Waar blijven de BVO’s, de bekende Vlaamse ondernemers?

Tessenderlo Chemie en Enron verschijnen beschaamd voor de camera’s. De kramakkelige verhouding tussen media en ondernemingen is oud. Honderd journalisten schrijven over economie voor tien miljoen Belgen. Peter Frans Anthonissen is raadgever voor ondernemers die biechten op de buis of in de perskolommen. Hij begon als journalist. Waarom verschijnt de onderneming alleen in de massamedia als het stinkt?

Wie zijn de mariniers van de media en hoe beheersen ze het slagveld? Peter Frans Anthonissen (50), oprichter van het communicatieadviesbureau Anthonissen & Associates, formuleert het klip-en-klaar: “In 2006, met meer mogelijkheden voor mediatraining, met het grotere aantal duidingprogramma’s, tot op zaterdagavond toe, krijgen de bedrijven geen tribune. Waar zijn de Bekende Vlaamse Ondernemers in De laatste show? In een buitenlandse Kom op tegen kanker treden ondernemers aan, hier is het altijd een BV, een zanger of een weerman. De afwezigheid van bedrijfsleiders is geen toeval. Evenmin halen professoren in de Economie of Bedrijfskunde het scherm. Serieus onderzoek van 2004 maakt duidelijk dat 70 % van de Vlaamse journalisten stemt voor een linkse partij. De massamedia hebben dus weinig belangstelling voor het bedrijfsleven. Een journalist mag niets klakkeloos aanvaarden en bekijkt de wereld met een gezonde argwaan. Dat is zijn credo. In theorie. Als het gros van de Vlaamse journalisten zich out als links, is dat niet congruent met het gros van de kiezers, want die stemmen centrum en rechts van het centrum. De journalisten leven op een eiland. De financiers van de media in Vlaanderen, dus de families Baert, De Nolf, Leysen en Van Thillo moeten investeren in journalistiek talent geplukt op een breder ideologisch veld.”

PETER FRANS ANTHONISSEN (ANTHONISSEN & ASSOCIATES). “De situatie is niet volledig beter of volledig slechter. Van 1985 tot 1987 was ik voltijds journalist van De Tijd en daarvoor medewerker van De Standaard en Het Volk. Anthonissen & Associates bestaat achttien jaar. De bedrijven komen nu minder in het nieuws dan twintig jaar geleden. En als zij in het nieuws belanden, is het vaak met negatieve verhalen. Hun eigen communicatie is vaak belabberd, kijk naar Belgacom, Telindus en Telenet. De bedrijfsschandalen rond 2000 – Lernout & Hauspie, Adecco, Enron, Parmalat, Ahold – in vele landen hebben een negatieve weerslag op alle ondernemingen en ondernemers, hoewel ze toen en nu uitzonderingen zijn. Je veroordeelt niet alle bakkers omdat twee patissiers rotzooi verkopen.”

Verslaggeving over de zachte sectoren is populair, niet die over economie?

ANTHONISSEN. “In de massamedia vermindert het aantal economische journalisten – en het was in de jaren tachtig al een kleine groep. Bij de televisie heb je Paul D’Hoore en bij de radio Bruno Huygebaert. In Het Laatste Nieuws, de grootste krant van België, verschijnt behalve de beurskoersen met moeite een halve bladzijde over economie. De Nederlandse massakrant De Telegraaf wordt gerespecteerd om haar financieel-economische berichtgeving op zeven tot acht bladzijden. Jan Publiek ondergaat in eerste instantie de massamedia. De honderd schrijvende journalisten van De Tijd, De Standaard, L’Echo, Trends en Tendances werken voor tien miljoen Belgen, een hilarische getalszwakte.”

In uw jongste boek, ‘Stop de pers!’, valt de term BV’isme. Wat bedoelt u?

ANTHONISSEN. “Het BV’isme heeft overal toegeslagen, niet uitsluitend op de buis. Ik laak in mijn boek het Dag Allemaal-gehalte van het Vlaamse nieuws. Veel nieuws wordt bekeken door een speciale bril, men licht er een detail uit en dat wordt uitvergroot en buiten proportie getoond. De eurobarometer en Vlaamse onderzoeken over de reputatie van de gestelde lichamen tonen het wegebbende vertrouwen van de burger in de ondernemers, de politie, de rechters, de journalisten. Iedereen deelt in de klappen. Eerbied voor meerderen of gezagsfiguren is passé. De Manager van het Jaar en de Onderneming van het Jaar zijn evenementen die scoren, maar dat is slechts tweemaal per jaar een treffer voor de goegemeente.”

