Verkoop de zaak, maar geef niks aan de fiscus

Als u uw business verkoopt, kunt u een aardige meer-waarde boeken. Daar is de fiscus heel blij mee, want u betaalt belasting op de ‘stopzettingsmeerwaarde’. Er zijn manieren om die belasting tot een minimum te beperken, of zelfs helemaal te vermijden.

De auteurs zijn advocaat.

Mogen we u even voorstellen aan Johnny. Succesvol groothandelaar, net 55 jaar geworden. Altijd een harde werker geweest, maar nu krijgt hij er stilaan genoeg van. Hij droomt ervan om met zijn vrouw Patsy in hun appartement aan zee te gaan wonen. Knokke natuurlijk. Johnny gaat op zoek naar een overnemer voor zijn bedrijfje. Hij leidt de firma als gewone zelfstandige en heeft dus geen vennootschap. Johnny belt, mailt en faxt in het rond en vindt een geïnteresseerde partij in de persoon van Kenny. Een paar etentjes later komen ze tot een akkoord over de prijs. Advocaten en notarissen erbij, en de zaak is gebakken.

Johnny kan het nogal goed uitleggen. Hij weet hoe hij moet onderhandelen en heeft een riante prijs voor zijn zaak gekregen. Hij realiseert een meerwaarde van 1 miljoen euro op zijn beroepsactiva. Die mochten ook wel gezien worden. De groothandel bestaat uit een kleine villa waar de kantoren gevestigd zijn, en een groot magazijn. In de villa had Johnny een poepsjiek bureau voor zichzelf en zijn administratieve hulp. Ook een bestelwagen ( Mercedes) en een personenwagen ( BMW 525tds) zaten in het beroepsvermogen, en nog aanzienlijke voorraden. Bovendien had Johnny een klantenbestand uitgebouwd om u tegen te zeggen. Dat ging hij natuurlijk niet aan Kenny cadeau doen. Kenny was zich bewust van het potentieel van de zaak en had alles in het werk gesteld om een goede financiering rond te krijgen.

Enfin, iedereen gelukkig dus.

Driemaal belast

Maar dan slaat de fiscus toe. Johnny moet namelijk belasting betalen op de zogenaamde stopzettingsmeerwaarden. Fiscaal gezien wordt er namelijk geen onderscheid gemaakt tussen een verkoop van vermogensbestanddelen tijdens het normale bestaan van de zaak en een verkoop bij de stopzetting ervan.

Behalve de acute pijn die Johnny in zijn portefeuille voelt, krijgt hij ook hoofdpijn van de complexiteit van de fiscale regeling. De gerealiseerde meerwaarde van 1 miljoen euro wordt op drie manieren belast. Op het huis, het magazijn en de wagens betaalt hij een taks van 16,5 %, op de waarde van het cliënteel 33 % en op de voorraden zelfs de algemene progressieve tarieven (minimaal 25 %, maximaal 50 %). Deze belasting wordt nog verhoogd met de gebruikelijke opcentiemen.

Dat moeten we even uitleggen. Onder de algemene noemer van stopzettingsmeerwaarde worden de inkomsten belast volgens verschillende tarieven. De fiscus maakt een onderscheid tussen (i) materiële vaste activa en financiële vaste activa, (ii) immateriële vaste activa, en (iii) voorraden. Het belastingstelsel voor de voorraden is veruit het eenvoudigste, maar ook het zwaarste. De voorraden volgen de andere beroepsinkomsten die Johnny tijdens het jaar van de stopzetting heeft ontvangen en worden progressief belast. Ook de meerwaarde op materiële vaste activa en financiële vaste activa is onderworpen aan een eenvoudig regime. Hier geldt een vast belastingtarief van 16,5 %.

Maar nu de immateriële vaste activa, het cliënteel dus. Hoewel dat in principe is onderworpen aan het tarief van 33 %, komt hier nog de zogenaamde 4×4-regel bij. Volgens die regel geldt het tarief van 33 % alleen als de meerwaarde op het cliënteel niet meer bedraagt dan de belastbare nettowinst die in de vier jaar vóór het jaar van de stopzetting werd verdiend. Voor de som die deze limiet overschrijdt, zijn de progressieve belastingtarieven van kracht. Stel dat Johnny erin geslaagd zou zijn om Kenny een zeer hoge vergoeding voor zijn cliënteel aan te praten en een meerwaarde van 1,5 miljoen euro op deze activa zou hebben gerealiseerd. Stel bovendien dat de totale nettowinst (omzet min beroepskosten) van de jongste vier jaar slechts 900.000 euro bedroeg. In dat geval zou 900.000 euro van de meerwaarde belast worden tegen 33 % en 600.000 euro zou worden toegevoegd aan de overige winsten die tijdens het jaar van stopzetting zijn gerealiseerd.

