Van Auschwitz tot Maxwell

De Israëlische schrijver-journalist- manager Roman Frister werd in 1928 in het Poolse Bielsko geboren. Hij overleefde Auschwitz, de Stalin-terreur en Robert Maxwell. In zijn autobiografie blikt hij met een bijna ondraaglijke openhartigheid terug op zijn turbulente leven.

Hoe voelt een voldane huiskat zich in vergelijking met een zwerfkat die vrij is om overal in de stad honger te lijden? Vrijheid kan verschillende dingen betekenen.

Met zulke bedenkingen masseert de jonge Roman Frister zijn mentale vermogens terwijl hij als joodse gevangene in het concentratiekamp van Auschwitz-Birkenau vele lotgenoten ziet verdwijnen naar de gaskamers. In zijn magistrale autobiografie Zelfportret met litteken vertelt hij ook zijn prille leven voor de arrestatie en zijn woelige bestaan erna, van armoedig taxichauffeur tot rechterhand van Robert Maxwell, van Pools dissident tot topjournalist en bruisende deelnemer aan orgieën. Je blijft lezen, de 447 bladzijden in één gulzige teug lang. Frister blijkt een ongelooflijk meeslepend verteltalent. Emotioneel wordt het wel een harde dobber. Frister beschrijft immers alles, ook de goorste details, ook de onuitstaanbare wreedheid van de nazi’s en de karikaturale genadeloosheid van de communistische slippendragers. De ijzigste martelingen in Auschwitz en Mauthausen censureert hij niet. Maar ook in de beschrijving van zijn huwelijken, zijn ontrouw en zijn carrière spaart hij niemand, ook zichzelf niet.

CAPTAIN BOB.

Onvermijdelijk puilt het boek uit van de contrasten. De ontbering in de hel van Auschwitz steekt schril af tegen zijn luxeleven als International Media Development Director van het Maxwell-imperium, waarbij hij een rechtstreekse band had met Captain Bob. Maar wat heet luxe? De relatie van de twee koppigaards verliep evenmin stabiel. In 1990 stuurde Maxwell hem van Tel Aviv naar Polen om er zijn imperium uit te breiden.

Enkele dagen voor Maxwells raadselachtige dood op 5 november 1991 nam Frister woedend ontslag. Voor de zoveelste maal trok Maxwell zich nog op de valreep terug uit een overname van een krant of bladengroep. Frister had zich alweer in de grilligste bochten gewrongen om de transactie tot een goed einde te brengen, slaagt erin en stuit vervolgens op de ondoorgrondelijke strategie (of het onmogelijke karakter?) van de bizarre mediatycoon.

Frister beschrijft ook hoe Maxwell aanvankelijk langs kwam in een hotelkamer om zijn contract te bespreken: “Maxwell ging op het bed liggen. De veren kreunden onder zijn gewicht. Hij keek me recht in de ogen. De stoel waarop ik zat, voelde hard en oncomfortabel aan. Ik verwachtte een uitbarsting. Maxwell geeuwde. Er viel een korte, zenuwslopende stilte. Toen hoorde ik de stem van Robert Maxwell, die uit het diepst van zijn buik leek te komen: Deze man lijkt me geen klootzak. Misschien wil ik de komende drie jaar wel met hem opgescheept zitten.” Frister was aangenomen bij de Maxwell Communication Corporation, het imperium dat als een kaartenhuisje ineenzakte nadat de stichter in nooit opgehelderde omstandigheden van zijn jacht in zee sukkelde en verdronk. “Zijn grote lichaam zonk in zee, verzwaard door een molensteen van schulden die in de miljarden dollars liepen.”

HITLER & STALIN.

In 1957 vluchtte Frister als een zilversmokkelaar uit Polen. Via Tsjecho-Slovakije praatte hij zich gewiekst een gat door het ijzeren gordijn. Zijn gezin kan hem later in Wenen vervoegen. Ze emigreerden naar Israël. Aanvankelijk voelde hij nochtans weinig affiniteit met de joodse zaak. Enkele shockerende gebeurtenissen brachten daar verandering in. Toen hij op het punt stond een aantrekkelijke functie te krijgen bij het Poolse toerismeconcern Orbis, werd hij in extremis niet aangenomen. Hij vermoedt dat zijn verleden als dissident hem parten speelt, maar hij krijgt te horen: ” Stalin is dood en met hem zijn alle domme beschuldigingen de wereld uit.” De directeur-generaal van Orbis geeft hem, duidelijk in verlegenheid gebracht, toe: “Ik heb u steeds vermeden omdat ik me ervoor schaamde te moeten vertellen dat de partij u heeft afgewezen. Ze vinden dat er al te veel joden in sleutelposities in staatsondernemingen zitten.” Het is niet de eerste of laatste keer dat hij het primitieve antisemitisme ervaart in Polen, zowel in de katholieke als de communistische versie van het land, zowel bij het volk als de leiding.

Zijn ouders (een gegoede joodse handelsjuristenfamilie uit de Silezische textielstad Bielsko) overleefden de Tweede Wereldoorlog niet. Hij wist zich een tijdlang te redden. Daarvoor waren alle middelen goed, zelfs het rondhossen in het zwarte uniform van de Hitler-Jugend. Het mocht niet baten. Hij overleeft de kampen ternauwernood. Na de bevrijding door Amerikaanse troepen, hoort hij dat de artsen hem opgeven. Frister kwam er echter andermaal door, net zoals hij enkele jaren later alweer een overlevingsstrijd moest voeren tegen de even hilarische als gruwelijke strapatsen van de stalinistische terreur.

Roman Frister, Zelfportret met litteken. Contact, 447 blz., 995 fr.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content