Waar vindt u de beste advocaten voor uw bedrijf?

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Waar werken de beste advocaten voor het bedrijfsleven? En wat verwachten de ondernemingen van hun raadslieden? Een exclusieve Trends-enquête bij ondernemingen uit de Trends Top 30.000 leert dat ze resoluut kiezen voor de advocaat om de hoek. Toch draaien grote corporate & finance-kantoren op volle toeren.

eXtra informatie op www.trends.be Op de Trends-website vindt u de uitgebreide resultaten van onze exclusieve enquête.

U kent ze wel, de advocatenkantoren die geregeld opduiken in onze kolommen. Linklaters, Allen & Overy, Cleary Gottlieb en andere Freshfields hebben een naam als een klok. Maar leveren zij de ideale advocaten voor het bedrijfsleven? Neen, leert onze exclusieve enquête bij Belgische ondernemingen (zie kader: Resultaten van de enquête). De cliënten selecteren in meer dan 80 % van de gevallen raadslieden uit minder klassieke, kleinere kantoren als ‘beste advocaat voor het bedrijfsleven’.

De rangschikking is verrassend. Het nichekantoor Claeys & Engels prijkt op de eerste plaats, op de voet gevolgd door Monard-D’Hulst, vooral actief in Limburg. Eubelius, zowat de uitdager van de klassieke kantoren, is nummer drie.

Beste advocaat: Bart Adriaens

Bart Adriaens (Claeys & Engels) werd het meest genoemd als ‘beste advocaat’. “Ons kantoor levert aan heel wat bedrijven de tweede raadsman – dus niet de klassieke bedrijfsadvocaat – omdat we een stevige reputatie hebben als nichekantoor voor arbeidsrecht en sociale dossiers,” redeneert Adriaens, die onder meer Trends-uitgever Roularta adviseert. “Ik denk dat cliënten ons spontaan vernoemen, omdat we zo nauw betrokken zijn bij hun activiteiten. Ik heb soms dagelijks contact met mijn West-Vlaamse klanten. Bij een personeelsprobleem willen ze immers snel een juridische toets, en dat gebeurt meestal via de telefoon. Soms zelfs ‘s nachts.”

Claeys & Engels heeft vestigingen in Brussel, Antwerpen, Kortrijk, Gent en Luik. Chris Engels: “Wij moeten de plaatselijke sociale inspectie, vakbondsmensen en zelfs rechters kennen om met succes onze stiel te kunnen uitoefenen.” Toen hij nog bij Loeff Claeys Verbeke werkte, drong het departement van Thierry Claeys sterk aan op regionale kantoren, maar hij kreeg dan als antwoord dat New York voorrang had op Kortrijk. “En men had nog gelijk ook,” aldus de uitvinder van de formule-Claeys (waarmee de opzegvergoeding wordt berekend). “Maar wij redeneerden dat het gewoon niet opgaat om bijvoorbeeld bij een herstructurering van een bedrijf in Charleroi een advocaat vanuit Brussel te sturen. Dat werkt niet. Vandaar dat de meeste advocaten in onze niche niet met ons overstapten, toen Loeff opging in Allen & Overy. Vandaag draaien beide aparte kantoren beter dan ooit.”

Hoewel Liedekerke Wolters Waelbroeck Kirkpatrick zijn Antwerpse poot enkele jaren geleden verloor, speelt het volop de regionale kaart bij de keuze van de medewerkers. “Naast de normale kwaliteiten en taalvaardigheden is de kennis van het Brugs of het Antwerps een sociaal voordeel,” lacht vennoot Paul Geerebaert. “En eerlijk gezegd, toen ik in Ieper moest pleiten voor Lernout & Hauspie, heb ik mijn West-Vlaamse tongval niet verborgen.” Zijn kantoor – nummer 10 op de lijst – kiest na een periode van twijfel over de internationalisering resoluut voor de onafhankelijkheid, maar nam wel de plaats in van Loeff in het samenwerkingsverband Lex Mundi.

Advocaat: pleiter of adviseur?

Erik Monard is met Monard-D’Hulst sterk actief in Limburg en de Kempen, en speelde onder meer een rol in de overname van Cash & Fresh door Delhaize. Zijn confrater Xavier D’Hulst bestrijkt de Kortrijkse regio. Monard: “We tellen heel wat rechtbanktijgers. Ze kennen de lokale praktijken en inzichten van de magistraten. Ons advies is dus sterk lokaal gekleurd, op maat van de rechtbank als het ware.”

