Vooral lage lonen zien koopkracht toenemen

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Op 21 februari betogen de vakbonden onder andere voor het behoud van de koopkracht. Nochtans hebben zeker de laagste lonen weinig reden tot klagen.

Dat blijkt uit een technische bijlage van het jongste rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (januari 2013).

Enkele voorbeelden maken de situatie duidelijk. Peter is een alleenstaande arbeider die maandelijks 1565 euro bruto verdient, de helft van het mediaaninkomen in België (3130 euro bruto). De voorbije vijftien jaar zag hij zijn nettoloon boven op de inflatie met 15,3 procent stijgen. Katrien, een bediende met iets meer dan 3130 euro brutomaandloon, zag haar reële koopkracht in diezelfde periode ook stijgen, maar wel met ‘slechts’ 6,1 procent. Ivan, een kaderlid van een bank met een brutoloon van meer dan 7500 euro is iets beter af met een reële loonstijging 7,6 procent.

De vakbonden schreeuwen al weken moord en brand omdat er de komende twee jaar in de sectoren geen ruimte is voor reële loonstijgingen boven op de automatische indexering. Ze waarschuwen voor een aantasting van de koopkracht.

Maar uit de analyse van de CRB (zie kader De heimelijke CRB-bijlage) blijkt dat het met die koopkracht niet zo slecht gesteld is. De CRB ging na wat het effect is van allerlei lasten- en belastingverlagingen op de koopkracht. De analyse overspant de periode van 1996 tot en met 2011. Daaruit blijkt dat werknemers op elk loonniveau, ongeacht de gezinssamenstelling hun reële koopkracht hebben zien toenemen. Maar er zijn grote verschillen. Vooral de laagste lonen, diegene waarvoor de vakbonden over het algemeen in de bres springen, hebben hun inkomen procentueel het sterkst zien stijgen.

Wie als alleenstaande met kinderen 50 procent van het gemiddelde loon verdient, zag zijn koopkracht sinds 1996 stijgen met 13,4 procent. Gaat het om een koppel met kinderen waarvan elk van de partners voor hetzelfde lage loon werkt, dan nam de reële koopkracht zelfs met 17,5 procent toe. Het gros van die stijgingen is te danken aan belastingmaatregelen en ingrepen in de parafiscaliteit (zie tabel).

Ook de lonen vanaf het mediaaninkomen kenden een koopkrachttoename, maar minder indrukwekkend dan bij de lage lonen: 5,1 tot 8,9 procent afhankelijk van de gezinssamenstelling. De berekeningen van de CRB en de federale overheidsdienst Financiën leren ook dat werknemers met een extra hoog inkomen (250 procent van de mediaan) van een iets sterkere loonstijging genieten dan de middeninkomens.

Afschaffing hoogste aanslagvoet

De reële koopkrachtstijgingen hebben verschillende oorzaken. Om te beginnen hebben alle inkomens in de periode 1996-2006 geprofiteerd van de herinvoering van de indexering van de belastingschalen en de verlaging van de crisisbelasting. De laagste lonen kregen een extra steuntje met de werkbonus. Dat is een RSZ-korting voor werknemers met een laag loon (maximaal 2200 euro bruto per maand) met als doel het nettoloon te verhogen. Een ander voordeel was de verbreding van de middenschalen van de belastingbarema’s. De hoogste lonen konden profiteren van de afschaffing van de hoogste marginale aanslagvoet. De middenlonen profiteerden noch van die afschaffing, noch van de werkbonus. Dat verklaart waarom zij hun reële inkomen minder sterk zagen stijgen.

In de periode 2006-2009 mochten opnieuw de laagste lonen juichen met een uitbreiding van de werkbonus. Bovendien nam voor lage en gemiddelde inkomens de belastingvrije som toe. De CRB-studie stelt voorts vast dat “het verlagen van de (para)fiscale lasten op de lage lonen ook in recente jaren werd voortgezet met de invoering, vanaf april 2011, van een nieuwe belastingvermindering voor werknemers met een laag loon die al van de werkbonus konden genieten. De maatregel houdt een verhoging van het nettoloon met maximaal 120 euro op jaarbasis in”. Toch werd de reële koopkracht tussen 2009 en 2011 licht aangetast omdat de indexering van een aantal basisbedragen in de berekening van de personenbelasting (zoals de belastingvrije som en de belastingschalen) achteropliep op de evolutie van de consumptieprijzen en dus ook de lonen.

De studie houdt geen rekening met de maatregelen die pas in 2013 in werking zijn getreden, zoals de verhoging van de werkbonus en de nieuwe belastingvermindering die hieraan is gekoppeld. Opnieuw vooral ten voordele van de laagste lonen.

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content