Is de reputatie van ondernemingen in de buurlanden beter?

ANTHONISSEN. “Sedert zo’n zes jaar wordt de reputatie van ondernemingen gemeten door het Reputation Institute van New York. In de eerste plaats wordt gekeken naar de naamsbekendheid. Op basis daarvan volgen vragen over de bedrijfsscore voor personeelsbeleid, winstgevendheid, communicatie, publiek gedrag, omgang met ngo’s, milieu enzovoort. In Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en de VS gebeurt dat onderzoek jaarlijks. In België werd de reputatie-audit nog niet verricht. Geen geld en geen interesse. Ons land telt weinig bedrijven die spontaan herkend worden door de man in de straat. InBev werd Braziliaans-Belgisch, de banken werden Nederlands, Belgisch-Nederlands of Belgisch-Frans. Alleen KBC is een Belgische topbank. Je moet al zoeken naar UCB, Solvay en Bekaert – en die werken in een niche. De Nederlandse situatie is anders en in hun domein zijn de Nederlandse bedrijven soms marktleider. Finland heeft Nokia, Denemarken Tuborg. Het onderzoek naar de reputatie is geen sociologengrapje. Een onderneming met een goede reputatie verkoopt beter, ontvangt gemakkelijker leningen, trekt vlotter betere medewerkers aan. Op de Nederlandse, Franse en Britse tv komen meer ondernemers in beeld. Ik vergelijk het met de onzichtbaarheid van de Vlaamse kerk op tv. Kardinaal Danneels haalt het scherm met Kerstmis of Pasen en voor de rest is Vlaanderen een witte vlek zonder katholieken. Dezelfde karikaturale situatie is er voor de ondernemingen. Behalve de officiële stemmen van de werkgeversorganisaties Voka, VBO en Unizo heerst de stilte.”

Promoten de ngo’s voor de derde wereld en het milieu de negatieve beeldvorming over de ondernemingen?

ANTHONISSEN. “De campagnes van 11.11.11 vallen in de dagen van bezinning: Allerheiligen, Allerzielen, wapenstilstand en maken daar misbruik van. Zij hebben me de jongste jaren tegen de borst gestoten, ze gaan een brug te ver. Dat zeg ik als ondernemer en als communicatieman. Beweren dat de campagnes het werk zijn van de reclamebureaus is larie en apekool. De opdrachtgever beslist welke boodschap hij naar buiten rolt. Het negatieve beeld van ondernemingen dat door de opdrachtgever wordt opgehangen, stoort mij. De ondernemers en hun vertegenwoordigers moeten daartegen reageren en dat gebeurt zelden. Ik kom de ngo’s en hun stellingen tegen in mijn cursussen aan de universiteit. De studenten argumenteren met de bewijzen die de ngo’s aandragen en die zijn eenzijdig. Ik scheer niet alle ngo’s over één kam. Test-Aankoop is bij monde van Ivo Mechels de degelijkheid zelve. Mechels kent zijn zaken, spreekt helder, denkt oplossingsgericht.”

Ondernemers in Vlaamse films, boeken en op tv zijn meestal schurken of onnozelaars?

ANTHONISSEN. “Tom Lanoye is een succesauteur met onder meer zijn meerdelige satire gebaseerd op de tapijtenfamilie De Clerck. Ondanks die status bereikt hij een beperkt publiek, dat dan wel opinieleider is. Een Vlaamse roman met een verkochte oplage van 5000 of 10.000 stuks is uitzonderlijk. De invloed van FC De Kampioenen met Boma en garagist DDT op de beeldvorming is beperkt. Dat is komische televisie. Elke Vlaamse tv-kijker zal zich herkennen in die schavuiten. Boma versterkt de negatieve perceptie niet. De beeldvorming is sterker afhankelijk van wat Telefacts, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg, Het Laatste Nieuws, Donna melden over de ondernemingen. Vergeet het adagium nooit: het staat in de krant, dus is het waar. Pogingen om de ondernemers te aaien met bijvoorbeeld de soap Kinderen van Dewindt veranderen weinig. Een Leven zoals het is over een onderneming kan misschien een kentering brengen. Na elke serie Leven zoals het is groeien de sollicitaties voor de politie, de verpleegkunde, de vroedvrouwen.”

De werkgeversorganisaties Voka en VBO zijn voor ferme standpunten gebonden aan handen en voeten door hun rol in het sociaal overleg?

