Via Francigena

Aartsbisschop Sigeric van Canterbury trok in het jaar 990 naar Rome om paus Johannes XV te ontmoeten. Tijdens de terugreis hield hij een dagboek bij waarin hij de Via Francigena beschrijft: de weg die handelaars, ambassadeurs en pelgrims in Italië volgden om in Rome te geraken.

In de tiende eeuw konden reizigers ongeveer 30 kilometer per dag afleggen: ze hadden dus zowat 80 dagen nodig om de afstand tussen Canterbury en Rome te overbruggen. In de parochies en de steden waar ze halt hielden, konden de pelgrims rekenen op gratis logies en maaltijden; in ruil daarvoor kregen de parochianen aflaten. Om zich te onderscheiden van de andere reizigers droegen de pelgrims op weg naar Rome een sleutel als kenteken; een kruis betekende dat ze naar Jeruzalem gingen.

De Alpen werden overgestoken via de Grote Sint-Bernardpas. Vervolgens liep de route langs Aosta, Vercelli, Pavia en Piacenza. Ter hoogte van Parma draaide de Via Francigena af naar de Tyrrheense Zee, over de Apennijnen. De volgende haltes waren Carrara, Lucca, San Gimignano, Siena, Viterbo en ten slotte Rome.

De moderne Via Francigena volgt ongeveer hetzelfde parcours, met één enkel verschil bij het oversteken van de Alpen: men kan in plaats van de Sint-Bernardpas de gelijknamige tunnel nemen, of kiezen voor die van Fréjus. In dit laatste geval kan men een bezoek brengen aan Turijn, Asti en Voghera. Beide routes komen samen in Piacenza.

De Sint-Bernardpas

ligt op 2472 meter hoogte; met de auto is hij enkel te berijden tussen eind mei en begin oktober. De tunnel daarentegen is het hele jaar open. Aosta, een oude Romeinse stad omringd door de oorspronkelijke stadswallen, is een bezoek meer dan waard. Vooral de Priorata di San Orso is interessant: op de gewelven van deze kerk zijn Romaanse fresco’s uit de tiende eeuw bewaard gebleven. De weg door de vallei loopt langs tal van kastelen, vestingen en kerken.

We noemen slechts twee bezienswaardigheden: Pont-Saint-Martin en de vesting van de Heren van Bard. Volgens de overlevering werd de brug, die dateert uit de Romeinse tijd, gebouwd door de duivel in eigen persoon. Verder in de vallei lijkt het of de Bard-vesting letterlijk de weg verspert. Toen Napoleon in 1800 over de Alpen trok, slaagde hij er niet in deze burcht te veroveren; hij moest er noodgedwongen omheen trekken.

De streek rond Turijn is rijk aan plaatsjes die vaak vergeten worden door toeristen, gehaast als ze zijn om naar Toscane of de riviera’s te rijden. Zo bijvoorbeeld de abdij van San Michele, in de buurt van de hoofdstad van Piëmont, bovenop een ontoegankelijke bergtop. Ook wie een bezoek aan de abdij zelf overslaat, krijgt vanop de terrassen een prachtig uitzicht op de Alpen en de Po-vlakte. Turijn, de vroegere residentie van de koningen van Savoye, heeft veel meer te bieden dan haar imago van industriestad laat vermoeden. Het stadscentrum, de paleizen en de musea zijn een uitgebreid bezoek waard.

Als we de Via Francigena strikt volgen, verlaten we de hoofdstad van Piëmont en trekken vervolgens door de onmetelijke Po-vlakte. Met een kleine omweg in de richting van Alba kunnen we de kalkrijke heuvels van Langhe ontdekken. Alba is een gastronomische halte waar uitstekende wijn wordt verbouwd zoals Barolo en Barbaresco; hier vinden we ook de witte Italiaanse truffels (tartufi bianchi). Verschillende ‘landsheerlijke’ torens, typisch voor deze steek en voor Toscane, getuigen van de vroegere pracht en praal.

