Voka sluit akkoord met sectoren

De Vlaamse sectorfederaties krijgen meer impact op Voka, de samenwerking tussen het VEV en de kamers van koophandel. De federaties en het VEV hebben nochtans heel wat verschilpunten. Maar het gevonden evenwicht versterkt wel de homogeniteit van het werkgeversfront.

In maart van dit jaar sloot het Vlaams Economisch Verbond ( VEV) met de kamers van koophandel een protocol af dat moet leiden tot een nauwe samenwerking tussen deze werkgeversorganisaties. Op 1 januari 2004 ontstaat daardoor de koepelstructuur Voka.

De besprekingen liepen al langer en hadden de sectorfederaties erg zenuwachtig gemaakt. Tot dan hadden de sectoren een weliswaar geformaliseerd overleg met het VEV, maar ze vreesden in de verdrukking te geraken door de samenwerking met de kamers. Het VEV heeft immers bedrijven als individueel lid, een organisatiestructuur die alleen maar zal worden versterkt door het samengaan met de kamers. De sectoren zijn op federaal vlak gewend om het mooie weer te maken bij het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO). Een illusie die op Vlaams vlak al wel opgeborgen was, maar tussen dat en alleen maar in de marge mogen meespelen ligt nog een groot verschil.

“Midden vorig jaar werd gestart met gesprekken,” zegt Urbain Vandeurzen, voorzitter en topman van LMS International, ondervoorzitter van VEV, VBO, Agoria Vlaanderen en de Kamer van Koophandel van Leuven. Met die mix van bevoegdheden was hij de geknipte persoon om dit samenwerkingsproject tussen Voka en de sectorfederaties te begeleiden. “Snel werd beslist met de kamers te streven naar een functionele integratie; met de sectoren werd afgesproken de bestaande samenwerkingsakkoorden te intensifiëren.”

Meer impact

Het overleg leidde tot de creatie van een nieuw orgaan: het directiecomité. Twee keer per maand zullen vertegenwoordigers van (voorlopig) tien sectoren en drie Voka-leden in dat comité samenkomen. De tien federaties zijn de Vlaamse Confederatie Bouw, de Vlaamse Havenvereniging, en de Vlaamse takken van Agoria, Febelgra, Febelhout, Febeltex, Federgon, Fedichem, Fevia en de Kledingfederatie. Het zijn die tien die al een samenwerkingsprotocol hebben met het VEV. Inmiddels zijn er ook gesprekken met andere sectoren zoals staal, glas, privé-gezondheidszorg en transport.

Opmerkelijk is dat in het directiecomité geen bedrijfsleiders zetelen, maar wel de permanente leden van de organisaties. Dat is een verschil met de manier waarop het VEV zich in zijn beleidsorganen structureert.

Over alle dossiers zal het directiecomité een standpunt kunnen bepalen. Die visie verkast dan naar de raad van bestuur van Voka, die vervolgens een formeel standpunt inneemt. Als een standpunt in het directiecomité twee derde van de stemmen meekrijgt, kan Voka daar alleen van afwijken als het dat ernstig motiveert. Door deze nieuwe regel wordt de impact van de sectorfederaties groter.

Deze regeling geldt voor alle materies, maar voor het sociaal overleg zijn de procedures nog strikter vastgelegd. Zo zullen ter zake alleen de federaties de leden-bedrijven consulteren. Nu gebeurt het wel eens dat een onderneming zowel door de sectorfederatie, het VEV als een kamer wordt gecontacteerd.

Spanningsveld

De sectoren gaan ook op andere manieren aan de besluitvorming van Voka deelnemen. Er is ten eerste de algemene vergadering van Voka, waarin zo’n kleine 350 leden zullen zetelen en waarnaar elke sector een bedrijfsleider mag sturen, aangevuld met drie permanente leden. De raad van bestuur van Voka telt een vijftigtal leden, waarvan de Vlaamse sectoren zeven mandaten krijgen, de kamers acht en de overige mandaten een mix vormen van verschillende sectoren, regio’s, bedrijfsomvang enzovoort. “Iedereen zit daar wel als individu en spreekt uitsluitend in eigen naam in het belang van Voka en niet van zijn sector,” beklemtoont Philippe Muyters, gedelegeerd bestuurder van het VEV. Het zijn dit soort afspraken die op crisismomenten en in gevoelige dossiers niet makkelijk waar te maken zullen zijn.

Tussen het VEV en de sectorfederaties is het niet altijd koek en ei. Het VEV pleit al jaren tegen de starheid van de sectorale opdelingen. Worden water en vuur nu verenigd? Wilson De Pril, directeur-generaal van Agoria Vlaanderen: “De sectoren hebben zichzelf aangepast. Voorbeelden zijn Agoria, dat zich heeft opengesteld voor kennisbedrijven. Of Federgon, dat niet langer alleen uitzendbedrijven, maar ook ondernemingen uit de wervings- en selectie- en outplacementsfeer verenigt. De sectoren zijn een realiteit. Ze hebben nog steeds een aantal wettelijke taken en bovendien willen bedrijven ook bij een sector aansluiten. Het huidige akkoord is een goede oplossing die een wederzijdse erkenning inhoudt. Het specifieke en het generieke haken zo op elkaar in. De bedoeling is de specialisten van het VEV, de kamers en de federaties beter te laten samenwerken. Nu is het te veel ieder voor zich.”

Toch blijft het niet eenvoudig voor federaties om op verschillende niveaus actief te zijn. Urbain Vandeurzen bijvoorbeeld is ondervoorzitter van zowel het VEV als het VBO. Leidt dat niet tot schizofrenie? “Urbain is niet schizofreen, dat kan ik getuigen,” lacht Philippe Muyters. Vandeurzen klinkt alleszins erg evenwichtig: “Ik vertolk overal hetzelfde standpunt, maar krijg niet overal de meerderheid. Als meer mensen op verschillende niveaus zouden zetelen, zouden we homogener optreden. De memoranda van de diverse werkgeversorganisaties zijn voor 95 % gelijk. Maar het VBO heeft als referentiekader de huidige staatshervorming en het VEV wil zich daardoor niet laten beperken en is op zoek naar meer homogene bevoegdheidspakketten.”

Voor Wilson De Pril heeft het ook te maken met een ander tijdsperspectief. “Het VBO staat vaak voor concrete onderhandelingen op korte termijn, het VEV kan meer op lange termijn werken.”

Guido Muelenaer

Op crisismomenten en

in gevoelige dossiers zullen niet alle afspraken even makkelijk waar te maken zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content