Ondernemingen, zo blijkt uit de enquête, beschouwen een advocaat op de eerste plaats als een pleiter. Hilde Laga, commissaris in het gerechtelijk akkoord van Lernout en Hauspie en met haar kantoor op nummer acht op de lijst, redeneert: “Het recht is een nationaal gegeven, dat zonder probleem door een goede lokale advocaat kan worden aangepakt. Zeker in de rechtbanken kunnen die hun rol ten volle spelen, en dat geeft hen dan weer voorsprong als adviseur. Als een ondernemer echt geconfronteerd wordt met een complexe internationale transactie, kan hij zich nog altijd wenden tot de Linklaters van deze wereld.”

Ook Eubelius heeft met Ludo Cornelis een ervaren litigator, met daarnaast ook een sterke adviespoot. Het is actief in Brussel en Kortrijk, en bouwt sinds kort aan een Antwerpse praktijk. “Ondernemingen als de Gimv, Agfa-Gevaert en Ackermans & van Haaren worden nu eenmaal graag thuis bediend,” verklaart managing partner Koen Geens.

Jean-Pierre Blumberg (Linklaters, nummer 7 op de lijst) kan ervan meespreken. Soms krijgt hij kritische vragen van zijn Britse confraters – die zweren bij een zetel per land – over het nut van de Antwerpse poot van het kantoor. “Mijn beste argument voor het behoud is de rentabiliteit die we er realiseren,” verdedigt hij. “Juist omdat we veel belang hechten aan de traditionele business, blijven we actief in Antwerpen. Je mag het aantal corporate & finance-deals dat de Scheldestad levert trouwens niet onderschatten.”

Ondernemers zoeken hun advocaat liefst dicht bij de deur. Dat blijkt uit het feit dat er in onze lijst veel regionaal gekleurde kantoren prijken, zoals de al genoemde Monard-D’Hulst en Laga, Nelissen Grade Advocatenassociatie (Leuven), Adlex (Genk), Stappers Eliaerts & Thiers (Antwerpen), Goossens Sebreghts Jacqmain (Antwerpen), Mattijs Van Roy Voet & Co (Mechelen, Lier), Taquet Clesse & Van Eeckhoutte (Luik, Gent) en Storme Leroy Van Parys (Gent).

“Dat lokale aspect van de juridische dienstverlening klinkt me als muziek in de oren,” lacht Steven De Keyser van DLA, dat een fusie op poten zet met Coudert Brothers en zou doorstoten naar de topvijf van onze lijst. “De lokale niche is immers goed voor 80 % van onze omzet. Onze advocaten gaan de boer op. Medewerkers van klassieke kantoren zijn dikwijls gekluisterd aan hun Brusselse zetel en laten zich niet zien bij de bedrijven. Waar is de tijd dat iemand als Louis Verbeke dé raadsman was van een resem Vlaamse KMO’s?”

Koen Geens: “Wij hebben die rol voor een deel overgenomen. Jozef Lievens ( nvdr – ex-Loeff) is betrokken in zowat elk groot Vlaams opvolgingsdossier.” Geens is tevreden met de hoge score in deze enquête, maar relativeert: “Het bewijst dat we het goed doen bij de doorsnee onderneming. Zou je de enquête alleen houden bij grote bedrijven als Umicore, Belgacom en InBev, dan zouden we het zeker niet slecht doen, maar de confraters van Allen & Overy en zo zouden er beter uitkomen. Grote bedrijven komen nu eenmaal sneller terecht bij grote advocatenkantoren.”

Geen hoogvliegers

De lijst van kantoren is relatief. De 490 respondenten selecteerden slechts 67 keer een advocaat uit de topvijf, zodat er eigenlijk geen echte hoogvliegers zijn. Deze sterke spreiding van het aanbod is een belangrijke (en voor heel wat advocaten positieve) conclusie.

“Het zakenleven vindt blijkbaar zijn gading in een breed spectrum van advocatenkantoren,” aldus Blumberg. De Linklaters-topman betoogt al jaren dat grote kantoren geen bedreiging zijn voor de andere advocaten. De markt voor ondernemingsadvies groeit immers enorm, omdat de regelgeving toeneemt en het zakenleven meer aandacht heeft voor juridische kwesties.

Blumberg, wiens Linklaters naar eigen zeggen op volle toeren draait door de private equity-activiteiten: “Er prijkt echter een gat in het middensegment. In Nederland bijvoorbeeld zijn er enkele competente nichekantoren met twintig of dertig advocaten die zeer rendabel zijn. Belgische advocaten laten kansen liggen. Neem familierecht, dat wij in principe niet behandelen. We vinden soms moeilijk een kantoor waar wij dat werk aan kunnen uitbesteden. Waarom is er niemand die zich op deze niche werpt?”

