Vertrouwt de fiscus de andere lidstaten niet?

Uitgaven zijn fiscaal als beroepskosten aftrekbaar als zij gedaan of gedragen zijn om belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden. Ten aanzien van bepaalde uitgaven is voor de aftrek als beroepskosten bovendien vereist, dat de uitgave gerapporteerd wordt op een fiscale fiche die bij de fiscus moet worden ingediend. Dit is onder meer het geval voor commissielonen, erelonen, enzovoort, die in hoofde van de genieter ervan belastbare beroepsinkomsten vormen. Hij die het commissie- of ereloon betaalt, zal het slechts fiscaal in aftrek kunnen brengen, als hij de identiteit van de genieter aan de fiscus meedeelt.

In de vennootschapsbelasting is de regeling nog strenger. Ook daar geldt dat de vennootschap het betaalde commissie- of ereloon slechts in aftrek kan brengen als zij haar rapporteringsverplichting nakomt. Maar de sanctie is hier veel zwaarder. Als de vennootschap niet doet wat zij moet doen – fiscale fiches indienen – staat haar de toepassing te wachten van de ‘geheimecommissielonenaanslag’. Die bedraagt op dit ogenblik 309 procent. Deze astronomisch hoge belasting is bedoeld om de belastingen en sociale bijdragen te compenseren die de Schatkist dreigt mis te lopen als de identiteit van de genieter niet op de voorgeschreven wijze bekend wordt gemaakt. Met dien verstande dat in geval van toepassing van de geheimecommissielonenaanslag, het commissie- of ereloon én de bijzondere aanslag wel als beroepskosten aftrekbaar zijn. Wanneer dat niet het geval zou zijn, zou de financiële kost die nu al onverantwoord hoog is, nog veel hoger zijn.

Moet men de rapporteringsverplichting ook nakomen als commissie- of erelonen uitbetaald worden aan buitenlanders die in België niet belastbaar zijn? Op het eerste gezicht is men geneigd die vraag ontkennend te beantwoorden. De geheimecommissielonenaanslag is, zoals gezegd, bedoeld om de Schatkist te behoeden voor een dreigend inkomensverlies. Als commissie- of erelonen uitbetaald worden aan ‘niet-inwoners’ die daarop niet in België belastbaar zijn, riskeert de Belgische Staat geen enkel inkomensverlies.

Dat was ook de redenering die het Hof van Cassatie er een zestal jaar geleden toe bracht te beslissen dat de geheimecommissielonenaanslag niet van toepassing kan zijn als het gaat om commissie- of erelonen die niet in België belastbaar zijn. Maar zoals dat zo dikwijls gebeurt wanneer de belastingadministratie het onderspit moet delven, is de wetgever ook nu weer de fiscus ter hulp geschoten. Hij paste de wetgeving aan in de door de fiscus gewenste zin. Sindsdien staat in de wet uitdrukkelijk te lezen dat de rapporteringsverplichting – wat commissie- en erelonen betreft – ook geldt als het gaat om vergoedingen die niet in België belastbaar zijn. De rapporteringsverplichting bestaat zodra de vergoedingen in hoofde van de genieter een ‘beroepsmatig’ karakter hebben, ongeacht of zij wel of niet in België belastbaar zijn.

Geldt de rapporteringsverplichting ook als het gaat om commissie- of erelonen waarvoor de buitenlandse genieter een factuur heeft uitgereikt?

In ‘nationale’ omstandigheden aanvaardt de fiscus dat geen fiscale fiches moeten worden opgemaakt, als de genieter van de commissie- of erelonen aan de Belgische boekhoudwetgeving onderworpen is, en hij krachtens de btw-wetgeving verplicht is een factuur uit te reiken.

Diezelfde tolerantie geldt volgens de belastingadministratie – zo heeft zij onlangs nog uitdrukkelijk bevestigd – niet voor commissie- of erelonen die uitbetaald worden aan niet-inwoners die in België niet over een inrichting beschikken. Zij zijn immers niet aan de Belgische boekhoudwetgeving onderworpen. De fiscus leidt hieruit af dat bij betaling van commissie- of erelonen aan dergelijke niet-inwoners altijd fiscale fiches moeten worden opgesteld. Daaruit volgt ook, dat men altijd de geheimecommissielonenaanslag riskeert wanneer bij betaling aan niet-inwoners geen fiscale fiches worden opgesteld.

Dit leidt tot de ongerijmde vaststelling, dat in internationaal verband meer dan in nationaal verband fiscale fiches moeten worden opgesteld; terwijl het risico van inkomensverlies in hoofde van de Belgische fiscus, juist in internationaal verband onbestaande is.

De vraag is bovendien of deze regeling nog langer houdbaar is in een moderne Europese context. Als de Belgische fiscus in nationaal verband geen fiches eist wanneer de genieter aan de boekhoudwetgeving onderworpen is en krachtens de btw-wetgeving facturen moet uitreiken, past het dan niet dezelfde tolerantie te hanteren wanneer de genieter in een andere lidstaat aan de daar geldende boekhoudwetgeving onderworpen is en krachtens de btw-wetgeving van die lidstaat gehouden is facturen uit te reiken? Of vertrouwt de Belgische fiscus de andere lidstaten niet? (T)

Jan Van DyckDE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content