Johnny had dus nog geluk met het tarief van 33 %. Of toch weer niet. Als de 4×4-regel van toepassing was geweest, zou het tarief van 33 % zijn gezakt tot 16,5 % als Johnny de leeftijd van zestig jaar had bereikt. De wetgever heeft meer waardering voor de hard zwoegende zelfstandige dan voor mensen die vóór de pensioenleeftijd hun schaapjes op het droge hebben en ermee kappen.

En om het helemáál ingewikkeld te maken, worden alle stopzettingsmeerwaarden tegen de normale progressieve tarieven belast als dat voor de belastingplichtige voordeliger zou uitkomen dan een belasting tegen het vaste tarief van 16,5 % of 33 %. Het spreekt vanzelf dat dit zelden of nooit het geval is.

Wat is het beroepsvermogen?

Johnny had er goed aan gedaan om een klare kijk te hebben op de verdeling van de totale meerwaarde over de verschillende activa. Op die manier had hij de uiteindelijke belastingschuld kunnen voorzien en daarmee rekening houden tijdens het onderhandelen over de overnameprijs. Het kan nuttig zijn om in de overeenkomst met de overnemer al een opsplitsing van de overnameprijs, en dus van de meerwaarde, aan te geven.

Een gewiekst zakenman als Johnny zou hierin een mogelijkheid tot fiscale optimalisatie hebben gezien. Hij had de volledige meerwaarde kunnen toerekenen aan de materiële vaste activa, die tegen het lage tarief van 16,5 % worden belast.

Maar zo gaat dat natuurlijk niet. De fiscus kan en zal een correctie aanbrengen als de verkoopprijs van bepaalde activa (in dit geval de immateriële vaste activa en de voorraden) lager ligt dan hun verkoopwaarde. De fiscus zal de gestipuleerde verkoopprijs in dit geval vervangen door een verkoopwaarde die ze zelf bepaalt.

We weten nu dat de meerwaarden op het beroepsvermogen zijn onderworpen aan de belasting op stopzettingsmeerwaarden. Maar wat rekent de fiscus tot het beroepsvermogen? De wetgever zegt: het beroepsvermogen bestaat uit goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden aangeschaft en op de balans worden geboekt of, als er geen dubbele boekhouding wordt gevoerd, waarop fiscale afschrijvingen of waardeverminderingen worden gedaan.

De immateriële vaste activa worden echter beschouwd als beroepsvermogen als ze tijdens de beroepswerkzaamheid tot stand zijn gebracht. Het maakt niet uit of ze geboekt zijn of dat er afschrijvingen of waardeverminderingen zijn gebeurd. Het is logisch dat de wetgever voor dit soort activa in een speciaal criterium voorziet. Een van de belangrijkste immateriële vaste activa is het cliënteel van een zaak, maar dat bestanddeel wordt zelden of nooit in de boeken uitgedrukt.

Hoewel het boekhoudkundig niet helemaal correct is, kunnen we stellen dat Johnny voor zijn materiële en financiële vaste activa de keuze heeft om ze tot zijn beroepsvermogen te rekenen door ze al dan niet in zijn boekhouding op te nemen. Zou hij er dan goed aan gedaan hebben om zoveel mogelijk activa (bijvoorbeeld de BMW en zijn bureau) buiten zijn boekhouding te houden? Nee. Door het goed in het beroepsvermogen op te nemen, moet Johnny bij de stopzetting wel een meerwaardebelasting betalen, maar hij mag niet vergeten dat hij beroepsactiva kan afschrijven, wat aftrekbare kosten meebrengt.

Stel dat Johnny de bureau-inrichting die hij destijds kocht voor 300.000 euro en nu verkoopt voor 250.000 euro, niet in zijn boekhouding had opgenomen. Dan had dit fiscaal geen enkel gevolg gehad. Omdat hij de aankoop wél in zijn boeken heeft geschreven, heeft hij intussen al 200.000 euro kunnen afschrijven. Dat levert hem (als we rekening houden met een tarief van 50 %) al een fiscaal voordeel van 100.000 euro op. Door de verkoop moet Johnny wel een belasting van 24.750 euro (tarief van 16,5 %) op de meerwaarde van 150.000 euro (250.000 – 100.000) betalen. Het belastingvoordeel bedraagt 75.250 euro (100.000 – 24.750).