Koen Vanhaerents (Baker & McKenzie, nummer 5) stelt ook dat ” de bedrijfsadvocaat gewoon niet bestaat”. Er zijn deelsegmenten waar een bepaald type werk een ander soort kantoor vraagt. “Daarom verwondert het niet dat typische corporate-financekantoren amper worden vernoemd in de enquête. Zij komen vooral aan bod in complexe dossiers. Wij zelf mikken op twee deelmarkten: full service en corporate finance” ( nvdr – zoals de privatisering van de Gimv).

Toch signaleert Sylvain Van Roy (Mattijs Van Roy Voet & Co) dat de grotere kantoren steeds meer het terrein van de middelgrote spelers betreden. Van Roy: “Lokale spelers stellen zich loyaal op, maar ik stel vast dat Brusselse kantoren systematisch de deuren van mijn grote klanten ( nvdr – genre Groep Verhelst) platlopen.”

Winst per partner: 1 miljoen euro

Onlangs publiceerde het vakblad The Lawyer zijn jaarlijkse lijst met de meest rendabele Britse kantoren. Daaruit bleek dat de winst per partner in de zogenaamde Magic Circle (Allen & Overy, Clifford Chance, Freshfields en Linklaters) vorig jaar was gestegen met 13,5 % tot een miljoen euro. “Belgische kantoren kunnen daar niet aan tippen,” weet Van Roy, “en wie in die richting opschuift, prijst zich uit de markt.”

The Lawyer verwijst ook naar een andere trend. Terwijl heel wat andere grote kantoren de strategie van de vier kopieerden (met een focus op corporate & finance, gekoppeld aan een internationale integratie), slaan andere resoluut hun eigen weg in. Dat heeft geleid tot het ontstaan van een Silver Circle, waartoe BLP, Macfarlanes en Ashurst behoren. Deze kantoren hebben hun rentabiliteit aangezwengeld door kosten te drukken, zich te beperken tot de thuismarkt en geen grote internationale overnames te doen.

Ook Herbert Smith behoort tot de Silver Circle. Het is gelieerd met het Brusselse Stibbe (nummer 4) en onder meer advocaat van de Ambev-aandeelhouders bij de fusie met Interbrew. Managing partner Olivier Clevenbergh: “Wij volgen een gelijkaardige strategie, gericht op de thuismarkt. Indien nodig kunnen we een beroep doen op de internationale expertise van Herbert Smith, maar die samenwerking is louter operationeel. Omdat er geen financiële integratie is, moeten we geen Britse erelonen aanrekenen. Ik schat dat onze erelonen een vijfde lager liggen dan de confraters die met een Brits kantoor zijn gefuseerd.”

Ook NautaDutilh (nummer 8) hanteert een voorzichtige politiek inzake erelonen, zelfs bij topbedrijven als Johnson & Johnson. Benoît Strowel, managing partner: “Ons maximum ligt op 300 euro. Wie zegt dat hij dezelfde service kan leveren voor 250 euro, liegt.

Conclusies aandikken

Ook voor Pascal Nelissen Grade (nummer 6), adviseur van onder meer Van Hool, staat de langetermijnrelatie centraal. En: “Een ondernemer vraagt geen juridisch discours, waaraan grote kantoren zich wel eens durven bezondigen. Hij wil geholpen worden. Daarom gebruiken we ons gezond boerenverstand, dat uitgaat van de zakenpraktijk.”

Idem dito voor Erik Monard: “Een ondernemer heeft geen boodschap aan te veel enerzijdsen en anderzijdsen. Hij wil een hapklaar advies. En natuurlijk speelt de prijs een rol.”

Ook Nauta hanteert tegenover de klanten een no-nonsense-aanpak, “een beetje op z’n Hollands”. Strowel: “Onze adviezen zijn kort en bondig. Dat scheelt een slok op de borrel. Nogal wat kantoren hebben erelonen die ietsje lager zijn dan de markt, maar ze durven hun conclusies wel eens aan te dikken zodat ze uiteindelijk toch duurder zijn. Masseren, noemen we dat.”

Hans Brockmans

Iets meer dan 50 % van de Belgische bedrijven vindt het ereloon van advocaten correct. Vier op de tien geënquêteerden denkt dat het te hoog is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content