Vuil spel

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Het zijn woelige milieutijden in Antwerpen: niet alleen sluit de stad haar stortplaats Hooge Maey voor andere gemeenten, ook de dioxinediscussie rond de verbrandingsoven in Wilrijk verhit de gemoederen. Speelt de trojka Vlar/provincie/Ovam vuil spel?

Op 1 april 1998 start de stad Antwerpen haar omstreden plan van selectieve afvalophaling. Eén dag later wil de intercommunale Isvag haar verbrandingsoven in Wilrijk heropenen. Maar Greenpeace, Agalev en Vlaams minister voor Gezondheidsbeleid Wivina Demeester (CVP) liggen dwars. Om zijn eigen belangen veilig te stellen, verbiedt het Antwerpse schepencollege de andere gemeenten om na de paasvakantie nog vuilnis op de Hooge Maey te dumpen.

Aangezien de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij ( Ovam) in beroep is gegaan tegen de nieuwe exploitatievergunning van de stortplaats, staat het afvalplan van de provincie opnieuw op de helling. Het is nu wachten op de beslissing van minister van Milieu Theo Kelchtermans (CVP), die eindelijk moet beslissen waar er in de toekomst nog thermische installaties en stortplaatsen mogen worden uitgebaat. Wel heeft hij beloofd vóór 20 april 1998 een uitspraak te doen en een saneringspremie van 500 miljoen frank voor de Hooge Maey over te schrijven.

Intussen groeit de kritiek

van de privé-sector en de intercommunales op de dominante rol van de Vlaamse Maatschappij voor Afvalrecuperatie ( Vlar). Zich baserend op artikel 43, paragraaf 2, van het afvalstoffendecreet eigent deze dochter van de Vlaamse Milieuholding ( VMH) zich het alleenrecht toe om provinciale afvalstoffenplannen op te stellen en uit te werken. Achter de schermen sluit ze dan een deal af met haar zusterbedrijf Indaver – nochtans opgericht voor de verwerking van industrieel afval – om het huisvuil systematisch naar de verbrandingsinstallatie in Beveren te brengen.

Ook hebben critici juridische vragen bij de bevoegdheden van de Vlar – die aan Trends geen commentaar wenste te geven. Net als Aquafin (eveneens in handen van de VMH) tijdens zijn beginperiode, zet het afvalverwerkingsbedrijf naargelang het uitkomt de hoed van overheidsorgaan of privé-onderneming op. Net als bij de Vlaamse waterzuiveringsmaatschappij gooit de arrogante houding van de Vlar-top olie op het vuur. Toch één belangrijk verschilpunt: Aquafin kreeg een monopolie van de Vlaamse regering, de Vlar niet. Daarnaast beschikt Electrabel wel over 25% van de (bevoorrechte) aandelen. Bovendien staat de sterke man van de Vlar – Willy Poot – nog altijd officieel op de payroll van de elektriciteitsmaatschappij. Telkens wanneer het afvalverwerkingsbedrijf een slag slaat, rinkelt de kassa van Suez/Lyonnaise des Eaux.

Belangenvermenging

Eind 1991 richtte de Vlaamse overheid de Vlar op. Deze privaatrechterlijke onderneming telt drie aandeelhouders: de Vlaamse Milieuholding (70%), Electrabel (25%) en het Gemeentekrediet (5%). In haar statuten staat de ecologisch én economisch verantwoorde verwijdering van het huishoudelijk en daarmee gelijkgesteld bedrijfsafval. Tevens moet de Vlar de recuperatiemarkt, die maar moeilijk van de grond komt, nieuw leven inblazen.

Van deze initiële doelstelling

blijkt steeds minder in huis te komen. In de praktijk stelt de publiek-particuliere samenwerking (PPS) zich steeds meer op als een louter op winstbejag beluste onderneming, die het niet zo nauw neemt met de ethische regels. De vakbonden klagen de sociale wantoestanden aan in de verwerkingscentra. Bovendien voorziet het ondernemingsplan voor de intercommunale Hooge Maey (28 november 1997) – door de Vlar zelf opgesteld – de eerste drie jaren een nettodividend van 12% tot 14%. Ook kent de afvalverwerkingsmaatschappij het beheer, de exploitatie en de commercialisatie van de stortplaats statutair aan zichzelf toe. Van een openbare aanbesteding is dus geen sprake. Nochtans beschikt de Vlar over geen ervaring ter zake. Alleen haar moeder – de VMH – bezit sinds enige tijd 50% à 51% van twee kleine stortplaatsen ( OVMB en KBST). Bovendien vragen de gemeenten zich af wat een recuperatiemaatschappij zich met storten komt bemoeien. Dat blijft toch beter in handen van de lokale overheid, vinden ze.

Hoewel de Vlar is opgericht als recyclagemaatschappij, begeeft de onderneming zich ook op de markt van het storten en verbranden van afval. Volgens waarnemers ligt deze evolutie in de lijn van de verwachtingen, aangezien Electrabel – de natuurlijke partner voor energierecuperatie – niet minder dan 25% van de aandelen bezit. Deze situatie leidt binnen de VMH echter tot spanningen met Indaver, officieel de thermische specialist van de groep. Sinds de overname van ophaler Destructo in 1994 treedt dit bedrijf eveneens buiten zijn klassiek werkterrein.