ANTHONISSEN. “VBO en Voka kunnen veel beter. Zij moeten in de massamedia de levenslange werkloosheidssteun en andere uitwassen bestendig aanvallen. Op een aantal domeinen – zoals de veel te complexe milieuwetgeving – is een onderhandeling per definitie heel technisch en is het aartsmoeilijk om daarover helder te communiceren. VBO en Voka zijn iets te verstard door de participatie in het Belgische overleg. De ondernemingsleiders, de syndicalisten en de ministers ontmoeten elkaar bijna dagelijks en dat stimuleert de loslippigheid of de combattieve communicatie niet, men leeft willens nillens samen. België is een ultracomplex land en er wordt veel tijd verloren onder werkgeversleiders met afspraken over wie wat en wanneer zegt. Dat is negatieve energie. Vlaanderen heeft te veel werkgeversorganisaties. De kracht van de Confederation of British Industry is dat zij dé stem is. Bij ons blijven er ook drie vakbonden, in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië is er één. Iedereen wint daarmee. In 1985 vroeg André Leysen, toen leider van het VBO, publiek: kunnen wij alstublieft spreken met één vakbond?

Onder René De Feyter deed het VEV wat de strijdlustige ondernemersbeweging Medef vandaag doet in Frankrijk?

ANTHONISSEN. “Ja, het VEV begon als beweging en sprak vrij en vrank.”

In Groot-Brittannië en de VS hebben de ondernemers wél knuisten. Hoe komt dat?

ANTHONISSEN. “Die twee landen zijn toonbeelden van een kapitalistisch model. Een ondernemer heeft daar meer geloofwaardigheid dan in een etatiserend of socialiserend land. De vrije markt krijgt evenveel stem in de samenleving als andere stemmen. George W. Bush is een ondernemer, vader Bush ook. Michael Heseltine, minister van Margaret Thatcher, verdiende geld in het vastgoed. Labour was nooit vies van ondernemers in zijn rangen. De VS hebben de veerkracht die Europa begint te missen. Op de affaires Enron, Arthur Andersen, WorldCom en Tyco volgde prompt een sterke reparatiewetgeving. Tientallen processen komen op gang en de eerste ondernemers verdwijnen in de cel.”

De beeldvorming is slecht. Is het niet nuchterder om zich van het imago niets aan te trekken?

ANTHONISSEN. “Veel ondernemers zullen dat niet zeggen, maar wel denken, uitgaande van hun gezond boerenverstand. Dat is een luie oplossing. Veel Vlamingen zijn zo intensief bezig met hun onderneming – zestig, tachtig uur per week is de regel – dat hun inbreng in de politiek beperkt is. Zij die erin stapten, hebben gemengde gevoelens van belangstelling, frustratie, teleurstelling, fatalisme. Het is echter de plicht van een ondernemer deel te nemen aan het maatschappelijke debat.”

Welke stappen moeten zeker gezet worden om beterschap te bereiken?

ANTHONISSEN. “Elk bedrijf en elke branche heeft sterke kanten, sterke verhalen en kan deze extra in de verf zetten. Ik kom bij bedrijven, die zeggen: wij willen communiceren, maar weten niet wat te vertellen. Mijn antwoord: stap af van de berg goud waarop je zit. Creëer daaruit een verhaal, maak uw huiswerk.”

Hoe vijandig staan vakbondsleiders tegenover het ondernemen?

ANTHONISSEN. “Als journalist kwam ik dagelijks in contact met Jef Houthuys, ACV, en André Van den Broucke, ABVV. Ze vertrouwden me toe dat ze steeds als eerste De Tijd lazen. Waarom? De onpartijdigheid en de zakelijkheid van De Tijd sprak hen sterk aan. De Standaard was toen strijdend flamingantisch, onder Paul Goossens pendelde De Morgen tussen een rode Standaard en een rood Laatste Nieuws. Jef Houthuys was op tal van domeinen een ervaren, slimme man die prima wist dat de gebraden kippen u niet zomaar in de mond vliegen. Hij was bereid om na te denken over de privatisering van overheidsondernemingen, de ziekteverzekering enzovoort. Van Den Broucke aanbad het traditionele vijandsbeeld en Mia De Vits gebruikte hetzelfde syndicale jargon: het patronaat. Een terminologie van de negentiende eeuw met de werkgever als natuurlijke vijand. Bij de nieuwe generatie van vakbondsleiders veranderen de geesten.”

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content