Terug op de Via Francigena mag de reiziger de stad Pavia, met haar kartuizerklooster, niet vergeten. Het klooster doet zijn kunstzinnige reputatie alle eer aan, maar ook de stad loont de moeite. Pavia was ooit de hoofdstad van de Lombardische koningen en de grote rivaal van Milaan. Er vallen nog mooie overblijfselen van dit rijke verleden te bewonderen, waaronder het Visconti-kasteel en de kathedraal.

Parma is meer dan

parmezaanse kaas, lambrusco (sprankelende rode wijn) en de beroemde ham. Deze stad, ooit de verblijfplaats van keizerin Marie-Louise, kan bogen op een monumentaal historisch centrum. Heel bijzonder is het Palazzo del Governatore, waarvan de gevel versierd is met verschillende zonnewijzers.

De provincie Parma heeft de Via Francigena opmerkelijk goed bewegwijzerd. Vanaf Fidenza slingert de vlot berijdbare weg over het platteland en door de uitlopers van de Apennijnen.

Het is een onmogelijke opgave alle dorpjes, kerken, kloosters en andere bezienswaardigheden te beschrijven. We vestigen toch even de aandacht op het traject tussen Bardone en Berceto, met schitterende panoramische uitzichten en prachtige dorpjes zoals Corchia. Dit charmante middeleeuwse dorp, een vijftigtal huizen en twee kerken, wordt nu volop gerestaureerd. Wie tijd genoeg heeft, volgt de vroegere nationale weg naar La Spezia; via de autosnelweg gaat het vlugger.

We vergeten La Spezia en stoppen in Carrara. In plaats van ons te mengen tussen de horden toeristen die de steengroeven van Frantiscritti overrompelen, klimmen we naar het dorpje Colonnata temidden van de marmergroeven. De nieuwsgierige reiziger verdwaalt er in een labyrint van straatjes en steegjes, trappen en huizen.

De volgende halte is een klassieker van het Italiaanse toerisme: Montecatini Terme. Deze stad doet evenzeer denken aan het mondaine Zoute als aan het Ardense Spa en is bijzonder gunstig gelegen, vrijwel in het midden van de Arno-vlakte. Het is dan ook de ideale uitvalsbasis voor uitstappen naar Firenze, Pisa en vooral Lucca.

Lucca wordt vaak vergeten. Toch is deze stad veel authentieker, persoonlijker en intiemer dan de grote toeristische steden van de streek. Bezoekers waarderen de stad vanwege de warme sfeer die er heerst. Dat geldt overigens ook voor de oude stad Pisa. Werp temidden van de bonte massa toeristen een blik op de beroemde scheve toren en zet dan koers naar het stadscentrum. De okertinten van de muren steken scherp af tegen het smetteloos witte marmer van de Duomo. De kades langs de Arno, de straatjes en pleintjes liggen uitnodigend te wachten voor een wandeling.

Voorbij Lucca loopt de Via Francigena door het zuiden van Toscane. Vergeet Siena en San Gimignano niet, en houd ook even halt in stadjes zoals San Miniato: een bijzondere plek waar de wieg stond van de familie Bonaparte. Deze stad, uitgestrekt over een bergkam, heeft de charme van destijds weten te bewaren; niet alleen de kathedraal en het kasteel, maar ook het ovale plein, omringd door een met fresco’s beschilderde muur, en de kerk Santuario del Crofisio met verbazingwekkende trompe-l’oeils.

De laatste halte voor Rome is Viterbo. Deze stad bleef totnogtoe gespaard van het massatoerisme en lijkt op het eerste gezicht heel gewoon. Maar wie er even de tijd voor neemt, ontdekt een prachtig pausenpaleis uit de 13de eeuw en een vrijwel ongeschonden middeleeuwse wijk die nog niet ten prooi is gevallen aan projectontwikkelaars…

TEKST EN FOTO’S: MICHEL GHESQUIÈRE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content