Doorn in het oog

Voorts stelt het afvalstoffenplan dat de eindverwerking – storten en verbranden – duidelijk in overheidshanden moet blijven. Maar aangezien zowel Vlar als Indaver zich op de markt als privé-onderneming profileren, rijst de vraag of aan deze voorwaarde wordt voldaan. Bovendien passen ze de wet op de overheidsopdrachten voor eigen investeringen niet toe, zoals Aquafin nu verplicht doet op eis van de Europese Commissie. Volgens de VMH zijn de klassieke regels inzake behoorlijk bestuur in hun hoofde echter niet van toepassing, omdat VMH op uitvoerend vlak een zuiver privaatrechtelijk statuut heeft.

Op basis van artikel 43 van het afvaldecreet eigent de Vlar zich sinds 1994 een alleenrecht toe inzake het opstellen en uitwerken van provinciale afvalplannen. Door haar coördinerende rol in deze nieuwe structuren verzekert de afvalverwerkingsmaatschappij zich van een gewaarborgde aanvoer van grondstoffen – oud papier, glas en andere drankverpakkingen – voor haar recyclage-activiteiten. Ook de stille inmenging van Vlar in gemengde afvalintercommunales, zoals Ibogem (Beveren) en Ivago (Gent), stuit op kritiek (zie kader: Boekje te buiten). Volgens Binnenlandse Zaken hadden de betrokken besturen een openbare aanbesteding moeten uitschrijven om de beste privé-partner te vinden. Dat is echter bij Ibogem niet gebeurd.

Bovendien is de band tussen Ovam en de VMH een doorn in het oog van de privé-sector. In tegenspraak met het Vlaams afvalplan 1991-1995 bouwde Vlar/Indaver twee roosterovens in Beveren zonder enige opmerking van de controlerende overheid. Ook sleepte Indaver de ambtshalve verwijdering van het rubberafval in Antwerpen, Gent, Sint-Truiden, Willebroek en Zeebrugge in de wacht. Volgens paragraaf 3 van artikel 10 van de nieuwe wet op de overheidsopdrachten is iedere rechtspersoon belast met een openbare dienst – Indaver dus – gehouden zichzelf te wraken.

Alleen de Seghers-groep trekt de kaart van de Vlar. Enerzijds omdat de Vlar een belangrijke klant is van het Vlaams afvalbedrijf (Seghers leverde de technologie voor de bouw van de nieuwe Vlar/Indaver-oven in Beveren en de aanpassing van de Isvag-oven in Wilrijk). Anderzijds omdat Hendrik Seghers de absolute dominantie van Suez/Lyonnaise des Eaux in de afvalsector vreest. De VMH is indertijd opgericht als dam tegen de Franse nutsreuzen. In plaats van een vuist te maken, sluit de overheid volgens deze Vlaamse geus echter allianties met de vijand af. Indien de VMH nog verder in bed blijft kruipen met haar erfvijand, is ze gedoemd te sterven, aldus Seghers.

Verkapt monopolie

“De VMH maakt misbruik van een verkapt monopolie,” stelt Walter Mondt onverbloemd. Al jaren ijvert de algemeen directeur van het Mechels milieubureau Ecorem voor een ecologische én economische sanering van de Hooge Maey, zoals beschreven in zijn doctoraat uit 1992. Hierbij neemt hij geen blad voor de mond: “In de praktijk dringt de Vlar zich op als bevoorrechte privé-partner voor de verwerking van het gemeentelijk afval. Hierbij sluit ze een alliantie met de provincie en Ovam, respectievelijk de vergunningverlenende en controlerende overheid. Dat druist in tegen de vrije mededinging. Waarom schrijven de nieuwe afvalintercommunales Averpa, Vlabraver en Aplim geen openbare aanbestedingen uit om de meest geschikte vennoot op de markt te vinden? Dan zou iedereen over gelijke kansen beschikken. Bovendien engageren zowel de provincie als Ovam zich om een aangepast vergunningsbeleid te voeren. Zo gaat het businessplan van Averpa ervan uit dat mettertijd de Nieuwe Hooge Maey de enige stortplaats – categorie 2 en 3 – in Antwerpen zal zijn. Dat kan toch niet.”

Mondt stoort er zich ook aan dat Averpa zonder enige aanbesteding een nieuw saneringsplan heeft laten opstellen door Betech, het bevoorrecht studiebureau van de stad Antwerpen én Isvag: “Volgens hun analyse zou er plots geen sprake meer zijn van enig gevaar voor grondwaterverontreiniging door de verdunning van het percolaat in de onderliggende waterlaag. Maar Europese richtlijnen verbieden deze vorm van solution by dilution. Dan kan men evengoed Aquafin afschaffen en het afvalwater rechtstreeks in zee lozen, want de massa van de oceanen lost toch alles op. Het huidige voorstel beperkt zich tot een herinrichting van de Hooge Maey. Zo worden de saneringskosten tot een kunstmatig minimum beperkt (600 miljoen frank). Uit onze studies blijkt echter dat de prijs voor een hydrodynamische schoonmaak zo’n 2 à 2,5 miljard frank bedraagt (zie Trends, 23 november 1995). Deze investering is zowel ecologisch als economisch verantwoord. De restcapaciteit van de stortplaats waarborgt immers nog voor minimum 25 jaar aan inkomsten van exploitatie.”

Tenslotte vindt de algemeen directeur van Ecorem de idee van publiek-particuliere samenwerking (PPS) goed, zolang de concurrentie tussen privé-bedrijven niet in het gedrang komt: “Oorspronkelijk was de Vlar opgericht als een risicokapitaalverschaffer om een nog jonge, Vlaamse milieusector op het juiste pad te helpen. Maar nu worden alleen maar de belangen van Electrabel verdedigd”.

ERIC POMPEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content