Privé-gebruik van de beroepsgoederen

Het vermijden van belastbare stopzettingsmeerwaarden door het aantal beroepsactiva te beperken is dus geen interessante optie. Maar er bestaat een mogelijkheid om belasting op de stopzettingsmeerwaarde te vermijden zonder het voordeel van afschrijvingen te verliezen. Dat kan door de zogenaamde desaffectatie van beroepsgoederen. Dat betekent dat de beroepsgoederen niet op het moment van de stopzetting worden verkocht, maar pas nadat ze eerst voor privé-doeleinden zijn gebruikt. In dat geval, zo oordeelt de fiscus, worden de meerwaarden niet gerealiseerd als gevolg van de stopzetting en kunnen ze ook niet als belastbare stopzettingsmeerwaarden beschouwd worden.

Desaffectatie is echter niet voor alle beroepsactiva mogelijk. Johnny kan moeilijk het cliënteel en de voorraad aanhouden na de stopzetting zonder dat de waarde ervan verloren gaat. Bovendien aanvaardt de fiscus geen desaffectatie van niet-lichamelijke goederen. Bovendien kan hij bepaalde goederen, zoals de bestelwagen en het magazijn, praktisch gezien niet voor privé-doeleinden gebruiken. Met een beetje inventiviteit en eventuele aanpassingswerken kan Johnny voor die goederen toch nog een privé-gebruik creëren en verantwoorden. Om van desaffectatie te kunnen spreken, moet het privé-gebruik wel een duurzaam karakter hebben.

Zo is er Belgische rechtspraak die een periode van elf maanden vooropstelt, terwijl andere rechtscolleges zelfs geen genoegen nemen met een periode van dertig maanden. Onlangs oordeelde een rechtbank dat vierenhalf jaar moet volstaan om de goederen onbelast te houden. Kortom, een mathematisch criterium is er niet, alleen voorzichtigheid kan hier redding brengen.

Desaffectatie kan voor Johnny interessant zijn voor bijvoorbeeld de villa. Maar een gefragmenteerde verkoop van beroepsactiva leidt nagenoeg onvermijdelijk tot een kleinere totale meerwaarde dan wanneer de handelszaak in zijn geheel wordt overgedragen. Om het filosofisch uit te drukken: het geheel is meer dan de som van de delen.

De kinderen nemen de zaak over

De grootste kans om zijn portefeuille aan te dikken gaat evenwel aan Johnny voorbij. Noch zijn kinderen noch andere verwanten zijn geïnteresseerd om de groothandel over te nemen. Dat is jammer, want de stopzettingsmeerwaarden zijn vrijgesteld van belasting als de exploitatie wordt voortgezet door de echtgenoot, de erfgenamen of erfgerechtigden in rechte lijn van de persoon die de meerwaarden realiseert.

Dat heet het voortzettingsstelsel. Fiscaal gezien is er dan geen sprake van een overdracht. De meerwaarden die worden gerealiseerd door de overlater zijn volledig en definitief vrijgesteld, omdat de fiscus ervan uitgaat, op basis van een fiscale fictie, dat die er helemaal niet zijn.

De keerzijde van de medaille is dat het voortzettingsstelsel niet zo gunstig is voor de overnemer. Boekhoudkundig moet hij de overgenomen activa boeken tegen de waarde die in de rekeningen van de overlater staat. Het bedrag dat hij ervoor betaald heeft, speelt geen rol. Als de overdrager een actief volledig heeft afgeschreven, moet de overnemer het dus tegen nulwaarde in de boeken opnemen en kan hij het niet meer afschrijven. Dat nadeel is zo groot voor de overnemer, dat hij een veel lagere overnameprijs zal bedingen. Vandaar dat bij veel overnames de partijen vriendelijk bedanken voor het voortzettingsstelsel. In sommige gevallen steekt het niet zo nauw. Uiteindelijk gaat het over een vermogensverschuiving binnen dezelfde familie. De partijen kunnen de situatie corrigeren via een vermogensplanning.

Ignaas Behaeghe Géry Bombeke

Als de beroepsgoederen na de stopzetting eerst voor privé-doeleinden zijn gebruikt, kan de meerwaarde niet als een belastbare stopzettingsmeerwaarde beschouwd worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content