Verzekeraars vrezen vooral rente en regels

Patrick Claerhout
Patrick Claerhout redacteur bij Trends

Levensverzekeringen met een gegarandeerd rendement en de lage rente. Daarover maken de Belgische verzekeraars zich het meeste zorgen. Dat blijkt uit de tweejaarlijkse Insurance Banana Skins-studie.

Weinig verschuivingen aan de top van de lijst met de belangrijkste risico’s voor de Belgische verzekeringssector. De levensverzekeringen met een gegarandeerde rentevoet (zoals tak21-producten en groepsverzekeringen) blijven de grootste uitdaging. Dat was twee jaar geleden ook al zo. Dat heeft alles te maken met de lage rente.

De verzekeringsmaatschappijen zijn engagementen voor de lange termijn aangegaan. Om die af te dekken, hebben ze vooral overheidsobligaties gekocht. Zolang de rente voldoende hoog was om de verplichtingen na te komen, ging dat aardig. Maar de rente is naar een dieptepunt afgegleden. Telkens als obligaties op vervaldag komen, moeten ze herbelegd worden tegen een lagere rentecoupon. Die ligt nu fors onder de minimumrentes die verzekeraars waarborgen.

Dat betekent dat veel producten met een gegarandeerd rendement verlieslatend zijn. Dat is vooral een probleem bij de levensverzekeringen. “Tenzij de aandeelhouders fors kapitaal injecteren, betekent dit voor verschillende verzekeringsmaatschappijen het einde”, zegt een Zwitserse verzekeraar in de Insurance Banana Skins 2015-studie.

Aanbod aangepast

“Veel Belgische verzekeraars hebben maatregelen genomen om het renterisico in te perken”, reageert Dirk Vangeneugden, director van PwC in België. “Ze hebben hun productaanbod aangepast, zodat ze niet vastzitten aan een gegarandeerde intrestvoet. Ze trachten meer tak23-producten aan de man te brengen (het rendement is gelinkt aan een beleggingsfonds en het risico ligt bij de verzekeringsnemer, nvdr). Voor de nieuwe productie van tak21 zijn de rendementen in lijn gebracht met de risicovrije marktrente, terwijl de garantie beperkt werd in de tijd.”

Hoewel die portefeuille jaar na jaar krimpt, vertegenwoordigen contracten met een garantie van minstens 4,5 procent nog altijd 29,2 miljard euro of 17,6 procent van alle reserves, blijkt uit cijfers van de Nationale Bank. Door de wettelijk verplichte rendementen die gelden voor het aanvullend pensioen (tweede pijler), zijn er ook nog veel contracten van minstens 3,25 en 3,75 procent.

“Gelukkig hebben de verzekeraars nog overheidsobligaties met een hogere rentecoupon in portefeuille”, zegt Kurt Cappoen, auditpartner bij PwC in België. “In de huidige renteomgeving is het aangewezen die bij te houden. We zien ook dat sommige verzekeraars de contracten uit het verleden proberen af te kopen. Zo bouwen ze de erfenisportefeuilles af.”

Businessmodel op de helling

Zolang de rente laag blijft, zullen de opbrengsten van de verzekeraars uit hun beleggingsportefeuille onder druk staan. Maar ook commercieel is er een probleem. Levensverzekeringen worden vaak als een spaarproduct beschouwd. Als de opbrengst laag is, zijn consumenten niet geneigd die producten te kopen. “En minder premie-inkomsten heeft onvermijdelijk een invloed op de rendabiliteit”, aldus Cappoen.

De lage renteopbrengst kan verzekeringsmaatschappijen ertoe aanzetten meer risico’s te nemen. De Nationale Bank signaleerde al dat levensverzekeraars meer overheids- en bedrijfsobligaties met een lage kredietwaardigheid kopen. Volgens Vangeneugden valt dit mee: “In België zoekt men de oplossing eerder in investeringen in vastgoed en in de optimalisering van het businessmodel, bijvoorbeeld door de kosten te drukken of de activiteiten te herstructureren.”

Feit is dat het traditionele businessmodel van de levensverzekeraar ter discussie staat. De lage rente beïnvloedt zowel de leefbaarheid van de producten, het aankoopgedrag van de klanten als de kapitaalvereisten van de onderneming. “Het is logisch dat elke instelling voor zichzelf de rekening maakt”, zegt Vangeneugden. “Een consolidering behoort zeker tot de mogelijkheden. Dat kan de sector gezonder maken.”

Veel respondenten in de PwC-studie verwachten dat de rente nog een tijd laag blijft. “De macro-economische evolutie komt dan ook naar voren als de derde grote zorg van de Belgische verzekeraars”, zegt Cappoen. “We lijken verzeild in een lange periode van lage economische groei. Dat is geen prettig vooruitzicht voor een verzekeraar. De druk van de concurrentie neemt toe en bovendien stijgt het risico op verzekeringsfraude.”

Strenge regulering

Terwijl men zich in België vooral zorgen maakt over de rente en de engagementen ligt de verzekeringssector wereldwijd vooral wakker van de toegenomen regulering. Voor de derde keer op rij wordt regulering als de voornaamste uitdaging aangeduid. PwC stelt vast dat heel wat van zijn klanten-verzekeraars zich al jaren voorbereiden op de strengere Solvency II-regels voor de verzekeringssector. Die worden op 1 januari 2016 van kracht.

“De voorbereiding heeft veel tijd, energie en middelen gevergd”, beseft Cappoen. “Nu hoopte men zich weer op de business te kunnen concentreren. Maar in 2020 zou de nieuwe accountingstandaard voor verzekeringsproducten IFRS4 van kracht worden. Dat veroorzaakt frustratie in de sector. Verzekeraars zien het nut van regulering wel in, maar men ziet op tegen de oplopende kosten en te investeren managementtijd.”

Internationaal zijn verzekeraars ook sterk bezig met de technologische veranderingen en de digitalisering, en de impact daarvan op het businessmodel en de distributiekanalen. “Het is niet dat men daar in België geen aandacht voor heeft”, nuanceert Van Geneugden. “Men denkt erover na, maar bekijkt het meer op de lange termijn. Op de korte termijn ligt de focus in België toch nog op de financiële risico’s, en het op orde brengen van de solvabiliteitsverplichtingen.”

Patrick Claerhout

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content