Waarom cultuursubsidies beter afgeschaft worden

De Leuvense professor Gust De Meyer durft. Cultuursubsidie? Hoeft dat wel? Is ‘Big Brother’ niet relevanter dan Jan Fabre? Een heerlijk provocerend manifest.

Gust De Meyer, Manifest van een cultuurpopulist – Over de media, het middenveld en de cultuur van het volk. Acco, 131 blz., 19,80 euro.

Het volk draait op voor de kunstzinnige dada’s en het culturele snobisme van de elite. Met belastinggeld worden kunstuitingen gesubsidieerd die maar een zeer klein publiek aantrekken of waarvan de kwaliteit en betekenis ver te zoeken zijn. In het kader van een herverdeling van de beperkte middelen kunnen bij de begrotingspost van cultuur dan ook ettelijke tientallen miljoenen euro afgeroomd worden. Ze kunnen naar de zorgsector, waar het geld nuttig, sociaal en maatschappelijk verantwoord aangewend kan worden. Waarheen wil je dat het belastinggeld gaat: naar hammen op zuilen, naar een drollenmachine, naar een onbegrijpelijke theatervoorstelling of naar de schrijnende nood van zieken en armen?

Getuigt zo’n redenering van gevaarlijk, weerzinwekkend, platvloers populisme? Niet noodzakelijk als je uitgaat van de premisse dat de vrije markt perfect werkt voor kunst en cultuur. Zoals Gust De Meyer. De hoogleraar aan het Departement Communicatiewetenschap van de KU Leuven deinst niet terug voor provocerende uitspraken in Manifest van een cultuurpopulist. Ondertussen bouwt hij wel een samenhangend betoog op, waarin hij zowat alles en iedereen aanvalt die zich in Vlaanderen opwerpt als behoeder van kunst en cultuur. In één pennentrek moet ook het maatschappelijke middenveld, zeg maar de grote verenigingen, vakbonden en instellingen, eraan geloven. De Meyer durft de algemeen aanvaarde standpunten van wat hij de smaakpolitie noemt van hun piëdestal kegelen. Tegelijkertijd laat hij weinig politiek correcte huisjes overeind.

Big Brother is kunst. Platvloers populisme? Die vraag blijft resoneren tijdens de lectuur van Manifest van een cultuurpopulist. Maar ook al trapt hij her en der wat in het wilde weg, het moet ook gezegd dat De Meyer een aantal evidenties ontmaskert. Hij is het jongetje dat eindelijk durft te roepen dat de keizer geen kleren draagt: “Kan iemand vertellen hoe de installatie van Martin Creed, waarbij in een lege, witte museumzaal het licht aan en uitgaat en waarvoor hij in 2002 nog de prestigieuze Turner-prijs krijgt, toelaat alle grenzen, normen, taboes, waarden te bevragen, zonder rekenschap te moeten afleggen tegenover het politieke gezag, de markt of religies? Elitaire hedendaagse (conceptuele) Kunst poogt zichzelf te legitimeren, terwijl ze artistiek minder voorstelt dan kitsch.”

Er is nochtans cultuur die wel degelijk maatschappelijk relevant genoemd kan worden, maar het gaat steevast om massacultuur, aldus De Meyer: “Laten we dat nu illustreren aan de hand van wat doorgaat voor één van de meest verfoeide, maar massaal bekeken tv-programma’s, namelijk Big Brother.” Hij noemt de reality soap kunst “als Kunst gedefinieerd wordt als datgene wat kritische vragen oproept, als oogopener, als cultuuruiting die ons een andere kijk op de wereld kan verschaffen, als statement, als datgene wat toelaat alle grenzen, normen, taboes, waarden te bevragen.”

Big Brother leverde roddel- en gespreksstof, discussiethema’s. Zo hoort het voor een kunstwerk. Sneert De Meyer: “Als dat gebeurt naar aanleiding van de plakjes ham van Jan Fabre aan de Gentse universiteitszuilen of als je ervoor moet betalen om je mening te vormen over de drollenmachine van Wim Delvoye in het Antwerpse Muhka-museum, dan kan het wel voor de Cultuurliefhebber. Als Big Brother minstens even interessante vragen oproept als deze hedendaagse kunstwerken, dan is het niet meer dan laag-bij-de-gronds vermaak.”

Populaire politici. Toch schuilt de essentie van De Meyers manifest niet in dergelijke eclatante voorbeelden of stof voor polemieken, maar in zijn aanval op een kleine groep die niet alleen bepaalt wat kunst is, maar die ook voorschrijft wat politiek correct is en wat absoluut politiek verfoeilijk is. Vooral dat laatste komt tot uiting in een frontale aanval op een rist sociologen, bijna allen werkzaam op de VUB, van wie Mark Elchardus de bekendste is. Die aanval bereikt een apotheose rond Elchardus’ onderzoek over tv-kijkgedrag, waarbij de commerciële omroep VTM gebrandmerkt wordt dat het de kijker zowat in de armen van het Vlaams Blok drijft. Terwijl De Meyer aantoont dat de VRT, zeker op TV1, met dezelfde programma’s uitpakt.

Elders nog doorprikt De Meyer heel wat studies. Hoe maak je, bijvoorbeeld, een politicus populair? Door hem of haar in je selecte lijst op te nemen. Wie je niet opneemt, kan ook niet verkozen worden in je enquête. Met het aanwijzen van dergelijke manipulaties of op zijn minst machinaties maakt De Meyer zijn manifest hoe dan ook tot een belangrijk werk. Wat je ook van zijn opinie over kunst, cultuur en massacultuur vindt, is daaraan zelfs ondergeschikt. Populisme als oogopener, kan het?

De Meyer durft de algemeen aanvaarde standpunten van wat hij de smaakpolitie noemt van hun piëdestal kegelen. Tegelijkertijd laat hij weinig politiek correcte huisjes overeind.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content