amerikanen gniffelen misschien, nu de geloofwaardigheid van de dollarconcurrent een knauw krijgt, maar voor de Amerikaanse professor Economie Robert Mundell, een van de geestelijke vaders van de euro, is een dollarcrash veel waarschijnlijker dan het uiteenspatten van de eurozone.

De monetaire unies van het verleden leren ons één grote les: een monetaire unie zonder politieke unie is gedoemd, maar een monetaire unie mét bijbehorende politieke unie zit gebeiteld in gewapend beton (*). Eén land leidt als vanzelf tot één munt, maar één munt leidt niet vanzelf tot één land.

De euro en de politieke integratie

De EMU avant la lettre, de Latijnse Monetaire Unie met Frankrijk, België, Zwitserland en Italië als leden, was een verzameling van autonome staten die hetzelfde geld deelden. Het project hield een halve eeuw stand (1865-1914), maar viel na de chaos van de Eerste Wereldoorlog uiteen. In dezelfde periode was de Scandinavische monetaire unie hetzelfde lot beschoren.

De Verenigde Staten en de wordingsgeschiedenis van Duitsland en Italië toonden aan dat een politieke topstructuur garant staat voor het succes van de monetaire samensmelting, al bleef ook dat een moeilijk proces. De monetaire eenmaking van de VS kwam er pas decennia na de politieke eenmaking. De Amerikaanse centrale bank, de Fed, werd pas in 1914 boven de doopvont gehouden, 49 jaar na het einde van de burgeroorlog in 1865. Ook in Italië en Duitsland was de creatie van de monetaire unie een bijzonder langzaam proces.

Tot welke categorie hoort de EMU? Geen van beide. Het europroject is uniek in de geschiedenis. De EMU is meer dan een verzameling van soevereine staten die alleen eenzelfde munt delen. En het was een primeur dat die staten hun monetair beleid uit handen gaven aan een in wezen onafhankelijke instelling, de Europese Centrale Bank. Maar van een politieke unie is (nog) lang geen sprake. Meer nog, het is precies de euro die moet zorgen voor meer politieke integratie. Het begraven van Europa’s bloedige historische verdeeldheid is de weinig uitgesproken maar fundamentele grondgedachte van de EMU. Europa heeft dus het paard achter de wagen gespannen. In het verleden zorgde politieke eenheid voor monetaire eenheid, maar nu moet het andersom.

Een Frans non en een Hollands neen tegen de Europese grondwet remmen die politieke eenwording nu af. Prompt neemt de kans toe dat de EMU ooit uiteenspat. Als de bevolking geen Verenigde Staten van Europa wil (of toch niet op de huidige manier), verliest de euro zijn voornaamste bestaansreden. Ondertussen blijkt de snelle uitbreiding van de Europese Unie een felle tegenwind voor de eenheidsgedachte.

De kosten van de euro

Het verdrag van Rome uit 1969 mikte in de eerste plaats op “meer eenheid tussen de Europese volkeren.” De zes stichtende landen van de EU waren het erover eens dat de weg naar de politieke unie liep langs een EMU. Het inspirerende Werner-rapport stelde al in 1969 dat de zes landen niet alleen hun monetaire bevoegdheden zouden afstaan, maar ook hun budgettaire bevoegdheden. Dat werd gezien als een noodzakelijke en voldoende voorwaarde om van economische inter- gratie de motor voor politieke integratie te maken. Het is er toen niet van gekomen. Elk land bleef een eigen monetair en budgettair beleid voeren, en mede door de financiële onrust in het begin van de jaren zeventig liep het Europese integratieproces helemaal vast.

Landen geven ook niet zomaar hun monetaire en budgettaire beleid uit handen. Voor wat hoort wat. De voordelen moeten groter zijn dan de kosten, maar in tijden van laagconjunctuur wordt het pijnlijk duidelijk dat het lidmaatschap van de EMU niet alleen voordelen, maar ook kosten met zich brengt. Een lidstaat die veel slechter boert dan de andere leden, kan het devaluatiewapen niet meer hanteren om de competitiviteit te herstellen en een expansief budgettair beleid voeren, mag ook al niet om de groei aan te wakkeren.

In geoliede monetaire unies, zoals de VS, krijgen landen of regio’s die relatief trager groeien fiscale transfers om de pijn te verzachten. Dat vermindert ook de druk om uit de muntunie te stappen. Per dollar dat het inkomen per hoofd in een bepaalde Amerikaanse staat daalt, stopt de federale regering 40 dollarcent toe. Dankzij dergelijke transfers klonk ook uit Wallonië nooit de roep om uit de Belgische monetaire unie te stappen. Overmatige transfers kunnen een economie echter ook in slaap wiegen en dus contraproductief werken.

Het solidariteitsmechanisme dat de VS vandaag kent, is in Europa via de structuurfondsen slechts embryonaal aanwezig. In de VS kwam dat mechanisme er trouwens ook pas decennia na de creatie van de monetaire unie en dan nog onder druk van de ellende van de Grote Depressie van de jaren dertig.

Zonder een politieke unie (lees: zonder fiscale transfers voor landen die met een tragere groei kampen) kan de EMU een oncomfortabel huis worden. Dan wordt de politieke wil om erin te blijven van cruciaal belang, al is die politieke wil natuurlijk nauw verbonden met een kosten-batenanalyse van het lidmaatschap. Economische verschillen kunnen die politieke eenheid onder druk zetten. Denk aan Tsjechië en Slovakije. Denk aan België.

Daan Killemaes

In het verleden zorgde politieke eenheid voor monetaire eenheid, maar nu moet het andersom. Europa heeft het paard achter de wagen gespannen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content